Wetenschap is topsport en dus moet je niet zeuren? Onzin, stelt columnist Casper Albers. We zijn niet allemaal Ronaldo, Lukaku of Mbappé.
Deze maand mocht ik eindelijk fysiek les geven. Na meer dan een half jaar alleen maar tegen de webcam praten, voelde dat als een verademing. Niks is zo mooi als lesgeven, maar dan moet het wel echt zijn. Er is weinig zo saai als tegen een monitor praten.
Het was geen regulier college. Ik stond namelijk voor een groep kinderen van een jaar of tien, georganiseerd door De Jonge Onderzoekers Groningen (tip voor iedereen met kinderen rond die leeftijd: bekijk hun website). We hebben twee uur lang gerekend aan het toeval.
Met behulp van dobbelstenen en blinddoeken hebben we gekeken of we gedachten konden lezen. Waar Daryl Bem de psychologie op z’n kop zette met zijn studie naar buitenzintuiglijke waarneming, dachten de kinderen met mij na over een methodologisch verantwoorde manier om zoiets uit te zoeken; we vonden geen bewijs voor paranormale gaven.
Ik heb in jaren niet zo’n interactief en verfrissend college gegeven. De vingers bleven maar in de lucht schieten en de kinderen waren nog niet door jarenlang onderwijs gevormd om in een specifiek kader te denken en nog niemand had het ze afgeleerd staartdelingen leuk te vinden.
Gedurende de twee uur dat ik op die vrijdagavond dit college gaf, kwamen acht nieuwe e-mails binnen. De werkdruk is nog steeds extreem. Ik had natuurlijk kunnen kiezen om geen gastcollege aan kinderen te geven, dat had niemand mij kwalijk genomen.
Als we niet allemaal superster kunnen zijn, moeten we ook niet gedwongen worden zo te leven
BN’er en viroloog Ab Osterhaus deed onlangs in Het Parool zijn beklag: wetenschap is topsport en geen negen-tot-vijfbaan. Wij moeten niet zo zeuren over die werkdruk. En daar sloeg hij de plank goed mis.
Als de topwetenschappers onder ons zich in het zweet willen werken, moeten ze dat vooral doen. Het probleem is dat dit van iedereen verlangd wordt. Ook van die junior collega met een tijdelijke contract die straks vervangen wordt door een ander met een tijdelijk contract om het onderwijs te geven waar de topwetenschapper geen zin in heeft.
Als we niet allemaal superster kunnen (of willen) zijn, moeten we ook niet gedwongen worden als zodanig te leven. Dat de goedbetaalde spelers van Real Madrid zich 24 uur per dag met een rigide dieet, slaap- en trainingsschema op hun carrière richten: prima. Maar verwacht niet hetzelfde van de reservedoelman van TOP Oss.
Vorige week was het de beurt aan de Rekenkamer (mijn favoriete kamer) om te wijzen op de structurele onderfinanciering. Bij het ministerie werd schouderophalend gereageerd: die academici werken toch wel gratis in hun eigen tijd en dat is goedkoper dan ze daadwerkelijk te betalen voor hun werk. Tegelijkertijd vindt datzelfde Den Haag het prima dat Randstad 300 miljoen winst maakt en toch de 100 miljoen coronasteun niet teruggeeft.
Dit is geen topsport meer en het is de hoogste tijd dat we de rode kaart trekken. Juist degenen onder ons met een vast contract en mooie H-index zouden zich van hun sportieve kant moeten laten zien en zich solidair tonen met de junior collega’s met erbarmelijke contracten.
Naar de keeper van TOP Oss luistert niemand, naar Ronaldo, Lukaku en Mbappé wel.
CASPER ALBERS