Sporten, in de zon zitten en verder niets
Wérken willen ze
‘Fijn weekend’, had Nadien Kamminga nog tegen haar collega’s op het Foodcourt op Zernike gezegd, toen ze op 15 maart moest afsluiten. ‘Dat was heel raar.’ Ze ging daarna maar naar haar moeder in Friesland om daar van de natuur te genieten. ‘Wat moet je anders?’
Maar na anderhalve maand nietsdoen besefte ze hoeveel contacten ze eigenlijk had op haar werk en hoezeer ze die miste. Niet alleen het contact met collega’s, ook bijvoorbeeld het praatje met de schoonmaker die elke dag een kopje koffie bij haar haalde.
Ze heeft elke vrijdag een telefonisch ‘kwebbelkwartiertje’ met een paar collega’s. Maar van die schoonmaker had ze geen nummer. ‘Ik heb hem nog op Facebook gezocht, ik was zó benieuwd hoe het met hem ging. Hij was heel angstig.’
Ik was zó benieuwd hoe het met de schoonmaker ging
Sinds vorige week maandag staat Kamminga weer op het Foodcourt, samen met nog een handvol cateraars. Het is een test om te kijken hoe het gaat. ‘Ik ben wel blij, ja.’ Ze hebben het terras uitgebreid, routes uitgezet, maar het is nog wel erg rustig. ‘Ik moest even in de Kapteynborg zijn en kwam een schoonmaker tegen die van me schrok. Ze wist niet dat het gebouw al open was.’
Dichte kantines
De kantines in de RUG-gebouwen zijn nog wel steeds dicht. De meeste medewerkers, zoals Sjoukje Hiemstra, mogen daarom nog niet aan de bak. Terwijl zij zit te springen om weer aan het werk te gaan, zegt ze. ‘Waarom kunnen de kantines niet weer open?’
Omdat er maar weinig medewerkers zijn en geen studenten, legt contractmanager Jaap Rademaker van de RUG uit. Er is dus gewoon te weinig klandizie. Het grote voordeel van het Foodcourt is dat het een eigen entree heeft en een groot terras waar meer dan dertig mensen op mogen, zolang ze afstand houden.
De universiteit houdt de vinger aan de pols over wat er wel en niet mogelijk is, maar dat kan ook betekenen dat Hiemstra nog maanden thuis zal moeten blijven. ‘Wat ik doe? Ik laat de hond uit, ik fiets veel en hier in het dorp heb ik veel aanspraak’, zegt ze. ‘Maar ik mis mijn collega’s.’
‘Over een paar jaar ga ik met pensioen. Ik weet nu een beetje hoe dat is’, zegt archivaris Alf Tent droogjes. In de lente en de zomer lijkt hem dat nog wel leuk, pensioen. ‘Maar dan het wordt november, december, januari. Ik sla me er wel doorheen, hoor, maar pff…’
Hij woont alleen. ‘Het is zó stil. Gisteravond ook. Doodse stilte.’ Niet dat hij een sombere kluizenaar is. Hij ging afgelopen periode veel fietsen, hij fietst immers ook altijd van Glimmen naar Zernike en zijn conditie wilde hij wel in stand houden. Normaal gesproken heeft hij een druk sociaal leven. Maar de voetbalclub in Glimmen en het zangkoor lagen eveneens stil en de tuin en de zolder waren op een gegeven moment ook wel aan kant.
Hij vond het ook wel lekker, want het was mooi weer, zegt hij opgeruimd. Maar een vakantiegevoel? Nee. ‘Echt de hort op gaan doe je niet.’ Hij is niet bang voor het virus, ‘maar je voelt je toch een beetje bezwaard naar anderen’.
Bezwaard
Dagelijks checkte hij zijn werkmail. ‘Ik heb een paar keer wat dingen kunnen doen op afstand.’ Meer niet. Ook daar voelt hij zich bezwaard om. ‘Je krijgt je salaris, je vakantiegeld; het is misschien mijn calvinistische aard, maar je doet niks voor je werkgever.’
Alf miste zijn collega’s en de contacten bij de faculteiten. ‘Dat vind ik een van de leuke aspecten van het werk.’ Het afscheidsfeestje van een paar collega’s moest door corona ook al worden afgeblazen. ‘Heel jammer.’
Je krijgt je salaris, maar je doet niks voor je werkgever
Vorige week maandag mochten hij en zijn kantoorgenoot Gerard Huizinga – op een zeer veilige vijf meter afstand – ein-de-lijk weer aan de slag. Door paperassen vlooien en rariteiten opduikelen die vervolgens in de houten kast achter hem belanden. ‘Weggooien kan altijd nog.’ Maar veel collega’s ziet hij nog niet. ‘Ik maakte meteen een rondje over het terrein. Desoláát. We zijn een van de weinigen hier.’
Onkruid plukken
Jelmer Kiewiet werkt in de logistiek op de RUG en hij keept. Fanatiek. Alleen wat voetballen voor de gezelligheid is niks voor hem. Hij wil actie. Maar door corona zat hij maandenlang stil. Geen voetbal, geen werk. Alleen wachten. ‘Ik ben op een gegeven moment in de tuin van een kameraad onkruid gaan plukken.’
De afdeling logistiek ging niet helemaal dicht. Er bleven goederen binnenkomen en spullen die verzonden moesten worden. Toch stuurde zijn baas hem naar huis, uit voorzorg, omdat de lange, dunne Kiewiet eens een spontane klaplong had gehad en het onbekend was hoe erg het virus bij hem zou kunnen toeslaan.
‘Wat ik heb gedaan? Sporten, in de zon zitten, verder niets. Ik heb een halve sportschool in de tuin gecreëerd.’ Hij appte zijn collega’s een foto van het gras, met de tekst: ‘Het groeit niet hard genoeg, ik wil maaien.’
Klussen
Gelukkig kon hij zich nog vermaken met een restje van een LOI-studie logistiek. En hij nam twee weken vakantie op om te verhuizen en te klussen. ‘Muurtje slopen, muurtje opbouwen, kozijntjes verplaatsen, muurtjes stucen, behangen, vloertje leggen, tegelen, voegen. Alles zelf gedaan.’
Maar toen begon ook nog zijn geweten te knagen. Want voor het klussen moest hij vaker onder de mensen komen. ‘Ik belde mijn leidinggevende en zei: moet je luisteren, ik ga wél naar de Action en de Gamma en de Karwei, en niet naar het werk. Maar ik loop op het werk minder risico dan als ik door Appingedam loop.’ Dat hielp. Na negen weken niksen mocht hij eindelijk weer. Al is het nog steeds niet erg druk. ‘Maar ik ben blij dat ik weer kan werken.’
Geert Doornbos doet normaal de koffie in de UB. Maar de afgelopen maanden deed hij helemaal niets. Ja, herstellen van een longaandoening. Een beetje in de tuin werken, de hond uitlaten, boodschapje doen, dat was het wel.
‘Ik weet ook niet wat ik heb’, zegt Doornbos met een krakerige stem. ‘Het wordt nog onderzocht.’ Hij was al een paar weken weer halve dagen aan de slag toen corona toesloeg en alles dicht moest. Maar toen de UB mondjesmaat weer open ging – met slechts één koffiemachine aan, voor het personeel – hield zijn leidinggevende hem voor de zekerheid thuis. Al wilde Doornbos het liefst weer aan de slag.
Halve dagen
Drie weken geleden begon hij weer te werken. Die halve dagen waren meer dan genoeg tijd om de UB van koffie te voorzien. Sterker nog: ‘Ik heb apparaten helemaal uit elkaar gehaald. Dat was nu tijd voor.’
Er was nu tijd om de apparaten uit elkaar te halen
Samen met een collega vult hij alle koffieautomaten op de hele universiteit. Twee anderen zijn ontslagen, zegt Doornbos. Te weinig werk. Een groot deel van de 160 machines op de RUG staat niet eens aan. Hij wijst naar een voorraadje melkpakken in de gang van de UB. ‘Die moeten we straks weggooien. Bijna over de datum.’
Het is afwachten hoe het na de zomer gaat. Zijn contract bij Douwe Egberts loopt 17 september af en daarna zou hij in vaste dienst moeten. Maar of DE dan nog koffie serveert op de RUG is maar zeer de vraag, want de vorige aanbesteding is al afgelopen en uit de volgende heeft het bedrijf zich vanwege corona teruggetrokken. ‘Zoals het nu lijkt tot aan december. Gelukkig heeft mijn vriend wel een vast contract. Als magazijnbeheerder, bij Douwe Egberts.’