Borstvoeding hoeft geen gevecht te zijn
Het was altijd zo’n fijn moment, weet psycholoog Sjoukje van Dellen nog. Een intiem samenzijn met haar kinderen, waarbij ze zich terug konden trekken en de dag konden afsluiten.
Het was zelfs zo prettig, dat ze er lang aan bleef vasthouden, veel langer dan de meeste Nederlandse vrouwen. Haar ene zoon kreeg vier jaar borstvoeding, de andere vijf. Ze stopte pas toen haar zoons naar school gingen. ‘Voor ons een natuurlijk moment’, vindt ze.
Nog altijd denkt ze er met liefde aan terug. ‘De intimiteit ervan, als je toekijkt hoe zo’n kereltje, dat even eerder nog druk aan het rondrennen was, heerlijk kalm wordt.’
Bescherming tegen infecties
Dat zouden meer vrouwen mogen meemaken, vindt ze. En niet alleen omdat het geven van borstvoeding fijn is. Het is ook ontegenzeggelijk de meest gezonde optie. ‘Borstvoeding beschermt kinderen tegen infecties en er zijn studies die aantonen dat het invloed heeft op de intelligentie van kinderen. De ontwikkeling van de hersenen gaat beter.’
Daarnaast heeft het kind minder kans op overgewicht of diabetes op latere leeftijd en krijgen de moeders minder vaak borst- of eierstokkanker. De Nederlandse overheid stimuleert vrouwen daarom om ten minste zes maanden borstvoeding te geven. ‘De WHO adviseert zelfs twee jaar’, zegt Van Dellen. ‘En nee, dat geldt niet alleen voor ontwikkelingslanden.’
Sommige vrouwen voelen zich enorm schuldig als ze stoppen met borstvoeding
Maar hoewel 80 procent van de vrouwen na de geboorte van hun kind start met borstvoeding, is dat aantal na zes maanden gedaald tot net 50 procent. Vooral in de eerste weken gooien veel moeders het bijltje er bij neer. Tegelijkertijd vinden de vrouwen die stoppen dat vaak erg jammer. ‘Het is soms echt een gevecht’, weet Van Dellen. ‘Sommige vrouwen voelen zich er enorm schuldig over. Je wilt een goede moeder zijn en als je geen borstvoeding geeft, ben je geen goede moeder, denken ze.’
Groot effect
Het kan anders, ontdekte Van Dellen, toen ze de effecten onderzocht van een borstvoedingsbegeleidingspakket. Jonge moeders kregen daarbij zes consulten van een lactatiedeskundige tot tien weken na de geboorte. ‘Ze maakten dan al voor de bevalling kennis en kregen voorlichting. De deskundige kwam ook in de eerste weken langs en er was telefonisch advies mogelijk.’
Het effect bleek groot. De jonge moeders met begeleiding liepen maar liefst 66 procent minder risico om te stoppen dan de controlegroep. De kans dat ze stopten met volledige borstvoeding – dus zonder bijvoeding – was 54 procent lager, blijkt uit een artikel dat vorige week verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift BMC Public Health.
Van Dellen is niet verbaasd. Toen zijzelf net bevallen was, had ze ook veel baat bij de hulp van een lactatiedeskundige. Van Dellen worstelde met pijn, borstontsteking en spruw. Bovendien weigerde haar zoontje een tijdlang de borst. ‘Het heeft heel erg geholpen dat er iemand was die meedacht, als ik in paniek schoot.’
Tips en tricks
Voor heel veel problemen is immers gewoon een oplossing, weet ze nu. Tepelkloven ontstaan vaak doordat het kind niet goed wordt aangelegd. Verander dat, dan hapt het beter en kunnen de kloven genezen. Probleem opgelost. Borstontsteking? Met koudecompressen kun je de pijn verzachten, met warmtecompressen de doorstroming van de melk verbeteren.
Vroeger had je een moeder of een tante om je te helpen
Ben je bang dat je kindje niet genoeg groeit? Besef dan dat de groeicurve van een kind dat borstvoeding krijgt niet dezelfde is als die van een kind dat flesvoeding krijgt. En heb je te weinig melk? Een te strak voedingsschema is maar al te vaak de oorzaak.
‘Vroeger had je een moeder of een tante in de buurt om je met tips en tricks door moeilijke periodes heen te helpen. Je zag je broertjes en zusjes gevoed worden, of je zag borstvoeding op straat’, zegt Van Dellen.
Vertrouwen
Maar tegenwoordig is dat niet meer zo, waardoor vrouwen het gevoel hebben dat ze er alleen voorstaan. Begeleiding rond borstvoeding kan dat oplossen. ‘Heel belangrijk is de kundigheid van een lactatiedeskundige’, zegt Van Dellen. ‘Die vrouwen hebben er voor gestudeerd. Maar het is ook het vertrouwen dat ze uitstralen, doordat ze al heel veel vrouwen hebben begeleid.’
Toen Van Dellen zelf die eerste hobbels had genomen, ging de rest eigenlijk vanzelf. ‘Ik wilde eerst een half jaar voeden, maar toen dat voorbij was, dacht ik: dit is nog heel fijn. Ik ga het gewoon een jaar doen. Maar na dat jaar wilde ik nog steeds niet stoppen.’
Wel begon ze steeds meer vragen uit haar omgeving te krijgen. “‘Nú is het toch wel tijd om te stoppen!” zeiden mensen dan’, vertelt ze. Het was de belangrijkste reden om zich verder in het onderwerp te verdiepen en uiteindelijk met haar promotieonderzoek te starten. Want hoe lang je een kind aan de borst houdt, ontdekte ze, is sterk cultureel bepaald. ‘Wereldwijd is het gemiddelde vier jaar.’
Aanstootgevend
Uiteindelijk hield ze het dus vol tot haar kinderen naar school gingen. Toch ging dat niet helemaal probleemloos. Op het kinderdagverblijf bleken andere ouders er problemen mee te hebben. ‘Ik voedde mijn zoontje nog voor ik wegging’, vertelt ze. ‘Maar toen kreeg ik het vriendelijke verzoek om dat in een apart zaaltje te doen.’ Het maakte haar verdrietig, zegt ze, ‘dat een moment dat voor mij en mijn zoon zo fijn was, aanstootgevend was voor anderen’.
Mijn fijne moment was aanstootgevend voor anderen
De seksualisering van borsten is daarvan de oorzaak, vermoedt ze. ‘Daardoor voelen mensen zich er niet goed bij om het in het openbaar te doen. Maar dan verdwijnt het borstvoeden dus helemaal uit beeld en daarmee het vanzelfsprekende ervan.’
De Nederlandse overheid, zegt Van Dellen, moet haar verantwoordelijkheid nemen. Er wordt immers wel voorlichting gegeven, maar ondersteuning voor vrouwen is er nauwelijks. Onterecht. ‘Het geven van borstvoeding is niet alleen een last voor vrouwen. Het is van belang voor de hele maatschappij.’
Schuldgevoel
Toch vindt Van Dellen het belangrijk om niet te oordelen. Ze wil vrouwen die toch besluiten te stoppen absoluut geen schuldgevoel bezorgen. ‘Het is nu eenmaal heel complex’, zegt ze. ‘Er spelen allemaal praktische en psychische factoren mee.’
Wat als je geen lactatiedeskundig in kúnt schakelen? Wat als de combinatie met je werk lastig wordt? Als je geen goede plek hebt om te kolven? Als je zure opmerkingen van collega’s krijgt, wanneer je tijd neemt om te kolven? ‘Of stel dat je aan de universiteit werkt’, zegt ze. ‘Je kunt wel kolven, maar daarvan gaat je werklast niet omlaag.’
Die factoren mag je niet verwaarlozen, vindt ze. ‘Mommy wars worden er al genoeg uitgevochten. We zijn allemaal moeders. Laten we elkaar steunen.’