Waar zijn de vrouwen?

Vader en zoon krijgen een auto-ongeluk. De vader is op slag dood, de jongen wordt naar het ziekenhuis gebracht. Als de chirurg de operatiekamer binnenloopt om de jongen te opereren, zegt de chirurg: ‘Ik kan hem niet opereren, hij is mijn zoon!’ Rara, hoe kan dit?

Hoewel de oplossing heel simpel is, lukt het een groot deel van de mensen niet om het juiste antwoord te geven. Blijkbaar zijn vooroordelen over mannen en vrouwen zo diepgeworteld, dat het bij de meesten niet opkomt dat de chirurg de moeder van de jongen is. En dit legt direct de vinger op de zere plek; onbewust schatten we mannen en vrouwen anders in.

Niet om trots op te zijn

Ook op universiteiten speelt dit probleem, want waar zijn de vrouwen? Tijdens de studie gaat het allemaal nog prima, dan is de helft vrouw. Maar daarna gaat het bergafwaarts, tot er gemiddeld nog een schamele 15 procent vrouwen overblijft die de positie van hoogleraar bekleden. De RUG doet het iets beter en had in 2014 20 procent vrouwelijke hoogleraren. ‘Maar beide getallen zijn niet om trots op te zijn’, vindt Ritsert Jansen, decaan bij het talentontwikkelingsprogramma van de RUG.

Talent is zo belangrijk en door vrouwen niet mee te laten doen, verdwijnt een groot deel van dat talent. ‘Terwijl daar ook Einsteins tussen zitten’, zegt Jansen. Daarnaast brengt werken in een gemengd team andere positieve veranderingen met zich mee. Vrouwen kijken anders tegen problemen aan en komen met andere oplossingen en innovaties. Dat ziet Ingrid Molema, voorzitter van de Rosalind Franklin Fellowship commissie, binnen haar eigen team, dat voor de helft uit vrouwen bestaat: ‘Daar heerst toch een andere sfeer of collegialiteit’.

Iedereen is het er dan ook over eens dat er meer vrouwelijke wetenschappers moeten komen, en dat mannen en vrouwen even goed werk verrichten. Maar toch zijn er genoeg voorbeelden van de scheve man-vrouwverhouding op universiteiten. Sommige folders, boeken en brochures over wetenschap beelden vrijwel alleen maar mannen af en in brieven aan hoogleraren wordt standaard een mannelijke aanhef gebruikt. En daar kwam deze maand het NWO-onderzoek naar VENI-aanvragen bij. Bij de beoordeling daarvan worden vrouwen mogelijk benadeeld.

Hoewel er kritiek kwam op de statistieken en het de vraag is of vrouwen echt benadeeld worden, is wel duidelijk dat bij het indienen de vrouwen al zwaar in de minderheid zijn. ‘En dat is waar het om gaat’, zegt Jansen. Blijkbaar gaat er op het pad van promovendi richting de VENI-aanvragen iets fout, waardoor de vrouwen verdwijnen. ‘Dat is niet zozeer een probleem van NWO, maar speelt binnen het hele academische systeem’, vindt Dorina Buda, die dit jaar een VENI ontving voor haar onderzoek naar toerisme in conflictgebieden.

Hij of zij

De onderzoekers noemen het taalgebruik als mogelijke verklaring voor de verschillen tussen mannen en vrouwen. ‘In de documenten voor aanvragers en leden van de beoordelingscommissie wordt vaak gesproken in de hij-vorm, in plaats van hij/zij’, vertelt Naomi Ellemers, een van de onderzoeksters. Dit viel ook Dorina Buda op: ‘Bij een eerdere indiening in 2013 moest ik man-years of research toelichten’, vertelt Buda. Ze ging hier creatief mee om en vulde in hoe haar woman-years of research eruit hadden gezien.

Ook zijn er woorden die we onbewust meer met een man of vrouw associëren. ‘Zoals excellent, ambitieus of avontuurlijk’, vertelt Ellemers. Deze woorden vindt ons onderbewuste meer bij een man passen. En dus kiest een commissie mogelijk eerder voor een man. Maar Jan Kok, hoogleraar moleculaire genetica, die in 2011 en 2012 in een VENI-beoordelingscommissie zat, denkt niet dat hij zich heeft laten beïnvloeden door het taalgebruik: ‘Als ik ‘onderzoeker’ zie staan, dan denk ik zowel aan een man als een vrouw.’

‘Vertel wat je tegenhoudt of waarom je eruit wilt stappen’
Maar is dat wel zo? ‘Het bestaan van een absolute eigen wil is onzin’, aldus Mineke Bosch, hoogleraar moderne geschiedenis. En dit geldt voor het oordelen over anderen, maar ook voor het oordelen over jezelf. ‘Als vrouwen een vacature zien waarin vijf eisen worden gesteld en ze maar aan drie voldoen, solliciteren ze niet, omdat ze denken dat ze niet worden aangenomen. Mannen solliciteren dan juist wel’, vertelt Petra Rudolf, directeur van de Graduate School of Science.

Via een diversiteitsbeleid probeert de RUG mensen bewust te maken van deze verschillen. Want door het te herkennen, kan er op ingespeeld worden. En niet alleen die bewustwording is belangrijk, ook erkenning dat er een gebrek is aan vrouwen in de wetenschap.

Begeleiding

En daarvoor moeten we de cijfers duidelijk hebben. Het jaarverslag geeft enige informatie over het aandeel vrouwen op de RUG, maar er is meer nodig. ‘Ook gegevens over hoe snel mensen hun studie of promotie afronden, welke prijzen en subsidies zijn verkregen en wat het aandeel vrouwen daarin is, moeten we weten’, vindt Bosch. Jansen gaat nog een stapje verder: ‘We moeten ook de kant op van ‘vertel het ons’. Vertel wat je tegenhoudt of waarom je eruit wilt stappen’.

Iemand die dat kan vertellen is Elise Langenkamp. Zij promoveerde in 2010 bij de RUG en vertrok toen naar Zweden, waar ze vier jaar als postdoc werkte. ‘Ik vond het leuk dat je altijd bezig bent met het oplossen van een puzzel’, vertelt Langenkamp. Maar toch stopte ze als postdoc en werkt nu in het bedrijfsleven in Zweden. ‘Uiteindelijk zag ik geen toekomst in de wetenschap’, vertelt ze. Onder andere door het gebrek aan zekerheid en stabiliteit. Maar vooral door de grote concurrentie, waardoor het lastig is een kans te krijgen.

‘Ik heb me ook wel eens een excuustruus gevoeld’
Goede begeleiding vanuit de universiteit zou kunnen helpen. ‘Vroeger had de RUG een mentorprogramma, maar voor zover ik weet, bestaat dat nu niet meer’, zegt Rudolf. Zo’n mentor geeft feedback, beantwoordt vragen, maakt je wegwijs in het werkveld en geeft trainingen. ‘Het zou goed zijn als dit programma terugkwam’, zegt Rudolf.

Geslacht of kwaliteiten

De RUG probeert het aandeel vrouwelijke wetenschappers te vergroten via het Rosalind Franklin Fellowship (RFF) programma. Met het RFF kunnen talentvolle vrouwelijke wetenschappers een tenure track-positie krijgen en uiteindelijk doorgroeien tot hoogleraar. Dit zal het tekort niet oplossen, maar levert wel een bijdrage om meer vrouwelijke wetenschappers te krijgen. Met de kritiek dat het RFF vrouwen zou voortrekken, is Molema het niet mee eens. ‘Zolang er onwenselijk en vooral ook onnodig verschil wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen, is zo’n programma nodig.’

Toch zijn er ook vrouwelijke wetenschappers die een programma speciaal voor vrouwen niet prettig vinden; zij krijgen het gevoel dat ze gekozen worden omdat ze vrouw zijn. Maar dat argument wuift Molema weg: ‘Het gaat om je kwaliteiten’. Maar dat vrouwen zich soms afvragen of ze gekozen worden om hun geslacht of om hun kwaliteiten begrijpt ze wel. ‘Ik heb me ook wel eens een soort excuustruus gevoeld.’

Fellere kritiek is er op het bursalenexperiment, waarbij je promoveert zonder een aanstelling aan de universiteit. Langenkamp zat in Zweden in een soortgelijke situatie. ‘De meeste postdocs in Zweden hebben geen vaste aanstelling en dus geen recht op pensioen of ouderschapsverlof’, zegt Langenkamp. Vervelend, want vaak zitten vrouwen dan op een leeftijd dat ze een gezin willen beginnen. Iets wat bij mannen minder speelt. ‘Die nemen twee weken vrij en gaan dan weer aan slag’, zegt Langenkamp. Vrouwen die aan het bursalenexperiment deelnemen komen in een soortgelijke situatie, waardoor ze beperkt kunnen worden.

Het tekort aan vrouwen zal nog wel even aanhouden. ‘Complexe ziekten zijn niet met één medicijn te bestrijden en dat geldt eigenlijk ook voor dit probleem’, zegt Molema. Ze ziet de oplossing in een combinatie van veranderingen. Bijvoorbeeld door bewustwording te creëren, maar ook door stereotypen uit te roeien: ‘Want er zijn niet alleen maar grijze, stoffige, mannelijke hoogleraren op een universiteit’, zegt Molema. Wel houdt ze de moed erin: ‘Als ik over 18 jaar met pensioen ga, dan zal het beter zijn.’

14-10-2015