R. Kelly
Vorige week bereikte ik een mijlpaal in m’n leven: ik legde 21 hele kilometers af met m’n gammele benenwagen. Dit heb ik aan slechts één iemand te danken: R. Kelly. Een outlier in m’n muziekcollectie, die daar op haast magische wijze in belandde.
We schrijven juli 2013. Over een half uur zou in alle vroegte de bus naar het meerdaagse Melt!-festival vertrekken, maar m’n tas was nog niet eens ingepakt. De stress en het slaaptekort werden me bijna te veel. Ik zocht naar een geschikt liedje om me wat tot rust te brengen. Als in een openbaring schoot I Believe I Can Fly van R. Kelly me te binnen, ook al had ik het nummer jaren niet gehoord en nooit eerder interessant gevonden. Maar vijf en een halve minuut verder had m’n frons plaatsgemaakt voor een dikke glimlach en begon ik helemaal zen aan drie dagen techno.
Tijdens de derde nacht aldaar hobbelde ik van de househoek naar de technotent, hand in hand met een festivalvriendinnetje. En ineens pikte ik in die audiovisuele curry van het festival iets bekends op: ergens waren onmiskenbaar de klanken van I Believe I Can Fly te horen. In al het technogeweld ontwaarden we een handjevol heupwiegende mensen bij een minuscuul podiumpje, bestaande uit een camper met dikke speakers, een luifel en een rode loper. Rozenblaadjes dwarrelden door de lucht. Eenmaal aangekomen bij de camper gingen de mensen als vanzelfsprekend uiteen, om zo een cirkel te kunnen vormen met ons erin. Ik plofte zowat van geluk. Nu is dat nummer de ultieme troef wanneer ik een opzweper nodig heb.
Nieuwsgierig geworden naar de rest van R. Kelly’s werk, kocht ik vorige maand zijn verzamelalbum The World’s Greatest. Met als gevolg een flinke hardloopverslaving, dankzij een overweldigende Pavlov-reactie op zijn muziek.
En dan beschik ik alleen nog maar over die ene dubbel-cd. Een topje van de ijsberg die zijn oeuvre heet. Een rondje internet leerde namelijk dat meneer Kelly nog tien keer zo veel nummers heeft gemaakt. Dat moet me genoeg energie geven voor een stuk of vijf marathons, achter elkaar.