Maritiem archeoloog Van Popta ontrafelt en linkt scheepsrampen
Maritiem archeoloog Van Popta ontrafelt scheepsrampen
Nog nooit lukte het om tegelijkertijd twee Zuiderzeewrakken te identificeren en ook de ondergang van beide schepen met elkaar te verbinden. Maritiem archeoloog Yftinus van Popta van de RUG deed het. Hij achterhaalde de gegevens van twee scheepswrakken en vond uit wat er gebeurde.
De provincie Flevoland is het grootste scheepskerkhof op land ter wereld. In tachtig jaar tijd zijn meer dan 450 wrakken – vaak incomplete houten constructies – in de voormalige zeebodem gevonden en onderzocht. Het blijft vaak gissen welke schepen het waren, waardoor ze zijn gezonken en wat er is gebeurd met de opvarenden.
Persoonlijk leed
‘Elk wrak staat voor een scheepsramp en persoonlijk leed,’ zegt Van Popta. ‘Maar die koppeling is vaak moeilijk te maken. Behalve als de naam van het schip kan worden achterhaald, wat helaas zelden gebeurt. Dan kun je gaan uitpluizen wat voor drama’s zich hebben afgespeeld op het rechtlijnige polderlandschap waar nu aardappelen en uien staan.’
In de jaren 40 van de vorige eeuw, tijdens de drooglegging van de Noordoostpolder, groeven arbeiders duizenden sloten en drainagegreppels om de bodem te ontwateren. In de buurt van Rutten, ten zuiden van Lemmer, werden toen twee scheepswrakken gevonden. Een daarvan droeg de naam Drie Gebroeders.
Van Popta heeft nu met moderne ruimtelijke en archeohistorische onderzoeksmethoden vastgesteld dat het eerste wrak, de in 1878 gebouwde tjalk, inderdaad de Drie Gebroeders was van schipper Sije Geerts van Dijk uit Lekkum.
Obstakel
Die voer samen met zijn vrouw Jantje van Dijk en zijn vier kinderen op 28 juni 1909 in alle vroegte op de Zuiderzee, toen zijn schip plotseling op een obstakel stootte en zonk. Toegesnelde vissers wisten de opvarenden van boord te halen, maar het schip viel niet te redden.
Al snel werd duidelijk dat de Drie Gebroeders op een ander schip was gestoten – het tweede wrak dat tientallen jaren later op dezelfde plek werd ontdekt. Ook dat verhaal heeft Van Popta weten te reconstrueren.
Het tweede schip blijkt nu De Hoop te zijn, van schipper Geert Dinkla uit Ten Post. De Hoop voer op maandag 19 april 1909 onder slecht weer vanuit Kampen naar Veendam. Aan boord waren Dinkla’s vrouw, zes kinderen en een knecht uit Kampen.
Zware golfslag
Ten zuiden van Lemmer kwam het schip door zware golfslag en rukwinden in de problemen. Schipper Dinkla sloeg overboord, maar wist zich vast te klampen aan een sloep, en zag hoe zijn schip en gezin door de zee werden verzwolgen. Pas weken later werden de lichamen van zijn vrouw, kinderen en knecht teruggevonden.
Het tragische nieuws bereikte zelfs koningin Wilhelmina, die met een telegram haar medeleven betuigde en persoonlijk voor financiële ondersteuning van Dinkla en de nabestaanden van de knecht zorgde.