Stolpersteine voor oorlogsdoden RUG
Dertien levens uit de vergetelheid
‘Kijk hem nou’, zegt Mineke Bosch. ‘Daar zit hij met dat kleine ronde brilletje met het notulenboek van de Nederlandse Zionistische Studenten Organisatie in zijn arm geklemd.’
Er zijn nog een paar foto’s van de Groningse student Meijer Stern, telkens met datzelfde brilletje en datzelfde notulenboek, omringd door andere leden van de Joodse studentenclub. Zijn ouders waren het er niet mee eens dat hij lid was, weet Bosch. ‘Die vonden dat je op God moest vertrouwen en niet zo nodig naar Palestina moest willen.’
Wat ze ook weet: samen met de Joodse natuurkundige Boris Kahn maakte Meijer muziek tijdens de rectoraatsoverdracht van september 1940, toen de ‘foute’ oorlogsrector Johannes Kapteyn de leiding van de universiteit kreeg: Debussy speelden ze en Loeillet.
Verweven levens
Vijf maanden later was diezelfde rector verantwoordelijk voor de arrestatie van de Joodse hoogleraar Leo Polak, die nog geen jaar later overleed in het concentratiekamp Sachsenhausen. Ook Meijer Stern en Kahn overleefden de oorlog niet. ‘Daar op dat moment raakten die levens even met elkaar verweven’, zegt ze. ‘Ik vind dat heel ontroerend en heel pijnlijk ook.’
Als je systematisch gaat zoeken moet je veel meer namen vinden
Bosch maakte kennis met Meijer als secretaris van het Representatiefonds van de RUG. Dat fonds wil de universiteit zichtbaarder maken in de stad Groningen. Eén van de manieren om dat te doen is via Stolpersteine – kleine koperen steentjes die in het trottoir worden gelegd voor de huizen waar ooit oorlogsslachtoffers woonden: Joden die uit hun huizen werden gesleurd om te worden gedeporteerd, maar ook verzetsstrijders.
Dertien van dergelijke stenen zijn de afgelopen weken geplaatst – woensdag 4 mei worden ze officieel onthuld door de huidige rector magnificus Cisca Wijmenga. Bosch maakte een klein boekje bij de onthulling, waarvoor ze ook in de levens dook van de mensen voor wie de stenen werden onthuld.
Schaarse informatie
Confronterend, vond ze dat. Informatie is weliswaar schaars, maar toch kwamen deze mensen weer heel even voor haar tot leven. Dat gold dus voor Meijer Stern en zijn muziek, maar ook voor Jetteke Polak, de dochter van Leo Polak. Zij demonstreerde bij de oratie van een nieuwe Duitse hoogleraar interne geneeskunde die in de plaats van een Joodse was benoemd. Als gevolg daarvan werd ze gearresteerd – acht maanden na haar vader. In november 1942 werd ze in Auschwitz vermoord.
Of Kars van den Bergh van studentenvereniging Vera. Hij was lid van een knokploeg, nam deel aan overvallen op drukkerijen om bonkaarten buit te maken. Tot hij hielp bij een wapendropping in juni 1944, die bekend was bij de Sicherheitsdienst (SD). Kars raakte gewond, werd gearresteerd, gemarteld in kamp Vught en werd tien dagen later gefusilleerd.
De universiteit is in de oorlog niet heel weerbaar gebleken
Het schrijven van het boekje maakte dat Bosch heel even contact kon leggen met de studenten en onderzoekers van toen. Maar er viel haar ook iets op. Namelijk dat we eigenlijk helemaal niet weten wie we ons zouden moeten herinneren. ‘Er is nooit systematisch onderzoek gedaan naar de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog aan de RUG’, zegt ze.
Neem die foto met Meijer Stern. Twee van zijn clubgenoten, van wie we mogen aannemen dat ze stonden ingeschreven, zijn tot nu toe onbekende slachtoffers: Julius de Vries en Emanuel Kats. Hun namen ontbreken op de plaquettes in het Academiegebouw. ‘Dus als je systematisch gaat zoeken, dan moet je veel meer vinden’, zegt Bosch.
Namen natrekken
In een boek over de geschiedenis van de universiteit van Amsterdam staan hele lijsten met slachtoffers, zegt ze. ‘Nu is het weliswaar zo dat veel Joodse mensen naar Amsterdam moesten verhuizen, maar die gingen, nee kónden, zich niet meer inschrijven. Dus dat verschil verklaar je daar niet mee.’
Dat moet dringend uitgezocht worden, vindt ze, want ze vreest dat de Joodse gemeenschap op dit moment niet goed wordt gerepresenteerd in herdenkingsverhalen van de RUG. ‘Dan moet je misschien duizend namen natrekken van toenmalige studenten’, zegt ze. ‘Maar dat is echt goed te doen.’
En zeker in deze tijd is dat belangrijk, vindt Bosch. ‘Het is belangrijk dat we ons hen herinneren. Want laten we eerlijk zijn: de universiteit is in de oorlog niet heel weerbaar gebleken. Ik vind het belangrijk om aandacht te besteden aan de mensen die zijn uitgesloten en vermoord. Er zijn er maar zo weinig overgebleven en wij – de leden van de academische gemeenschap – zijn degenen die een zinvolle band met hen hebben gehad.’
1Kars van den Bergh
student geneeskunde
Stationsstraat 3
Kars was negentien toen hij begon aan zijn studie geneeskunde in 1939. Hij werd lid van de gereformeerde studentenvereniging Vera en dat zei wel iets: Veranen waren gemiddeld veel minder geneigd mee te bewegen met de Duitse bezetter dan andere verenigingen. Velen weigerden de loyaliteitsverklaring te tekenen en velen doken onder.
Kars belandde snel in het verzet. Hij was lid van een knokploeg en deed mee aan overvallen op drukkerijen. Hij vertrok later naar Rotterdam, waar hij mensen hielp te vluchten naar België. Deelname aan een wapendropping in Helvoirt in 1944 werd hem fataal. De ploeg was verraden en Kars raakte gewond. Hij werd opgepakt en uiteindelijk gefusilleerd op 29 juli 1944.
Sluit
2Jacob Domela Nieuwenhuis Nyegaard
alumnus
Pelsterstraat 33
Jacob of ‘Koo’ was advocaat in Groningen toen de Duitsers binnenvielen. Hij had in 1926 zijn doctoraal rechten aan de RUG gehaald. Hij trouwde in 1927 in Denemarken, maar had zich daarna toch in Groningen gevestigd.
Na de inval keerde hij zich fel tegen de Duitse overheersing. Zijn huis aan de Coendersweg was het centrale punt van de Orde Dienst, die zich tijdens de oorlog voorbereidde op de tijd na de oorlog.
Jacob werd op 25 september 1944 doodgeschoten op de trap in zijn huis toen de Gestapo hem probeerde te arresteren.
Zijn 74-jarige vader – die bij hem logeerde – vond hem daar en werd uiteindelijk ook zelf gearresteerd en afgevoerd naar het Scholtenhuis, na een openbare scheldkanonnade tegen Hitler en de nazi’s voor het open raam van het huis van zijn vermoorde zoon en een dagenlang protest, waarbij hij oranje kleding droeg in het openbaar.
Sluit
3Boris Kahn
conservator Natuurkundig Laboratorium
Coendersweg 4/2
‘Jonge geleerde, uitstekende hebraïst, kunstzinnig man. Gezondheidstoestand: goed’, staat op de personeelskaart van Boris Kahn van het Joods Lyceum in Den Haag. En: ‘Vorige werkkring conservator natuurkundig laboratorium met leeropdracht mechanica Rijksuniversiteit Groningen.’
Want de Joodse Kahn was in 1941 gedwongen naar Amsterdam te verhuizen en zijn huis aan de Coendersweg te verlaten.
Hij was op dat moment nog maar twee jaar in dienst. Kahn was in 1911 Zwitserland geboren, als zoon van Russische ouders, maar belandde al in zijn kinderjaren in Nederland. Hij studeerde in Utrecht, ging in 1939 in Groningen aan de slag en maakte zelfs muziek bij de rectoraatsoverdracht van 1940.
Maar in 1940 werd hij uit zijn functie ontheven. Hij gaf nog een jaar les op scholen in Leeuwarden en Groningen, maar in 1941 was ook dat voorbij. Hij werd in 1943 opgepakt bij een razzia en een verzoek van de faculteit om hem op een lijst van ‘beschermde Joden’ te plaatsen, werd afgewezen. Kahn werd afgevoerd naar Sobibor en werd daar op 23 juli 1943 vermoord.
Sluit
4Willem Klaassen
student geneeskunde
Schuitendiep 1b
Willem Klaassen heeft nooit een ‘normale’ universiteit gekend. Toen hij in 1941 begon aan zijn studie geneeskunde hadden Joodse medewerkers al een werkverbod.
Over zijn tijd in Groningen is niet heel veel bekend. Wel dat hij al snel betrokken raakte bij het verspreiden van het illegale blad De Ploeg, waarvan er tussen de 500 en 4000 per maand verschenen in Groningen en Den Haag.
Willem verhuisde in 1944 naar Amersfoort, waar hij in augustus werd gearresteerd nadat verschillende verspreiders van De Ploeg waren opgepakt. Hij belandde in het kamp Engerhafe in Oost-Friesland, waar hij als dwangarbeider tankgrachten moest bouwen. De gevangen werden afgebeuld, terwijl medische zorg en hygiëne ontbrak. Als gevolg daarvan braken besmettelijke ziekten uit. Willem bezweek op 28 november, 22 jaar oud.
Sluit
5Denis Mesritz
student rechten
Oostersingel 130b
Denis Mesritz was volgens Duitse definities een half-Jood. Toch leek hij tussen de beperkingen door te kunnen glippen. Hij haalde zonder problemen zijn kandidaatsexamen rechten aan de RUG en in 1942 zijn meestertitel.
Ondertussen zat hij tot aan zijn nek in het studentenverzet. Hij was betrokken bij de Raad van Negen – een organisatie met vertegenwoordigers van alle universiteiten en hogescholen. Denis begeleidde de oprichting en uitgave van hun blad De Geus.
Toen hij eenmaal zijn bul binnen had, vestigde hij zich als advocaat in Den Haag. Daar richtte hij in 1943 nog een illegaal blad op: De Toekomst. Ook nam hij de redactie van het groots opgezette Ons Volk over toen de leiding daarvan in januari 1944 werd gearresteerd.
Vier maanden later viel het doek voor Denis. Hij werd gearresteerd in de trein naar Den Haag en vermoord op 19 maart 1945 in het concentratiekamp Rathenow.
Sluit
6Pieter Oosterlee
student geneeskunde
Oosterstraat 36a
‘Hij kende de grote risico’s die hij liep meer dan goed. Maar een warm hart klopte in hem voor Nederland en zijn inwoners’, schreven de ouders van Pieter Oosterlee in het Nijmeegs Dagblad op 12 mei 1945.
De Groningse geneeskundestudent was zeven maanden daarvoor doodgeschoten bij een poging om de Duitse gevangenschap te ontvluchten.
Pieter was al kort nadat hij zijn studie in Groningen was begonnen weer bij zijn ouders in Nijmegen gaan wonen. Daar werd hij actief in de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Via de onherbergzame Biesbosch hielp hij Britse piloten ontsnappen naar Lissabon en regelde hij persoonsbewijzen voor onderduikers.
Toen in het najaar van 1944 het gebied ten zuiden van de Biesbosch bevrijd was, onderhield hij bovendien contacten met de geallieerden daar. Hij werd echter verraden en gearresteerd op 22 oktober. Hij werd gevangen gezet in de Julianaschool in Tiel en een dag later bij een vluchtpoging vermoord.
Sluit
7Benjamin Pais
student geneeskunde
Oude Kijk in ‘t Jatstraat 69a
Mogelijk hebben Benjamin Pais en zijn studiegenoot Mark Zilverberg elkaar gekend. Misschien zelfs gesteund op hun transport naar Auschwitz. De lotgevallen van de twee lijken immers zo op elkaar.
Benjamin was student geneeskunde en woonde samen met zijn vrouw Sera Meijer bij haar ouders in de Oude Kijk in ’t Jatstraat. Maar op Oudjaarsdag 1944 werd hij opgepakt en gedeporteerd naar Westerbork.
Vier maanden lang verbleef hij daar, tot hij op 5 april op transport werd gezet naar Theresienstadt en van daaruit op 18 mei naar Auschwitz. Daarna is nog bekend dat hij deel uitmaakte van een ziekentransport van Schwarzheide naar Bergen-Belsen – een transport waar ook zijn collega-student Max deel van uitmaakte. Hij stierf daar op 1 maart 1945.
Sluit
8Jetteke Polak
student geneeskunde
Van Houtenlaan 52
Haar vader, de bekende Leo Polak, was al gearresteerd en op transport gezet naar de concentratiekampen. Maar dat weerhield de Joodse Jetteke Polak er niet van om op 21 oktober 1941 demonstratief te gaan posten bij de oratie van een nieuwe Duitse hoogleraar geneeskunde. Deze moest de plaats innemen van de Joodse Leonard Polak Daniels die uit zijn functie was gezet.
Samen met vijf andere – mannelijke – studenten postte Jetteke – lid van Magna Pete en de Nederlandse Zionistische Studenten Organisatie – bij het Academiegebouw om te zien welke hoogleraren naar binnen gingen. Verreweg de meeste hoogleraren en studentenvertegenwoordigers boycotten de plechtigheid immers.
De studenten werden gearresteerd. De mannen werden afgevoerd naar kamp Amersfoort en kwamen – op een na – weer vrij. Jetteke ging naar het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück bij Berlijn en werd in november 1942 in Auschwitz vermoord.
Sluit
9Leo Polak
hoogleraar wijsbegeerte
Van Houtenlaan 52
Was Leo Polak nu maar met zijn gezin naar de New School for Social Research in New York gegaan toen hem daar in december 1940 een professoraat werd aangeboden. Dat was immers in dezelfde periode dat hij, nadat hij in november 1940 als Joodse hoogleraar was geschorst, heftig tegen die schorsing protesteerde.
De beroemde filosoof en vrijdenker schreef daar verontwaardigde brieven over naar zijn collega’s bij letteren en wijsbegeerte én naar rector magnificus Kapteyn – brieven waarin hij de Duitse bezetter als ‘de vijand’ aanmerkte.
Die brieven liet de rector vervolgens lezen aan de Duitsers, die nu een aanleiding hadden Polak te arresteren. Dat gebeurde op 15 februari 1941.
Polak werd verhoord in het Scholtenhuis en daarna overgebracht naar de Leeuwarder Strafgevangenis. Ondertussen werd hij ook officieel ontslagen, zijn pensioen werd ingetrokken en zijn gezin uit hun huis gezet.
Polak werd op 7 mei naar Sachsenhausen gebracht en op 9 december 1942 vermoord.
Sluit
10Leonard Polak Daniels
hoogleraar geneeskunde
Eemskanaal 3
Al in 1933 zette hoogleraar interne geneeskunde Leonard Polak Daniels zich in om Joodse studenten te helpen die de Duitse repressie probeerden te ontvluchten. Jammer genoeg waren die niet heel welkom in Nederland – ook niet in Groningen.
Er waren in september 1933 al zo’n 35 verzoeken ingediend van Joden die in Groningen verder wilden studeren. Maar in Nederland was er angst voor ‘overbevolking’ van de universiteit en het verdringen van Nederlanders op de arbeidsmarkt. Polak Daniels pleitte weliswaar hartstochtelijk voor toelating van zoveel mogelijk studenten, maar de meeste verzoeken werden afgewezen door de minister die hierover moest beslissen.
Polak Daniels weigerde bovendien voortaan nog een voet op Duitse bodem te zetten en sloeg als rector magnificus een officiële uitnodiging van een congres van de Universiteit van Heidelberg af: een unieke, politieke uitspraak.
Maar na de inval van de Duitsers en het bombardement van Rotterdam, maakte hij zich geen enkele illusie over wat de toekomst hem zou brengen. Polak Daniels, die op dat moment met zijn vrouw bij hun zoon Anselmus in Den Haag logeerde, besloot zijn einde zelf te kiezen. Geholpen door hun zoon namen zijn vrouw en hijzelf op 14 mei 1940 een slaapmiddel, gevolgd door een dodelijke injectie met cyaankali.
Sluit
11Salco van Staveren
student geneeskunde
Oosterhaven 17
Al in de oorlogsjaren waren er studenten die niet zo veel op hadden met de ontgroeningspraktijken van Vindicat. Samuel, of Salco, van Staveren was een van die studenten.
De geneeskundestudent was op 1 oktober 1940 aan de Oosterhaven gaan wonen en als enige Joodse student lid geworden van de Groene Uil – een vereniging van studenten die zich niet wilden onderwerpen aan de ontgroeningen. Binnen die vereniging was hij een enthousiast deelnemer aan het cabaret.
Maar heel lang kon hij niet van zijn studietijd genieten. Hij moest gedwongen verhuizen naar Amsterdam op 3 februari 1942. Daar werd hij vervolgens naar Westerbork getransporteerd. Hij trouwde nog in het doorgangskamp – slechts een paar dagen voor hij met zijn bruid op transport werd gezet naar Auschwitz. Daar werd Salco op 6 september 1642 vermoord.
Sluit
12 Meijer Stern
student geneeskunde
Tweede Willemsstraat 48b
Student geneeskunde Meijer Stern was erbij toen de oorlogsrector Kapteyn werd benoemd in september 1940. Hij was een van de muzikanten die de rectoraatsoverdracht voorzag van muzikale omlijsting – samen met de eveneens Joodse natuurkundige Boris Kahn.
Enkele maanden daarna deed diezelfde Kapteyn echter niets om te voorkomen dat Joodse hoogleraren uit hun ambt werden gezet en verried hij Leo Polak aan de Duitsers.
Meijer was een geboren Groninger. Hij was lid van de toneelvereniging van het Praedinius Gymnasium en lid van het synagogekoor. Toen hij studeerde, werd hij – tegen de zin van zijn ouders – lid van de Nederlandse Zionistische Studenten Organisatie.
Hij verloofde zich in 1942 met Jeanette Cohen en samen vertrokken ze – waarschijnlijk verplicht – naar Amsterdam. Daarna? Het lijkt erop dat hij met zijn vrouw probeerde te ontsnappen naar Zwitserland. Het tweetal werd opgepakt vlakbij de grens in het Franse Pontarlier. Vandaar ging hij naar het doorgangskamp Drancy en werd hij gedeporteerd naar Auschwitz, waar Meijer Stern op 30 september 1942 werd vermoord.
Sluit
13Max Zilverberg
student geneeskunde
Anna Paulownastraat 9a
Geneeskundestudent Max Zilverberg zat al bijna een jaar in kamp Westerbork toen zijn familie uit de Anna Paulownastraat daar ook naartoe werd gebracht. Hij zou er nog bijna een jaar blijven, wat hem tot een van de langstzittende ‘bewoners’ van het kamp maakte. En dat maakte weer dat hij op 5 april 1944 naar Theresienstadt werd gedeporteerd en niet naar Auschwitz, waar hem meteen de gaskamer had gewacht. Hij stond namelijk op een lijst van ‘Juden, die sich um den Aufbau und den Lagerbetrieb von Westerbork verdient gemacht haben’. Hetzelfde transport waarop ook zijn collega-student Benjamin Pais was geplaatst.
Het hielp hem allemaal niets, want op 18 mei werd hij – net als Benjamin – alsnog naar Auschwitz gebracht, waarna hij – alweer net als Benjamin – in februari 1945 met een ziekentransport naar Bergen-Belsen werd overgebracht.
Max maakte de bevrijding van Bergen-Belsen nog mee, maar overleed er alsnog op 31 mei 1945, slechts enkele weken na de bevrijding van het kamp.
Sluit