Universiteit

Petrus Camper en het kolonialisme

Wat we niet zien…

De beroemde RUG-anatoom Petrus Camper (1722-1789) was tegen slavernij. Maar toen een oud-student het hoofd van een overleden zwarte vrouw roofde en dat naar hem opstuurde, vond hij dat geen probleem. Een nieuwe tentoonstelling in het Universiteitsmuseum laat zien hoe kolonialisme en wetenschap in de achttiende eeuw onlosmakelijk verbonden waren.
19 maart om 10:27 uur.
Laatst gewijzigd op 19 maart 2025
om 14:22 uur.
maart 19 at 10:27 AM.
Last modified on maart 19, 2025
at 14:22 PM.
Avatar foto

Door Christien Boomsma

19 maart om 10:27 uur.
Laatst gewijzigd op 19 maart 2025
om 14:22 uur.
Avatar foto

By Christien Boomsma

maart 19 at 10:27 AM.
Last modified on maart 19, 2025
at 14:22 PM.
Avatar foto

Christien Boomsma

Christien is sinds 2016 achtergrondcoördinator bij UKrant. Ze plant de achtergrondverhalen en begeleidt de auteurs. Bij haar eigen verhalen ligt de focus op wetenschap en academisch leven. Daarnaast schrijft ze veel over onderwerpen als sociale veiligheid en maakt ze graag persoonlijke interviews. In haar vrije tijd schrijft ze jeugdboeken en geeft schrijftrainingen. Meer »
Christien has been background coordinator at UKrant since 2016. She plans background stories and supervises authors. Her own stories focus on science and academic life. She also writes widely on topics such as social safety and enjoys making personal interviews. In her spare time, she writes children’s books and gives writing training courses. More »

Deze tentoonstelling gaat over wat je níet ziet.

Wat niet te zien is: de schedel van een Khoikhoi-vrouw die zo’n 250 jaar geleden overleed in een plaatsje dat nu Gordon’s Bay heet, ten oosten van Kaapstad in Zuid-Afrika. Een vrouw die volwassen kinderen had en van wie zelfs de stem nog is beschreven, maar die een dag na haar begrafenis uit haar graf werd geroofd. Haar hoofd werd naar Nederland gestuurd. 

Wat ook niet te zien is: de oren van diezelfde vrouw, op sterk water, zodat iedereen de uitzonderlijk donkere kleur van haar huid kon zien.

Er is nog veel meer weggelaten: stukjes huid op sterk water, diverse lichaamsdelen, genitaliën zelfs en nog meer schedels. Deze tentoonstelling laat immers geen van de menselijke resten zien uit de nalatenschap van de beroemde anatoom Petrus Camper, die tussen 1763 en 1773 hoogleraar was in Groningen. 

Nalatenschap

Dat kan ook niet, vinden de samenstellers. Immers: de tentoonstelling ‘Verstrengelde verhalen’, die vorige week opende in het Universiteitsmuseum, gaat over de manier waarop de nalatenschap van Camper is verweven met kolonialisme en de ontwikkeling van wetenschappelijk racisme. En dat betekent dat je niet net kunt doen alsof de menselijke resten die nu al meer dan tweehonderd jaar in het bezit zijn van de RUG, enkel ‘objecten’ zijn. 

Dit is een voormoeder die niet is waar ze hoort te zijn, in haar graf

‘Voor ons zijn deze voorwerpen 250 jaar lang onderwerp van studie en onderzoek geweest, of iets om je aan te vergapen in een museum. Maar voor anderen zijn ze bijvoorbeeld een voormoeder die niet is waar ze hoort te zijn, namelijk aan de andere kant van de wereld, in haar graf’, zegt museumdirecteur Lars Hendrikman.

De tentoonstelling komt voort uit het project Pressing Matter: Ownership, Value and the Question of Colonial Heritage in Museums van de Nationale Wetenschapsagenda. Dat houdt zich bezig met de manier waarop kolonialisme doorwerkt in de Nederlandse samenleving. De omgang met en restitutie van ‘koloniale objecten’ maakt daar een belangrijk deel van uit. En Petrus Camper – een van de helden van de Groningse universiteitsgeschiedenis – had véél van die objecten. 

De ‘leevendige orang’ 

De orang oetan van prins Willem V, aardbeien etend. Doek, 109 x 89 cm - Herzog Anton Ulrich Museum, Braunschweig

Op zondag 9 juni 1772 kwam het VOC-schip ‘Ritthem’ aan op Texel, na een reis van drie maanden vanuit Kaap de Goede Hoop. Aan boord een ‘leevendige’ orang-oetan uit Banjarmasin op Borneo.

‘’T Dier maakt wel geen aangename vertooning, en is zeer log, maar teffens in ’t minste niet quaadaardig, en laat zich behandelen zoals men zelf wil, lustende ook wel een glaasje witte wijn en weet de kurk ook van de vles te ligten, als dezelve niet, al te vast daar in gestopt is. Sijnde egter wat kouwelijk en rolt zich uijt dien Hoofde in een kombaers, wanneer hij in zijn hock gaat.’

Eerdere pogingen van Camper en andere wetenschappers om levende orang-oetans naar Nederland te krijgen, waren mislukt. Dit exemplaar kreeg vanaf juli een plekje in de dierentuin van Willem V. 

Daar kreeg hij een leren band om zijn nek, met een ketting die was bevestigd aan een lange, opstaande ijzeren staaf. Eenmaal wist het dier zich los te maken, klom op de balken van de kooi en ontkurkte een fles wijn. Drie mannen moesten hem tegen de grond werken om hem de halsband weer om te krijgen – strakker deze keer. De ketting zat voortaan met een kram aan de vloer genageld, zodat het dier niet meer kon ontsnappen.

De ‘leevendige orang’ werd echter al snel ziek en overleed op 22 januari 1777. Camper ontleedde het dier en schreef: ‘Het is het niet onwaarschijnlijk; dat gebrek aan behoorlyke beweging, aan bekwaam voedzel, en vooral aan hunne gewoone warme lucht, de voornaamste oorzaak is van den schielyken dood deezer dieren in onze koude gewesten.’

Anatomisch onderzoek

Camper staat internationaal vooral bekend vanwege zijn metingen aan de ‘gelaatshoek’, waarmee hij mensen in verschillende ‘landaarden’ indeelde. Voor hem had dat niets te maken met racisme: hij classificeerde alleen. Maar sinds in de negentiende eeuw rassenwetenschappers er met zijn werk vandoor gingen, heeft zijn reputatie te lijden gehad. 

Maar in zijn eigen tijd was hij beroemd vanwege zijn vergelijkend anatomisch onderzoek. Hij was een van de eersten die mensen van kleur ontleedde in Nederland. En daarnaast onderzocht hij talloze dieren – van miereneters en neushoorns tot zonnevissen en leeuwen. Alleen moest hij daar wel aan zien te komen.

‘We weten dat er koloniale relaties in het spel waren om de overblijfselen van mensen en dieren naar Nederland te krijgen’, vertelt gastcurator Lisette Jong. ‘We hebben het over de schedel van die Khoikhoi-vrouw en andere schedels van mensen die mogelijk tot slaaf gemaakt zijn, maar er waren ook orang-oetans uit Borneo en olifanten uit Sri Lanka.’

Objecten opsturen

Camper gebruikte zijn uitgebreide netwerk aan kennissen en oud-studenten die waren uitgezwermd over de hele wereld en vroeg hen om hem objecten toe te sturen. 

There’s another side to who he was and what his legacy is

Zo wist hij zelfs een Kaapse leeuw en een blauwbok te bemachtigen – dieren die allebei heilig zijn voor de Khoikhoi, maar inmiddels uitgestorven. Die opgezette dieren gingen waarschijnlijk verloren toen het Academiegebouw in 1906 in vlammen opging. Andere dieren – zoals twee jonge olifantjes – werden levend naar Nederland gestuurd, waar ze vaak in erbarmelijke omstandigheden werden gehouden, als ze de reis al overleefden.

Dát is waar deze tentoonstelling de aandacht op wil vestigen. ‘We willen verder kijken dan de hagiografieën’, zegt gastconservator Paul Wolff Mitchel. ‘Er zit een andere kant aan hem en aan zijn nalatenschap die zelden onderwerp van gesprek is geweest.’

Herkomst achterhaald

Camper was niet de enige die op deze manier wetenschap bedreef. Maar zijn collectie, die sinds 1820 in Groningen wordt bewaard, is wel ideaal om inzicht te geven in het wetenschappelijk bedrijf in de achttiende eeuw. Onderzoekers doken de archieven in om zo veel mogelijk informatie te achterhalen over de diverse objecten door ze te linken aan bijvoorbeeld de brieven van Camper.

Als je het hele verhaal kent, kijk je anders naar overblijfselen in musea

‘Deze objecten zijn losgekoppeld van hun geschiedenis’, vertelt Wolff Mitchell. ‘Maar als je het hele verhaal kent, in dit geval een nogal gruwelijk, gewelddadig verhaal met een directe link naar grafroven, dan zorgt dat ervoor dat je anders kijkt naar overblijfselen in musea. Of die nou van mensen of van dieren zijn.’

Zo wist Wolff Mitchell precies te achterhalen welke van de schedels in het museum toebehoorde aan de Khoikhoi-vrouw die Campers oud-student Hendrik le Sueur hem toestuurde vanuit Zuid-Afrika. ‘De zeergeleerde Le Sueur schreef mij eind januari 1774 dat hij […] het hoofd van deze oude vrouw, na haar dood had afgesneden en meegenomen’, schreef Camper over de schedel.

Maar er is meer: Jong wist de kop van een jonge orang-oetan op sterk water uit de collectie te linken aan de tekeningen van Camper. Zijn oud-student Johannes Paulus Hoffman, op dat moment chirurgijn in Batavia, stuurde het dier in 1770 op, bewaard in de lokale sterke drank arak. Bij aankomst bleken de organen tot moes vergaan, maar Camper maakte een afgietsel van de kop, spande de huid eroverheen en bewaarde dat. Die kop is wél te zien op de tentoonstelling, net als het oog van een olifant afkomstig uit de persoonlijke dierentuin van Willem V. Het dier overleed na vijf jaar, waarna Camper het op zijn landgoed bij Franeker ontleedde. 

Medeleven

Samen met schilderijen, tekeningen, audio en videomateriaal nodigen ze de bezoeker uit om na te denken, zegt Wolff Mitchell. ‘Door die verhalen kijk je met meer empathie naar ze’, zegt hij. ‘En dat is ook waar deze tentoonstelling om draait.’

En dan? Van talloze andere objecten uit Campers collectie is nog geen herkomst bekend. ‘Universiteiten en musea zullen blijven worstelen met de koloniale erfenis van hun collecties en hun academisch erfgoed.’

Maar het is ook belangrijk om te bedenken dat Camper een casestudy vormt. ‘Het is heel belangrijk om verder herkomstonderzoek te doen, en ik denk zeker dat we meer informatie kunnen achterhalen’, zegt Wolff Mitchell. ‘Maar ik denk ook dat als we Campers collectie kritisch bekijken in zijn context, dat we dan veel meer inzicht krijgen in zijn tijd dan wanneer we hem als individu bestuderen.'

Het oog van de olifant

Foto Emma van der Stel

Een olifant, concludeerde Petrus Camper, kan niet huilen. Ze hebben geen traanbuis, ‘zelfs geen spoor van zulk eene opening’. Wimpers hadden ze wel, maar beslist niet ‘acht duimen lang’, zoals wetenschappers in zijn tijd soms beweerden. ‘Ik bewaare nog het Oog in zyn geheel met de Oogleeden, om dit alles te bevestigen’, schreef hij in 1774.

Het was een van de belangrijkste uitkomsten van achttien lange dagen waarin Camper een olifant uit de dierentuin van Willem V had ontleed. Het dier was half februari overleden en daarna naar zijn landgoed in Friesland vervoerd, waar hij probeerde uit te zoeken hoe olifanten en mensen van elkaar  verschilden. Dat paste in een lang debat over olifanten als de ‘grootste mens onder de dieren’. Ze golden als sensitief en trouw. Er waren zelfs onderzoekers die geloofden dat olifanten seks hadden met het mannetje boven en het vrouwtje onder. Vanwege gêne aan de kant van de olifant werd dat echter nooit waargenomen.

Ook dat laatste leek Camper zeer onwaarschijnlijk na talloze tekeningen en observaties. Wel meende hij dat de olifant in de rangorde het dichtste bij de mens stond. 

Wat Camper niet deed, was zichzelf de vraag stellen of het oké was om zo’n dier te vangen en te gebruiken, waarna het vaak snel overleed. Andere natuurwetenschappers en abolitionisten uit zijn tijd deden dat wel. Zij meenden dat de dieren stierven aan heimwee en ellende over hun gevangenschap. Net als bij tot slaaf gemaakten had dat gevoel zich in de ‘diepten van hun hart’ genesteld.

Engels