Liesje sluipt vijftien kilometer per dag
De avonturen van een kat op Zernike
Tuurlijk had ik het wel eens gehoord: katteneigenaren moeten hun dieren binnen houden, want ze vreten massaal jonge vogels. RUG-ecoloog Chris Smit pleitte vorig jaar zelfs voor een proefproces omdat ook de Natuurbeschermingswet loslopende katten verbiedt.
Maar dat ging natuurlijk niet over ónze katten. De rooie zien ze al van verre komen, als ze überhaupt het huis verlaat. En de ander… Tja, dat is Liesje, die is zielig.
Dachten we.
Liesje noemen we ook wel Iejoor, naar de neerslachtige ezel in Winnie de Poeh. Vooral wanneer ze door het huis sjokt, de stuiterende kattenspeeltjes negerend.
We noemen haar Floddertje, naar het meisje dat alles vies maakt. Vanwege de teken en zaadbolletjes die we vrijwel dagelijks uit haar vacht plukten.
En we noemen haar Grijze Jager, naar de boeken over een jongen die zich ongezien door een open veld kan verplaatsen. Niet om haar jachtinstincten, maar omdat ze ‘s ochtends steevast tussen onze benen door sneakt om vervolgens de hele dag op een bed te liggen ronken.
Dagen weg
We vonden haar nooit, maar uiteindelijk sjokte ze wel altijd weer naar binnen
Dat was ook de reden dat ze soms dagenlang weg was, vermoedden we. Dat ze ergens naar binnen glipte om te slapen en zich dan per ongeluk had laten opsluiten. De eerste keren trokken we nog liefkozingen roepend door de buurt, hopend dat we haar klaagzang uit een garagebox zouden horen komen. We vonden haar nooit, maar uiteindelijk sjokte ze wel altijd weer naar binnen, terwijl wij ons bleven afvragen waar ze was geweest.
En nu weten we het. Liesje zit niet in een garagebox, of bij de buren op schoot; ze gaat verder. Kílometers verder, naar de universitaire jachtvelden van Zernike.
Het was nog zomer toen we hoorden dat onze buurman zijn gps-tracker wel wilde uitlenen. Hij zou toch op de katten passen, terwijl wij op vakantie gingen naar Italië. ‘Het ding is wel erg groot, hoor, voor een kattennek’, mauwden de kinderen. Maar onze nieuwsgierigheid was groter: we wilden weten waar ze steeds uithangt.
‘Koffertje’ om de nek
Dagen na ons vertrek – toen ze na één van haar avonturen weer opdook – hing de buurman het ‘koffertje’ om haar nek. Dezelfde avond zag ik op de camping in Italië de eerste melding van de app die elke tien minuten haar locatie checkt. Liesje was bij de Dragant – het voormalige Selwerd III.
Dat was niet de laatste keer. Eén keer bleef ze zelfs een hele dag bij de studentenflat. De gps is niet supernauwkeurig, maar ik moest vanuit mijn hangmat toch concluderen dat Liesje ín de flat was. In een appartement of misschien de gezamenlijke keuken, gok ik.
Dat kan, zegt conciërge Tiebolt Cusiël na terugkomst. De studenten zouden volgens hem het liefst een kat adopteren. De nieuwste nieuwsgierige kat, waar de halve flat zich om bekommert, hebben ze al een naam gegeven: ‘Turbo’. Er staat een bakje en een kleedje voor hem in de gang en er is druk appverkeer in de groepsapp over het beest.
De volgende ochtend toonde de app een explosie van blauwe lijnen
‘Maar het is wachten tot er iemand allergisch is, of bang, of een antipathie heeft tegen katten’, zegt Cusiël. ‘Dus het kan niet. Het staat ook in de huisregels: huisdieren verboden.’ Gelukkig maar, denk ik.
Feringa Building
In mijn hangmat in Italië ging de sudoku intussen regelmatig aan de kant om te zien waar Liesje uithing. Bij de bouwplaats van de Feringa Building. Bij Nijenborgh 4. Bij de Zernikelaan, het Duisenberggebouw, de sportvelden, Biblionet. Boeken terugbrengen, grapten we. Jammer voor Lies, het is al middernacht, die doen niet meer open.
De volgende ochtend toonde de app een explosie van blauwe lijnen. Liesje bleek het héle Zernikecomplex over geracet. Langs de Linnaeusborg naar de tentamenhal, opnieuw over het bouwterrein tot de kassen naast de Linnaeusborg en uiteindelijk bij het ochtendgloren via het uitvaartcentrum weer terug naar huis.
Het uitvaartcentrum bleek ook een trekpleister. Uren hing ze rond bij de entree. Leidde haar zware gemoed haar naar deze tempel van het afscheid? Of lag ze er een muisje krakend naar binnen te werken?
Tentamen maken
De volgende ochtend zagen we een soortgelijk patroon: via de Dragant door het tunneltje en dan naar de campus. Soms even een tentamen maken, even bij CIT langs, bij de bouw kijken en heel vaak naar Nijenborgh 4. Maar ook naar de Linnaeusborg. Het leek of ze daar het schuine dak opliep. Tot aan de rand toe.
Eén keer zag ik dat ze tussen de dierverblijven achter de Linnaeusborg liep. Ongetwijfeld met haar neusje in de lucht, verlangend naar fladderende hapjes achter het gaas.
Dat is goed mogelijk, vertelt Martijn Salomons, hoofd van de afdeling dierverzorging later. Voor mensen is het terrein grondig afgesloten met puntig hekwerk en prikkeldraad. ‘Maar een klein dier als een kat kan er wel komen.’ Niet in de hokken, maar wel op het terrein.
Er kan ook een buizerd overvliegen of een hermelijn langskomen waarvan dieren schrikken
Dat heeft geen invloed op het onderzoek, denkt Salomons. Dat de dieren stress ervaren, maakt weinig uit. ‘Het zijn langlopende onderzoeken naar bijvoorbeeld gedrag of levensduur’, legt hij uit. ‘Dat er een keer een kat langsloopt, maakt niet uit.’ Er kan ook een buizerd overvliegen of een hermelijn langskomen waarvan dieren schrikken, zegt hij berustend. ‘Dat is nu eenmaal het gevolg van proeven in de buitenlucht.’
Maar de proefdieren zijn niet de enige beesten op de campus. Dus wat vreet onze nachtbrakende campuskat, die we zelfs bij EnTranCe rond zien lopen, verder uit?
Verontrustend vermoeden
RUG-ecoloog Raymond Klaassen heeft een verontrustend vermoeden. Een paar jaar geleden deed hij iets noordelijker, aan de andere kant van het Van Starkenborghkanaal, een onderzoek naar katten. Hij voorzag katten uit de omgeving van zendertjes en registreerde hoe ze met gemak een paar kilometer van huis dwaalden. ‘Er was geen plek waar ze niet konden komen.’
Hoeveel ze precies vingen weet hij niet, maar volgens de Vogelbescherming vangen alle Nederlandse katten samen zo’n 18 miljoen prooien. ‘Ik had ze graag ook een camera omgehangen,’ zegt hij.
‘Maar het is dermate hoog dat je kan verwachten dat het een effect heeft op populatieniveau. Zeker in het broedseizoen, als de jongen net uit het nest zijn en nog niet kunnen vliegen.’ Die zitten dan een paar dagen op de grond. ‘Dat is de gevaarlijkste periode, dan vallen er heel veel slachtoffers.’
Hij vindt het dan ook niet kunnen dat mensen hun katten los laten lopen in het broedseizoen. En dat is een flinke periode: van mei tot begin augustus.
Aangelijnd
Klaassen maakt, in navolging van de Amerikaanse onderzoeker Pete Mara, de vergelijking met honden: ‘Vroeger waren er veel problemen met honden die mensen beten. Toen is op een gegeven moment gezegd: dit kan niet meer, die honden moeten achter een hek of aangelijnd.’ Precies dat zou nu dus ook met katten moeten gebeuren.
Maar moeten we onze Grijze Jager de hele zomer aan huis kluisteren? Dan wordt ze alsnog depressief. Kan ze niet een belletje om?
Helpt niets, zegt Klaassen. Katten sluipen immers. Als een vogel het belletje hoort, is het te laat. Wel een idee: een fel gekleurde clownskraag van een centimeter of tien. ‘Vogels zijn heel visueel ingesteld.’
Al helpt het jonge vogeltjes niet. Die blijven een erg makkelijke prooi voor katten. En dat is ook zielig, meent Klaassen.