Wetenschap

Uitvinder van de elektrische auto

De briljante kwajongen

Hij reed met een stoomwagen door Groningen, bouwde een elektrische auto en zelfs een gloeilamp, ver voordat Edison dat deed. Sibrandus Stratingh was een briljante visionair, ‘maar ook ook een beetje een kwajongen’.
13 december om 13:23 uur.
Laatst gewijzigd op 14 december 2021
om 13:09 uur.
december 13 at 13:23 PM.
Last modified on december 14, 2021
at 13:09 PM.
Avatar photo

Door Christien Boomsma

13 december om 13:23 uur.
Laatst gewijzigd op 14 december 2021
om 13:09 uur.
Avatar photo

By Christien Boomsma

december 13 at 13:23 PM.
Last modified on december 14, 2021
at 13:09 PM.
Avatar photo

Christien Boomsma

Christien is sinds 2016 achtergrondcoördinator bij UKrant. Ze plant de achtergrondverhalen en begeleidt de auteurs. Bij haar eigen verhalen ligt de focus op wetenschap en academisch leven. Daarnaast schrijft ze veel over onderwerpen als sociale veiligheid en maakt ze graag persoonlijke interviews. In haar vrije tijd schrijft ze jeugdboeken en geeft schrijftrainingen.

Hij ontwierp een stoomwagen. Niet zomaar één: iets dat dicht in de buurt kwam van een auto. En dat was in 1834: jaren voordat er stoomtreinen reden in Nederland en al helemaal voordat de eerste auto – een Benz Victoria – door Den Haag reed in 1896.

Hij maakte de eerste elektrische auto ter wereld. In 1835. Oké, het was meer een plank met wieltjes, een accu erop en een motor, maar het was wel de eerste keer dat een elektromotor werd ingezet om iets voort te bewegen.

Scheikunstenaar

Hij was ook de eerste die chloor inzette om een epidemie te bestrijden, toen de mysterieuze Groninger ziekte in 1826 tien procent van de Stadjers het leven kostte. En dan was er nog de gloeilamp. Die vond hij uit in 1830, 49 jaar voordat Edison hetzelfde deed.

De negentiende-eeuwse onderzoeker Sibrandus Stratingh was dus niet zomaar iemand. Hij was een ‘scheikunstenaar’ zoals een van zijn vrienden hem noemde. En hoewel hij nu vooral bekend is als de ‘uitvinder’ van de elektrische auto, heeft hij nog veel meer doorbraken op zijn naam. 

Waar hij vooral goed in was: de nieuwste wetenschappelijke inzichten combineren voor praktische toepassingen. ‘Dat is dus innovatie’, zegt Ulco Kooystra, die maandag promoveert op zijn onderzoek naar Stratingh.

Proefvaart

Zijn naam prijkt al jaren op de RUG-website als een van de iconen uit het verleden. Maar, constateerde Kooystra, toch ontbrak goed onderzoek naar Stratingh. 

Hij had liefde voor het theatrale: experimenten die letterlijk knalden

Eigenlijk was er vooral het levensbericht dat zijn vriend Theodorus van Swinderen over hem schreef, en wat krantenberichten uit de tijd dat hij met die stoomwagen door Groningen reed. Dat was ook behoorlijk spectaculair. Stratingh en zijn instrumentmaker Christopher Becker tuften ermee van Groningen tot het plaatsje De Punt, twintig kilometer buiten de stad. 

Voor de ‘proefvaart’ was half Groningen uitgelopen. Het was zo succesvol ‘dat, bij verder afwerking en voleindiging van dit werktuig, zoodanig rijtuig niet alleen bruikbaar zal zijn over nieuwe steen- en rotswegen, maar ook zelfs den stoot der meer oneffene keisteenwegen zal kunnen verduren’, zoals de Provinciale Groninger Courant op 25 maart schreef.

Ontwerp van de stoomwagen waarmee Stratingh en zijn instrumentmaker Christopher Becker van Groningen naar De Punt reden, twintig kilometer buiten de stad.

Ontwerp van de stoomwagen waarmee Stratingh en zijn instrumentmaker Christopher Becker van Groningen naar De Punt reden, twintig kilometer buiten de stad.

Stuiterbal

Maar nu pas, zegt Kooystra, is duidelijk hoe vernieuwend Stratingh werkelijk was. Hij wordt vaak neergezet een stuiterbal die van het ene onderzoekje naar het andere hopte. ‘En hij had ook wat liefde voor het theatrale: experimenten die letterlijk knalden.’

‘Mijn onderzoek laat zien hoe zijn verschillende onderzoeken in elkaar overvloeiden en het ene leidde tot het andere. Bovendien werd hij ongelooflijk goed gelezen: zijn publicaties kregen veel lof in binnen- en buitenland. Niet alleen om zijn werk zelf, maar ook omdat hij daarin vrijwel alles samenbracht wat er al bekend was’, zegt Kooystra.

Stratingh werd geboren in Adorp als domineeszoon, maar verhuisde al op zijn derde naar het huis van zijn oom, die een apotheek runde aan het Akerkhof. Of dat was omdat hij al zo vroeg zo briljant was en in Groningen betere scholing mogelijk was, zoals Van Swinderen later zou beweren: Kooystra twijfelt. 

Dertien talen

‘Opvallend is dat zijn broer ook al heel jong elders werd ondergebracht. Ik heb het gevoel dat er misschien iets aan de hand was in de familiesfeer. Maar wat?’ De jonge Sibrandus was in elk geval heel slim. Hij ging op zijn achtste naar de Latijnse school en op zijn veertiende naar de ‘academie’. 

Physique amusante noemden ze dat, proeven waarvan je dacht: wow, leuk!

Hij zou ook wel dertien talen hebben gesproken. Hoewel… dat is een bewering van Van Swinderen, zegt Kooystra. En gezien het feit dat hij brieven van buitenlandse collega’s liet vertalen en in het Nederlands naar hen schreef, moeten we ook dat misschien met een korreltje zout nemen.

Toch. Hij werd apotheker – wat betekende dat hij jarenlange ervaring opdeed in het mengen van allerhande chemische stoffen. ‘Bovendien deed een apotheker meer dan alleen medicijnen maken’, zegt Kooystra. ‘Hij maakte bijvoorbeeld ook vuurwerk.’

Physique amusante

Samen met zijn vriend Van Swinderen startte Stratingh in 1801 het ‘Natuur- en Scheikundig Genootschap’. Dat clubje deed bijvoorbeeld proeven met een elektriseermachine die de broer van Van Swinderen had aangeschaft. ‘Daar kon je vonken en bliksem mee opwekken’, zegt Kooystra. ‘Physique amusante noemden ze dat. Proeven waarvan je dacht: wow, leuk!’ Maar van Swinderen en Stratingh deden er ook veel serieuzere experimenten mee.

Daarnaast waren er experimenten met het pas ontdekte chloor en diverse metalen. Stoffen die gecombineerd een behoorlijke knal konden opleveren. ‘Stratingh had ook wel iets kwajongensachtigs.’ 

De experimenten plaveiden de weg naar zijn aanstelling als hoogleraar in 1823. En kwamen ineens heel goed uit toen de Groninger ziekte uitbrak en niemand wist hoe het kwam dat zoveel mensen stierven.

Het wagentje van Strating, in feite de allereerste elektrische auto.

Het wagentje van Strating, in feite de allereerste elektrische auto.

Cholera

‘Stratingh kreeg de leiding over de pogingen om met chloor de ziekte te bedwingen en bouwde zelfs een klein fabriekje om chloorverbindingen te maken.’ Hij gebruikte zijn positie om meteen extra proeven te doen en een dik boek te schrijven over de waarde van chloor als desinfectiemiddel. ‘Het gevolg was dat Nederland in de daarop volgende cholera-epidemiën op grote schaal chloor inzette.’

Zijn belangstelling voor stoommachines hing ook samen met het genootschap. Al jarenlang waren er plannen om eentje te laten bouwen, zegt Kooystra. Uiteindelijk kwam de ongeduldige Stratingh zelf maar in actie. 

‘Het ontwerp was zijn tijd ver vooruit. Modellen uit Engeland hadden de motor achterop, waardoor de bestuurder moest communiceren met de stoker achter hem. Maar Stratinghs ontwerp heeft de motor voor, zodat een persoon zowel kon sturen als de machine bedienen.’ Briljant eigenlijk.

Branders

Het klopt niet dat Stratingh stopte met de ontwikkeling omdat zijn stoomwagen vies en lawaaiig zou zijn, zegt Kooystra. ‘Het was de regering die oordeelde dat zijn ontwerp niet veilig genoeg was met maar één bestuurder.’ Waarna de overheid besloot geen energie meer te verspillen aan auto’s en te investeren in treinen.

Toen ik dat las, dacht ik: verrek, dat is een gloeilamp

Het elektrische wagentje was dan ook geen overstap naar een verbeterde versie van de stoomwagen, denkt Kooystra. Het was de vervolgstap in Stratinghs onderzoek naar efficiënte branders. ‘In die tijd werden stoffen geanalyseerd door ze te verbranden. Maar om hogere temperaturen te bereiken moest dat in een oven en dat kon je niet laten zien aan studenten.’

Stratingh probeerde branders te maken die heet verbranden in de open lucht. Daarvoor gebruikte hij onder andere een ‘deflagrator’, die warmte opwekte doormiddel van een primitieve accu. Ook schafte hij een van de eerste dynamo’s aan van de Franse instrumentbouwer Pixiï. 

Gloeilamp

In 1830 zette hij stroom op een draadje platina tussen twee elektroden in een vacuüm gezogen fles, iets wat behoorlijk wat licht bleek te geven. ‘Toen ik dat las, dacht ik: verrek, dat is een gloeilamp!’ zegt Kooystra.

Maar dat ontwerp zette hij niet door. In die tijd werkte hij ook aan koolspitslampen die veel méér licht geven. ‘Ik denk dat hij de waarde van zijn vondst niet onderkende, omdat er een beter alternatief leek te zijn.’

En uiteindelijk hoorde hij hoe Moritz Hermann von Jacobi in 1834 de eerste elektromotor bouwde.

Hoewel Jacobi’s officiële artikel pas een jaar later zou verschijnen, wist Stratingh er ook een te bouwen. ‘Mijns inziens doordat hij zich realiseerde dat het fysisch gezien het omgekeerde was van een gelijkstroomgenerator, zoals hij er al een had. Voor die tijd was het zeker bijzonder om dat meteen te doorzien.’

De eerste

Uiteindelijk maakte dat het ‘wagentje’ mogelijk waarmee Stratingh zijn naam zou vestigen.  

En ja, hij was de eerste, zegt Kooystra. Sommigen zeggen dat de Hongaarse Ányos Jedlik in 1827 eerder was en dat Stratinghs karretje het eerste ríjdende ontwerp was. Maar Kooystra gelooft dat niet. 

‘Er was nooit een publicatie van’, zegt hij. ‘Jedlik heeft daarover vertéld, maar hij was toen al tachtig. Bovendien: dan zou hij dat gedaan hebben voordat Jacobi in 1834 de eerste elektromotor had gebouwd?’ Het gaat er bij hem niet in.

Een beetje droevig blijft het dat Stratingh – de uitvinder, de innovator, de visionair – zo vroeg is overleden. In 1841, op het hoogtepunt van zijn carrière. Waaraan? Niemand die het weet. En wat als hij langer door had kunnen innoveren? ‘Het zou mij niet hebben verbaasd als hij nog hoger was gestegen als hij niet was overleden.’

Engels