Je suis stupéfait
Ondanks storm en regen leek het plotseling wel lente voor de vrije meningsuiting en voor iedereen die daar weer een mening over had. Een leven zonder vrije meningsuiting was eigenlijk geen leven, zo hoorde je, en sommigen zouden hun leven er zelfs voor willen geven. En iedereen wist precies waar ze stonden en wie ze waren. Charlie.
En ik? Ik wist weer eens niet wie of wat ik was. Nou ja, met stomheid geslagen.
Je kunt er niets op tegen hebben wanneer de vrije meningsuiting gepredikt wordt, maar dat betekent nog niet dat iedereen even ruimhartig het woord krijgt. Het helpt al enorm, als je hoort tot het gilde van beroepsduiders, die bij rampspoed en aanslagen massaal ingevlogen worden om ons uit te leggen wat er gaande is. Maar ook binnen dat gilde zijn er verschillen.
Op woensdagavond, na de aanslag op Charlie Hebdo, keek ik naar Nieuwsuur om de ontwikkelingen te volgen. Die waren er amper, maar je kijkt nu eenmaal, vaak tegen beter weten in, in de hoop iets wijzer te worden.
In de studio sprak Twan Huys met gasten, onder wie terrorisme-deskundige Rob de Wijk en Montasser AlDe’ehem van de Universiteit van Antwerpen. De laatste doet onderzoek naar Syriëgangers en werd gevraagd te reageren op een filmfragment waarin een Nederlandse jongen als Jihadstrijder de aanslag op een politiebureau in Irak verdedigt. ‘Kunt u uitleggen wat zo’n jongen beweegt’, vroeg Twan Huys.
AlDe’ehem probeert dat en meent dat we om het goed te kunnen begrijpen, terug moeten naar 2003 en de inval van de Amerikanen. Twan Huys kapt hem bruusk af met de woorden: ‘Zo ver gaan we niet terug in de tijd. Dat is te lang geleden’. Er was duidelijk geen behoefte aan een historische nuancering.
Huys wendt zich vervolgens tot Rob de Wijk. Die zegt echter dat hij het met AlDe’ehem eens is en dat we terug moeten in de tijd. Hij legt uit dat de Amerikaanse bemoeienis in landen als Irak veel kwaad bloed heeft gezet bij jonge Irakezen – ze zitten vol wrok en haat – en dat er in die zin een relatie is tussen de aanslagen en die geschiedenis. ‘Ik heb er geen begrip voor, maar begrijp het wel’, voegt hij er aan toe.
Het was een ongemakkelijk moment: kreeg Rob de Wijk hier meer vrijheid om zijn mening te uiten dan Alde’ehem of zag ik spoken? Hoe het ook zij, na Nieuwsuur was ik nog steeds met stomheid geslagen en dat zou verderop die week alleen nog maar erger worden.
Er is een anekdote over een Joodse Talmoedstudent die met zijn handen in het haar verzucht: ‘Ik begrijp het niet, ik begrijp het niet’. De rabbijn hoort dat en zegt: ‘Kom maar, ik zal het je uitleggen’, waarop de student zegt: ‘Ja, uitleggen, dat kan ik ook wel, maar begrijpen kan ik het niet’.
Het valt natuurlijk ook niet te begrijpen.