Echte schapen in een droomlezing

Roos Cornelius organiseerde de lezing over Droom en Film, gister in het Groninger Forum. Maar wat deden die schapen op het podium?

Roos Cornelius (23) is een heleboel. Winnares van het Kunststipendium 2014 bijvoorbeeld. En filosofiestudente en kunstenares. En organisator van de lezing Droom en Film met hoogleraar psychologie Douwe Draaisma.

Tenminste – lezing? Performance. Maar wat voor performance ze heeft georganiseerd met het geld dat ze won, daar wil ze zelfs in de pauze nog niets over kwijt. Het gaat om de verrassing. ‘Dat niemand vantevoren weet wat er gaat gebeuren. Mensen komen binnen om een lezing te zien.’

Misleidende dromen

En dat klopt – gedeeltelijk. Studenten en filmhuismensen met felrode gewaden keken anderhalf uur lang toe hoe droomprofessor Douwe Draaisma vertelde over hoe droom en film op elkaar inwerken.

Dat droomsequenties in films vaak misleidend zijn. De man in Fellini’s 8 ½ kan bijvoorbeeld nooit binnen drie minuten een nachtmerrie, een vliegdroom én een valdroom beleven. Valdromen komen voor aan het begin van de slaap, wanneer de motoriek wordt losgekoppeld om te voorkomen dat we de wilde bewegingen uit onze droomrealiteit werkelijk maken. Nachtmerries reserveert ons brein juist voor het eind van de nacht.

En, ‘nu we het toch over nachtmerries hebben’: juist die losgekoppelde motoriek belet dat we, zoals in talloze films, krijsend overeind schieten uit een enge droom. Draaisma schakelt tussen The Big Lebowski, erotische dromen in het echt en in DreamScape, Hitchcock en zijn boek De Dromenwever zonder in zweverigheid te vervallen.

Vogelgefluit en kamerkoor

En dooft plots het licht weer en klinkt eerst vogelgefluit, dan een galmend, meerstemmig Slaap kindje slaap,  terwijl op het filmdoek auto’s voorbijrijden onder een viaduct. De camera duikt onder het viaduct door en daar staat het Filharmonisch Kamerkoor Grønn strak rechtop, zwart gekleed, uit zwartleren muziekboeken te zingen.

 ‘Oh God, komen ze echt binnen?’

Ineens loopt er daarbuiten écht een schaap. Een kudde, voor het koor langs, over het beton. Achterin de zaal staat een rij mensen op en neemt de zang over, een dirigent slaat de maat: de film vloeit over in een concert.

De deuren aan weerskanten van het podium zwaaien open. Verbaasd applaus en vrieswind. ‘Oh God, komen ze echt binnen?’ vraagt iemand en vóór ze antwoord krijgt zijn er vijfentwintig over het podium klossende schapen te tellen.

Vette wol

Het koor herhaalt onverstoorbaar de vijf regels kinderliedje. Het ruikt naar vettige wol met roze merkstrepen. Een herder met een kerstmannenbaard drijft de beesten in een hoek, waar een heen en weer kaatsende dans met de bordercollie begint.

‘Ik had altijd al een fascinatie voor dat liedje’, vertelt Roos als het laatste schaap is verdwenen. En het is natuurlijk ideaal om te gebruiken voor een multimediaal project dat moet gaan over de fase tussen slapen en waken. En dus arrangeerde ze het voor alt, sopraan, tenor en bas. Logisch om daarna ook de schapen zelf toe te voegen, middels de kudde van Luuc Bos, van veebedrijf Kollingsveen. ‘Als ik naar college fietste, kwam ik de schaapskudde van stadsherder Bouke Arends vaak tegen. Nooit gezien?’ Zo ontstond het idee.

Tenslotte voegde ze de film toe – met het zingende koor én de droomprofessor Douwe Draaisma, die ooit tweede lezer was van haar bachelorthese.

‘Maar hoe weet je nou wanneer je droomt en wanneer je wakker bent?’ wil een meisje uit het publiek nog weten. Draaisma antwoordt Matrix-achtig: ‘Dat is de eeuwige filosofische vraag. Wie weet worden we morgen wakker uit deze droom.’

04-12-2014