Loser

Een tijdje geleden liep ik door de gangen van het Heymansgebouw toen er voor onze bibliotheek een studentenmeisje luidkeels stond te bellen. Ze riep meer dan ze sprak (wat is dat toch, zijn die verbindingen zo slecht?) en het kon moeilijk anders of ik moest haar wel verstaan.

‘Als je hier als hoogleraar aan de universiteit blijft hangen, ben je wel echt een enorme loser’, hoorde ik haar zeggen. Ze zal zo wel haar redenen hebben gehad om tot deze conclusie te komen, maar ik schrok ervan en dat moet ze gezien hebben, want ze trok een gezicht alsof ze op het punt stond me met een hockeystick in mijn kroonjuwelen te slaan.

Ik liep zo nonchalant mogelijk door en deed net alsof mijn neus bloedde (liever dat dan mijn kroonjuwelen), maar ondertussen had ze me wel aan het denken gezet. Toen ik – lang geleden – mijn eerste bescheiden aanstelling aan de universiteit kreeg, was ik zo trots als een pauw. Wat zou een jong mens zich nog meer kunnen wensen, dacht ik, dan opgenomen te worden in de academische gemeenschap, waar je alle intellectuele genoegens mag smaken die daarbij horen?

Psychologie zat destijds in een rommelig pand in de Boteringestraat. Ik was daar graag. Na enige tijd kreeg ik een sleutel van het gebouw en sindsdien was ik er ook vaak ’s avonds en in het weekend te vinden. Op zondagmiddag sloop ik door het lege gebouw naar mijn kleine, tochtige zolderkamertje, met uitzicht op zowel de Martinitoren als de toren van de A-kerk. Daar zat ik dan uren te schrijven, onder toezicht van een handjevol koerende duiven die op mijn balkonnetje de boel onder scheten.

Ik geloof dat ik de eerste jaren van mijn academische bestaan op een of andere manier altijd aan het werk was, maar met een groot gevoel van vrijheid. Van werkdruk hadden wij destijds nog nooit gehoord. Ook twijfelde ik er niet aan dat mijn werk werd gewaardeerd.

Waar het precies is misgegaan weet ik niet, maar de diskwalificatie van het studentenmeisje deed me nog maar eens beseffen dat het academische klimaat een stuk guurder is geworden. Dat is ook de teneur van de brief die onlangs door Rethink RuG is opgesteld. Er wordt onder meer in geklaagd over ‘de torenhoge werkdruk’, ‘de ratrace van de onderzoeksgelden’ en ‘de wanverhouding tussen vaste en tijdelijke staf’. Het rendementsdenken, waarin student en medewerker worden afgerekend op hun prestaties, wordt als een van de belangrijkste boosdoeners genoemd. Het ergste is naar mijn idee echter de ‘cultuur van wantrouwen’, waarin je professionaliteit voortdurend wordt betwijfeld, alles moet worden verantwoord en geregistreerd en je je soms een boekhouder van je eigen werk voelt.

Ik ben het graag met alles en iedereen oneens, maar ik kan in dit geval alleen maar instemmen met de brief. Helaas doet het College van Bestuur dat ook. ‘Het CvB herkent de zorgpunten uit de brief en deelt deze’, schrijft het in een reactie en als ze werkelijk menen dat ze daar mee weg komen, houden zij ons dus ook voor losers.

Ach CvB, als u nou eens zou beginnen uzelf iets minder belangrijk te maken, zou dat een mooi begin zijn. Wij werken toch wel, ook zonder toezicht. Nou ja, van een handjevol duiven misschien.

28-05-2015