PNN: Beurspromovendi toch niet zo vrij
PNN: Beurspromovendi toch niet zo vrij
Die constatering doet het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) in een nieuw rapport naar aanleiding van een enquête onder ruim vierduizend PhD’s in Nederland. Belangrijker voor de mate van vrijheid is uit welke geldpot hun project is gefinancierd: eerste geldstroomprojecten of externe financiers. Daarnaast blijkt het vakgebied belangrijk. Promoveer je bij letteren of rechten, dan heb je veel vrijheid, terwijl medisch en bètaonderzoek juist veel minder mogelijkheden geeft.
Projectmanager Marjan Koopmans van de Groningen Graduate Schools zegt dat de grotere vrijheid van beurspromovendi vooral tot uiting komt bij de thematiek van een onderzoeksvoorstel. ‘Bij de uitvoering is er minder verschil’, zegt ze. ‘Dat is waar. Maar beurspromovendi hoeven ook niet op vaste uren te werken en kunnen op vakantie wanneer ze willen.’
Representatief
Daarnaast wijst ze op het feit dat de PNN-enquête niet representatief is. ‘Uiteindelijk hebben er 120 promovendi van de RUG meegedaan, en iets van zestig beurspromovendi.’ De lage aantallen en het feit dat PNN zijn eigen kanalen gebruikt om de vragenlijsten te verspreiden, kunnen de uitkomsten hebben beïnvloed, zegt ze.
Ook stelde het PNN vragen over de kwaliteit van de begeleiding. Promovendi zijn behoorlijk tevreden over hun dagelijkse begeleider, die in veel gevallen niet de promotor of copromotor is. Ze geven hen gemiddeld een 7,3. Wel voelen veel PhD’s zich vaak onder druk gezet, 43 procent geeft dat aan. Vaak gaat dat dan om bagatellisering van de werkdruk – in 21 procent van de gevallen.
Ook zoeken begeleiders vaak ’s nachts en in het weekend contact met hen. Van de ondervraagden gaf 13 procent aan druk te voelen om extra taken op zich te nemen. Ook gebeurt het dat de supervisor als co-auteur genoemd wil worden bij publicaties, terwijl zijn of haar bijdrage minimaal is.
Begeleiding
Het PNN pleit ervoor om de dagelijkse begeleiders die goed functioneren, de erkenning te geven die ze verdienen. Dat zou kunnen door hen het promotierecht te geven, dat nu vooral is voorbehouden aan hoogleraren. Ook stellen ze voor om onafhankelijke procedures in het leven te roepen die PhD’s de mogelijkheid bieden om problemen aan te kaarten.
Koopmans denkt niet dat het geven van het promotierecht aan de dagelijks begeleiders de oplossing voor de problemen is. Volgens haar is het voor beurspromovendi wel makkelijker om van begeleider te wisselen – iets dat volgens de enquête ook vaak voor problemen zorgt. ‘Dat heb ik een paar keer meegemaakt. Je doet dat nooit voor je lol, want het is heel vervelend, maar ze hebben een persoonlijke beurs en dat maakt het wel gemakkelijker.’
Experiment
Ten slotte roept het PNN op om te stoppen met het Experiment Promotieonderwijs, of de ‘beurspromovendi’. ‘Het enige voordeel van het bursalenstelsel zou voor promovendi zijn dat zij meer vrijheid zouden hebben in hun project. Dit voordeel lijkt echter niet te zijn gematerialiseerd’, schrijft het PNN.