Zwarte mannensok
Er zijn weinig dingen die me echt doen gruwelen. Met vieze oude spinnen maak ik eerst een selfie voor ik ze naar buiten escorteer. In boven festivaltoiletten hangen geloof ik niet zo. En een verse maïskolf smaakt me er niet minder om, wanneer de gids bij een zwavelmeertour kiekjes van een recent gevonden lijk uit z’n kontzak trekt.
Er is echter één object dat me onmiddellijk op de kast kan jagen. Mannensokken. En dan van het type ‘overduidelijk te lang gedragen’.
Scharrels krijgen na een tijdje de gewoonte uit hun slips te stappen en die vervolgens te vergeten. Geen probleem, die was ik met plezier. Al is het alleen maar om mijn stempel erop te drukken middels een extreem meisjesachtige wasverzachter en een paar stiekeme pufjes van m’n zwaarste parfum. Maar nog vaker dan op goedkope, vol gezwete slips, kan ik na een niet-zo-romantisch treffen rekenen op een achtergelaten afgeragde zwarte mannensok. Die gaan zonder pardon en vooral zonder huidcontact de vuilcontainer in.
Ook in scharrelloze tijden blijven ze opduiken. Heb ik een etmaal iemand van het mannelijke geslacht over de vloer gehad, dan kan ik er vergif op innemen dat er ergens in m’n huis een sok ligt te wachten tot ik ‘m vind.
Alsof het behekste katten zijn, zijn ze áltijd zwart. En altijd duiken ze op wanneer je er niet op bedacht bent. Ontspannen stappen is verleden tijd, sinds ik meerdere malen met m’n angst geconfronteerd ben op de plees van favoriete uitgaansgelegenheden.
Tijdens het racefietsen is me nu ook duidelijk geworden dat het manvolk en masse sokken laat slingeren op de openbare weg. Wie verliest er nou één sok op een fietspad? Je reinste hekserij, ik zeg het je.
Van de week fietste ik op weg naar mijn logeeradres bijna over eentje heen. Een plat, natgeregend anoniem exemplaar. Nog nagruwelend van de aanblik opende ik een appje van m’n gastheer. ‘Ik ben zelf niet thuis, heb m’n huissleutel hierin gedaan!’ Bijgevoegd een foto van het perkje voor zijn huis, met daarin de verstopplek: een opgerolde zwarte mannensok.