Mazzel met nieuw vaccin vogelgriep
Hij had het vaccin niet al maanden op de plank liggen, wachtend op een uitbraak van vogelgriep. De publicatie over het nieuwe vaccin was er eerst, op woensdag 12 november, zegt hoogleraar farmaceutische technologie en biofarmacie Erik Frijlink, twee dagen later pas de vogelgriep. Puur toeval dus.
Op de radio hoorde Frijlink over de uitbraak. ‘Hmm, dacht ik toen, dat is vervelend’, zegt hij. ‘Maar voor ons en het vaccin is het goed. Een geluk bij een vrij ernstig ongeluk.’
Spectaculair nieuws
Frijlink en zijn collega’s haalden – opnieuw – het landelijke nieuws. Vanwege de timing van de publicatie over het vaccin tegen vogelgriep en de uitbraak natuurlijk, maar ook omdat het best spectaculair nieuws is. ‘Het vaccin bestaat uit een dood virus, dat via een nevel geïnhaleerd wordt door kippen’, zegt Frijlink. ‘Ze hoeven dus niet meer stuk voor stuk geïnjecteerd te worden.’
En omdat het middel uit dode virusdeeltjes bestaat, is het veilig voor mensen. Het wordt in poedervorm geproduceerd en door de insluiting en stabiliserende suikers heeft het een jarenlange houdbaarheid. ‘Ook dat zorgde voor al die aandacht’, zegt Frijlink. ‘Ons vaccin is niemand ontgaan.’
Blij met de aandacht
Z’n gevoel daarover is ambivalent. ‘Collega’s vroegen voor de grap of ik zelf die vogelgriep naar Hekendorp had gebracht en een universiteitsbestuurder die met me opfietste, vond dat ik het goed geregeld had. Zo werkt dat natuurlijk een beetje. We zijn blij met de aandacht, ook bij zo’n vervelende en nare zaak als de vogelgriep.’
Wanneer het nieuwe vaccin op de markt komt, kan Frijlink niet zeggen. ‘We praten wel met bedrijven, maar het is lastig te peilen wanneer het echt gebruikt gaat worden. De materie is complex, omdat ook kostprijs en exportbelangen een rol spelen. Al heeft deze aandacht ten tijde van een uitbraak de voortgang wel een boost gegeven.’
Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG ontwikkelden het vaccin, in samenwerking met het Centraal Veterinair Instituut in Lelystad en de Universiteit Utrecht.