Vergeten archief van Frits Zernike opgedoken in UB
128.278 gulden en 77 cent. Dat was het bedrag van de Nobelprijs dat de Amsterdamsche Bank stortte op de rekening van Frits Zernike op 14 december 1953. Er ging nog een bedragje af voor de overboeking: 89 gulden en 84 cent.
Het bewijs van de overboeking werd gebruikt als bladwijzer in een van Zernikes boeken. Tot iemand – waarschijnlijk een familielid – het aan natuurkundige Hendrik Brinkman gaf, die immers een biografie wilde schrijven over de beroemde Groningse uitvinder van de fasecontrastmicroscoop.
Brieven en telegrammen
Nu ligt het in een bruine archiefdoos, in een blauwe archiefmap, met een wit velletje papier eromheen om het te beschermen. Blader even verder door de mappen en je stuit op telegrammen: ‘Ongetwijfeld zullen uw medewerkers in dit heuglyk feit nieuwe aansporing vinden verder roem voor het Groningse lab te verwerven wat onder uw doelbewust en bekwame leiding zeker zal slagen STOP.’
En brieven: Zernike zelf die uitlegt hoe hij op reis door de Verenigde Staten alleen maar kon komen als er enkele lezingen zouden worden geregeld á honderd dollar per stuk. De schoonzoon van J.C. Kapteyn – Ejnar Hertzsprung – die hem uitnodigt op een observatorium in Zwitserland, waar hij een kamer zal krijgen ‘dichtbij de sterren’. Op de achterkant formules en andere onbegrijpelijke krabbels in het spitse handschrift van de natuurkundige.
Universiteitshistoricus Annelies Noordhof bladert er met zichtbaar enthousiasme door. ‘Kijk!’ zegt ze, terwijl ze de laatste brief omdraait. ‘Dit zie je echt overal. Hij krabbelde echt op alles.’
Bijzondere Collecties
Tot vorige week was de kennis over de mens Zernike beperkt. Er lagen een paar brieven in het Universiteitsmuseum en een klok-en-hamerspel dat de eerste Nobelprijswinnaar van de RUG in zijn studententijd in elkaar heeft geknutseld voor een prijsvraag – die hij overigens won.
Dat was het wel zo ongeveer.
Maar sinds vorige week is alles anders. Want toen stuitte Noordhof volkomen toevallig op het archief van Zernike, netjes opgeslagen in de kluis van de afdeling Bijzondere Collecties van de RUG. Alleen was vrijwel iedereen vergeten dat het er was.
‘Ik deed onderzoek bij Bijzondere Collecties, omdat ik bezig ben met een onderzoeksproject rond het 50-jarige bestaan van de UK’, vertelt ze. ‘Maar voor het Universiteitsmuseum was ik bezig met informatie verzamelen over Zernike en ik had in een voetnoot een verwijzing naar het archief gevonden.’
Alles voor een biografie
Eigenlijk was ze al klaar met Zernike, maar omdat ze toch in de UB was, vroeg ze tussen neus en lippen door: ‘Hebben jullie dat archief eigenlijk?’ Even later kreeg ze een kopietje toegeschoven met een beschrijving van de inhoud.
‘Ik dacht: hè? Maar dát is leuk!’ vertelt ze. Er waren verslagen van gesprekken met mensen die Zernike goed gekend hadden, ooit op band opgenomen. Brieven, bankafschriften, foto’s, negatieven… Zestien dozen vol.
‘Ik heb degene die me het leukste leek maar open gemaakt’, zegt ze. ‘Daar stond ik met het hbs-diploma van Zernike in handen, telegrammen, knipsels, alles wat je nodig hebt om een biografie te schrijven.’
Niet heel vreemd misschien, want de samensteller van het archief, de natuurkundige Hendrik Brinkman, wilde inderdaad een boek schrijven over de Nobelprijswinnaar. Hij benaderde daarvoor de familie van Zernike, maar ook collega’s en promovendi. Toen hij overleed belandde de verzameling bij de RUG. En sindsdien heeft ie staan verstoffen op een plank.
Gelaagder beeld
Noordhof besteedde de rest van de week aan het grondig doorspitten van de dozen en het grasduinen in de brieven. De stukken geven een veel gelaagder beeld van Zernike dan we tot nu toe hadden, zegt ze. ‘Brinkman schreef ter gelegenheid van een tentoonstelling over Zernike bijvoorbeeld dat “familie erg belangrijk voor hem was”. Maar hierin vertelt zijn dochter hoe hun vader hen altijd aan tafel wilde zien. “Vader wilde met ieder van ons spreken”, zegt ze dan. Dat geeft diepte aan zo’n opmerking.’
Er wordt vermeld hoe zijn vrouw een promovendus tafelmanieren bijbracht, toen die bij hen at, opsprong en meldde dat hij dringend moest ‘wateren’. Maar ook hoe hij dacht over zijn beroemde RUG-collega Dirk Coster – een ‘salonsocialist’ en het bevat het medeleven van zijn promovendus Bouwkamp ná de Nobelprijs. ‘U zult het de eerstkomende weken niet gemakkelijk hebben. U zult het hoofd moeten bieden aan allerlei recepties en feestelijke toespraken, en andere dergelijke zaken die u meestal zoveel mogelijk in het verleden hebt trachten te ontwijken. Deze keer zult u er niet aan ontkomen, en ik wens u daarbij sterkte toe.’
Noordhofs handen jeuken. Ze zou er dolgraag induiken, maar, zegt ze, dat gaat ze niet doen. Er liggen andere onderzoeksonderwerpen op haar te wachten. En al vindt ze de persoon Zernike razend interessant, ze heeft onvoldoende kennis van natuurkunde om zijn wetenschappelijke kant eer aan te doen. ‘Maar het zou ideaal zijn om hier een masterstudent op te zetten, die dit eens goed uitzoekt en filtert’, zegt ze. ‘En wie weet een promovendus. Alle ingrediënten voor een biografie zijn er al.’