Keihard wegkijken
Parijzenaars zijn nors. Op straat, in de metro en in het ziekenhuis. Overal. Overal kijk ik tegen die uitgestreken koppen met dat typische mespuntje chagrijn. Chagrijnig zijn ze niet, maar dat lijkt zo. Het is een houding, die karakteristiek is voor de lichtstad.
Een houding die ik me inmiddels heb aangeleerd. Noodgedwongen. Niet omdat ik zo graag ‘act as a local’, maar omdat ik zonder dat vleugje norsheid een gemakkelijke prooi ben.
Emotie in het gezicht ontmaskert mij als buitenlander. Blank met blauwe ogen staat gelijk aan rijk. Gevolg? Een continue stroom van Parijse probleemzoekers aan m’n broek.
Zo schoof een geamputeerde zwerver met een kartonnen koffiekopje tussen z’n verrotte tanden door metro 14. Met twee stompjes ter hoogte van z’n plaspaaltje als zieligheidsfactor (lees: geldbron) sleurde hij zich als levend Swifferdoekje over de grond. Pal voor mij bleef hij zitten, terwijl hij een onverstaanbare klaagzang murmelde en drammerig ‘une petite pièce’ eiste.
Waarom stopte hij uitgerekend bij mij? ‘Te veel expressie op je gezicht’, volgens m’n buurmeisje. Haar advies: keihard wegkijken en geen vriendelijke lachjes.
Lachen is überhaupt verboden. Waar ik in de eerste maand nog met een glimlach naar zo’n valse trekzakzigeuner zat te luisteren, kijk ik nu nors voor me uit. Alles om te voorkomen dat ik weer zo’n verfrommelde geldbekertje agressief onder m’n neus krijg met het verwijt: ‘Wel genieten, niet betalen’.
Een norse blik doet wonderen. Sinds ik m’n gezicht in de plooi houd, of in noodgevallen tegen het raam zit te lachen, ben ik grotendeels van de schooiers af.
Maar de geldjagers zijn ook niet gek. Om te zien wie gevoelig is voor hun optreden bouwen ze schrikeffecten in: kleine kinderen met afgerichte pruillipjes, op commando krijsende vrouwen en schattige hondjes die plots voor je voeten liggen.
Laat ik m’n norse masker even vallen, dan hebben ze hun prooi geïdentificeerd. Het is een kat-en-muisspel. Tom en Jerry in het groot.