Taalstrijd

‘Iedereen mag er zijn en hoort erbij’, is een van de vele credo’s van de Europese Unie. En dan het liefst in z'n eigen taal, wat verklaart waarom er 24 officiële EU-talen zijn.

Alle EU-documenten, zoals wetsvoorstellen, zijn in deze 24 talen beschikbaar. Dit is natuurlijk een enorme bron van werkgelegenheid: de EU beschikt over een van de grootste vertaaldiensten ter wereld. Daar buigen 1750 vertalers zich over teksten en zijn 600 tolken actief tijdens vergaderingen en hoorzittingen. Bovendien zijn er ook nog 600 zogenoemde ondersteunende medewerkers in dienst en wordt gebruik gemaakt van 3000 freelance tolken.

Bij vergaderingen heeft elke stoel een koptelefoon waarmee je een taal kan kiezen om de live vertaling te volgen. De meeste Europarlementariërs spreken in het Engels of Frans en zijn voor zover hun retorisch talent het toestaat goed te volgen. Soms is het ook nog wel leuk om te zien hoeveel ik begrijp van bijvoorbeeld het Hongaars (niets), maar meestal moet ik na een paar zinnen opgeven en de koptelefoon erbij pakken. En dan kan het genieten beginnen: sommige tolken halen veel voldoening uit het kopiëren van de exacte intonatie van de spreker. Anderen houden het liever zo monotoon mogelijk. En als je naar de tolk in plaats van de persoon aan het woord kijkt, zie je dat ze vaak enthousiaste handgebaren en gezichtsuitdrukkingen toevoegen.

Ook Brussel zelf is een taalwalhalla. De stad is officieel tweetalig. Dat zie je bijvoorbeeld terug op de straatnaambordjes, die best wel ver gaan. De Rue du Souvenir is bijvoorbeeld in het Nederlands ‘Gedachtenisstraat’. En hoewel buiten het toeristische stadscentrum nauwelijks Nederlands wordt gesproken, lijkt iedere winkelier zich toch verplicht te voelen alle informatie in beide talen aan te bieden. Nu staat dat bordje boven een winkelcentrum met daarop ‘Lach, je bent in Matongé’ misschien bijzonder uitnodigend, de kans is vele malen groter dat je in het Lingala te woord wordt gestaan dan in het Nederlands.

De taalverschillen tussen Nederlanders en Vlamingen mogen echter ook niet onderschat worden. Onze vaatdoek is hier een schotelvod (wat in mijn ogen een wat realistischere beschrijving is van dat vieze, gele doekje dat altijd veel te lang en drijfnat in de gootsteen blijft liggen). Lopen is niet alleen wandelen maar ook rennen, wat bordjes verklaart waarop ‘niet door de gang lopen’ staat. Iets irritants is hier ambetant en een zwager is een schoonbroer. Een rotonde, in het Frans rond-point, is in Belgische standaardtaal een rondpunt. Mijn favoriete nieuwe woord is toch wel ‘marginaal’ als in ‘hij is echt een marginaal’. Een woord dat we in Nederland meestal alleen gebruiken bij economieles.

Wat mijn huisgenoten overigens opvalt: Nederlanders vinden alles ‘lekker’. Willen ze een koekje? ‘Ja lekker!’ Hoe was hun dag? ‘Lekker gewerkt, lekker gewandeld, even lekker een stukje gefietst!’ Saluukes!

10-03-2016