Ook twee eeuwen geleden ging de RUG vanwege ziekte dicht
In 1826 sloot de uni ook vanwege een ziekte
RUG niet voor het eerst op slot
Meer dan tien procent van de Groningers overleed in 1826 aan een mysterieuze ziekte die de boeken in zou gaan als de ‘Groninger ziekte’. ‘Er kon simpelweg geen college worden gegeven’, zegt Klaas van Berkel. ‘Studenten en docenten zaten zelf ook ziek thuis.’
Anderen waren in de weer met het bestrijden van de ziekte die ook wel ‘tussenpozende koortsen’ werd genoemd. Mensen lagen met hoge koorts in bed en er waren veel te weinig artsen beschikbaar.
Hoogleraar sterrenkunde Seerp Brouwer, ooit afgestudeerd als medicus, ging weer als arts aan de slag. Geneeskundestudenten schoten te hulp. En de hoogleraren Thomas á Thuessink en Bakker leidden een noodhospitaal dat was ingericht in het arsenaal, of ammunitiehuis, dat stond op de plek van het huidige Praedinius Gymnasium aan de Turfsingel.
Paniek
‘Er was paniek in de stad’, vertelt Van Berkel. ‘Niemand snapte wat er aan de hand was. En ook toen had je sociale mijding en angst.’
Lang is gedacht dat malaria de oorzaak was van de Groninger ziekte. Maar volgens recent onderzoek van Ulco Kooystra van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, klopt dat niet. Kooystra werkt aan een boek over Sibrandus Stratingh, dezelfde die in 1835 als eerste een rijdend elektrisch ‘autootje’ bouwde, die twee maanden lang geveld was.
‘Ik vond malaria altijd al een vreemde verklaring’, zegt hij. ‘De ziekte was toen weliswaar endemisch, maar was hier vrij mild. Alleen de mensen die oud en zwak waren gingen eraan dood. Net als bij corona eigenlijk. Dus waarom zouden er ineens wel allemaal mensen aan dood gaan?’
‘Drekstoep’
Zijn verklaring is veel prozaïscher. ‘Ik denk dat het een mengeling was van tyfus, vlektyfus en andere “darmziekten”, veroorzaakt door een verontreiniging van het oppervlaktewater.’
Kort daarvoor was Groningen immers overgestapt op het ‘tonnenstelsel’ om ‘poep en fecaliën’ aan huis op te halen. De enorme hoeveelheden ontlasting moesten dan uitlekken op de ‘drekstoep’. Als alles wat droger was geworden, werd het vervolgens afgevoerd naar de Veenkoloniën als mest.
Die drekstoep was aan het begin van het Winschoterdiep aan de zuidoostkant van de stad, waar de Drentse Aa de stad binnenstroomde. ‘Maar het zat in een open bak, die overstroomde als het regende. En die lekkage verontreinigde het schone water dat de grachten instroomde.’
Grachtwater
Mensen dronken het grachtwater en poepten het weer uit, inclusief bacteriën. ‘Dat was het mechanisme.’ Niet voor niets werden vooral de arme wijken getroffen door de ziekte. De mensen die daar woonden hadden geen geld om bier of wijn te drinken.
De ziekte kwam uiteindelijk onder controle door gebruik van het toen hypermoderne chloor, waar ook Stratingh voor pleitte. ‘Chloor en chloorverbindingen waren toen net ontdekt. Men wist nog niet van bacteriën, maar vermoedde dat door de sterke geur de ziekteverwekkende miasma’s in de lucht werden gedood’, zegt Kooystra.
Chloor
Groningen was de allereerste stad die chloor gebruikte om een epidemie te bestrijden. ‘En mogelijk waren mensen er ook minder gevoelig voor’, vermoedt Kooystra.
Uiteindelijk kon de universiteit pas in december, vlak voor de kerstvakantie, de colleges hervatten. Maar van kalmpjes de draad weer oppakken was geen sprake.
‘Ze hebben de achterstand ingehaald door het jaar erop de vakanties te schrappen’, zegt Van Berkel. ‘Dat gebeurde overigens ook na de oorlog. Het onderwijs was in het laatste jaar van de oorlog de facto stil komen te liggen – al was de universiteit officieel nog open. Na de bevrijding hebben ze ook twee jaar studie in één gestopt.’