‘RUG is een voorbeeld voor anderen’
Kort geleden bracht de Groningse student Freek Killsdonk in de Volkskrant zijn mening over het (wan)beleid aan de Rijksuniversiteit Groningen naar voren. Onomwonden stelde hij vast dat ‘wij worden opgeleid en gevormd om in een strak pak de arbeidsmarkt te worden opgestuurd’. Iedereen zou weten dat we niet geregeerd worden door onszelf, maar door de ijzeren hand van het college van bestuur (lees: Den-Haag).
Rector Magnificus Elmer Sterken lijkt voor Kilsdonk misschien wel de personificatie van deze kwalijke, op efficiëntie gerichte manier van besturen. Het kerndoel van de hoger onderwijs instelling is immers geld besparen op onderwijs en ontwikkeling door studenten zo snel mogelijk, het liefst zonder vertraging, hun studie te laten afronden. Dergelijke stellingen vragen om een reactie. Laat deze reactie toevallig een Groningse zijn. En nog van studenten ook.
Middelbare school
Afgelopen jaar hebben Nederlandse universiteiten prestatieafspraken gesloten met het ministerie van onderwijs, die er kort gezegd op neer komen dat de rendementen van universiteiten omhoog moeten. Studenten die te lang studeren kosten de overheid geld, dus moet het percentage studenten dat hun bachelor binnen vier jaar afrondt omhoog naar 70 procent, aldus het ministerie. En zo geschiedde.
Vele maatregelen die het studiesucces zouden moeten doen toenemen werden de afgelopen tijd in werking gezet. Zo werd het jaar opgeknipt in blokken om de studiedruk te verspreiden, werd de drempel voor het bindend studieadvies verhoogd en werd er zelfs geopperd om een schools jaarklassensysteem in te voeren waarbij studenten, net als op de middelbare school niet meer dan een bepaald aantal onvoldoendes mogen hebben om te voorkomen dat ze het hele jaar over moeten doen.
U merkt al, de universiteit is in beweging en dat roept weerstand op.
Waar Kilsdonk deze maatregelen schaart onder de uitwassen van het neoliberalisme plaatsen wij deze veranderingen liever in een historisch perspectief. De veronderstelling dat studenten in vastere structuren en middels intensieve begeleiding gestimuleerd worden om sneller en beter te studeren komt namelijk niet uit de lucht vallen.
In de periode voorafgaand aan de jaren ‘60 was dit al gebruikelijke praktijk. Het zijn onze ouders geweest die geloofden in de autonomie van de student en bepleitten dat wanneer de student een grotere verantwoordelijk voor zijn eigen studie(duur) zou worden gegeven de rendementen van universiteiten vanzelf zouden verbeteren.
De teugels werden losser gelaten en de uitkomst bleek, als we studieduur als parameter voor succes nemen, uiteindelijk averechts te zijn: er ontstond wat we noemen een ‘vrijheid en blijheid culltuur’ waarbij we Maxime Verhagen (11 jaar, Geschiedenis) en Mark Rutte (9 jaar, Geschiedenis) als voorbeeld kunnen nemen.
Teugels strakker
Het is wat ons betreft dus niet verwonderlijk dat de teugels heden ten dage weer wat strakker aangetrokken worden. Dit hoeft echter niet te betekenen dat elk rendementsverbeterend voorstel dient te worden omarmt. Juist hier ligt een grote taak weggelegd voor de studenten en docenten die regelmatig om tafel gaan met de bestuurders van universiteiten.
Waar Kilsdonk deze studenten vooral associeert met de appels en flyers die ze uitdelen tijdens Universiteitsraadverkiezingen, zijn het toch deze studenten, samen met anderen die zich mengen in de discussie en pogen met suggesties te komen hoe de rendementen op een student vriendelijke manier verbeterd kunnen worden.
Deze gesprekken hebben niet alleen tussen het universiteitsbestuur en studenten plaatsgevonden, maar ook tussen de studenten onderling. De Contractus, het overlegorgaan van de algemene studentenverenigingen in Groningen startte een onderzoek onder alle studenten in Groningen naar hun mening over jaarklassen. Uit dit onderzoek bleek dat 85 procent van de studenten het schoolse jaarklassensysteem niet vindt passen op een universiteit, waar zelfstandigheid en ontwikkeling buiten je studie zeer van belang zijn.
Het universiteitsbestuur toonde zich bereid om te luisteren en besloot af te zien van het onpopulaire en te beknellende voorstel. Om toch te voldoen aan de gemaakte afspraken overwoog het een bindend studie advies van 45 punten in te voeren in het tweede jaar of een verhoging naar 50 punten voor de propedeuse studenten.
Waar de universiteiten uit Leiden en Rotterdam snel hun interesse lieten blijken voor het landelijke experiment met een bsa in het tweede en derde jaar, werd er aan de RUG op basis van een statistische analyse besloten om van een verhoging van de bsa norm af te zien, wegens het (te) grote risico dat studenten onterecht weggestuurd worden van hun opleiding.
Cultuuromslag
De grootste overwinning die in studerend Groningen is behaald de afgelopen jaren is de cultuuromslag onder studenten: voor alles en iedereen is duidelijk geworden dat voor de bachelor een nominale studieduur staat van drie jaar met de mogelijkheid om een jaar uit te lopen. Na dat geconstateerd te hebben is het wat ons betreft zaak om te kijken hoe een verdere verbetering van de rendementen hand in hand kan gaan met een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
In Groningen kiezen we niet voor maatregelen die studenten straffen, zoals een bsa in latere jaren, maar kiezen we voor de meerwaarde die ligt in het groepsproces. Een inspirerende en goed functionerende academische gemeenschap dient hierbij als uitgangspunt genomen te worden.
De rector zelf ziet er ook veel heil in: ‘Laten we gebruik maken van elkaars aanwezigheid, elkaar versterken en aanvullen.’ De neoliberale econoom Sterken kiest er dus voor om studierendementen te verbeteren door de sociale cohesie en onderlinge controle onder studenten te vergroten door de invoering van ‘learning communities’: vaste groepen studenten met complementaire achtergronden die elkaar versterken in het studieproces. Weinig neoliberaal, eerder communitair.
Dit zijn natuurlijk de mooie verhalen, maar hoe wordt dit concreet gemaakt? Terugkomend op het verenigingsleven kwamen de vertegenwoordigers van studie- en gezelligheidsverenigingen, die het idee omarmden met een plan om zich in te zetten voor learning communities.
De analyse was dat waar de universiteit primair gericht is op de academische vorming van studenten, studie- en studentenverenigingen in de beleving van studenten veelal een sociale functie hebben.
De doelstellingen van het georganiseerde studentenleven en de die van de universiteit hoeven elkaar geenszins in de weg te zitten. Het sociale karakter van verenigingen biedt zowel een structuur om de studievoortgang van haar leden positief te beïnvloeden als wel een platform voor ontmoeting van wetenschappers en studenten.
Dit draagt aan twee kanten bij aan een meer solide academische gemeenschap. Studenten trekken elkaar mee naar de universiteitsbibliotheek, docenten komen langs bij activiteiten van studenten en kunnen door de ontmoeting elkaar inspireren over de wetenschappelijke bevindingen die ze rijker zijn geworden.
Daarmee wordt de Rijksuniversiteit Groningen niet een blackbox waar scholieren een diploma rijker worden, maar blijft de plaats waar een wereld voor hen open gaat. Een plek waar studiesucces, kwaliteitsverbetering en een actief verenigingsleven hand in hand gaan en elkaar versterken. Als studenten roepen we alle andere Nederlandse universiteiten op om ons voorbeeld te volgen.
Wouter Kamp (Studentassessor bij het college van bestuur)
Dalia Saris (student in universiteitsraad)
Maarten de Wit (student in universiteitsraad)