Opening
Omdat me een boek in het vooruitzicht was gesteld, toog ik 4 september, samen met een stoet collega’s en studenten, naar een grote witte tent – opgezet in de oase van de Hortustuin van GMW – om daar de feestelijke opening van het academisch jaar mee te maken. Ik had voor het boek een voucher ontvangen, die ik snel hoopte te verzilveren, zodat ik er weer vandoor kon gaan. Maar dat ging zomaar niet. Eerst moest ik me door toespraken en een documentaire heen bijten. Voor ik zou krijgen waar ik voor kwam, zouden we twee uur verder zijn.
Bij het betreden van de tent viel me onmiddellijk de hoge dichtheid aan hoogleraren op. Volgens onderzoek vindt 94 procent van de Nederlandse hoogleraren zichzelf beter dan hun collega-professoren. Om me heen kijkend schatte ik in dat het die middag niet mee zou vallen een vertegenwoordiger van de resterende 6 procent te vinden. Maar vooruit, het was feest.
De opening stond in het teken van Een halve eeuw psychologie, pedagogiek en sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Onder de aanwezigen waren er die de volle 50 jaar hadden mee gemaakt, memoreerde de decaan, en dat verbaasde me niets.
Vooral vóór in de tent hing een grijze gloed; ik herkende flink wat oud-hoogleraren met hun gevolg. Het leek warempel wel een reünie van de Verenigde Emeritaten al zag je meteen dat de meesten niet meer in staat waren zonder hulp hun kameel te bestijgen. Tijdens de toespraken zag je een enkeling even wegdommelen, maar werd dan iemands naam genoemd, veerde hij of zij op en wist je: die leeft nog.
Voorafgaand aan de toespraken kregen we een documentaire te zien, waarin de halve eeuw in vogelvlucht werd doorgenomen. Het had een hoog Van Gewest tot Gewest-gehalte, of beter, Van Gebouw tot Gebouw, want we werden langs alle panden in de stad geleid waar zich ooit een psycholoog, pedagoog of socioloog had opgehouden. En nu zitten we bij elkaar op het Hortusterrein, was zo ongeveer de conclusie van de film. Daar viel niks tegenin te brengen, want daar zaten we, in een tent.
Minder goed te duiden was een fragment waarin een oud-hoogleraar ons, afgaande op de ruime akoestiek, toesprak vanuit zijn badkamer. Misschien een echo uit het verleden?
Zo’n mijlpaal in de geschiedenis vraagt natuurlijk niet alleen om een reflectie op wat achter ons ligt, maar ook om een blik op de toekomst. Die werd gegeven door een honoursstudente van psychologie. Zij was zo kort gerokt, dat de emeritaatjes even opleefden en zelf was ik er ook weer helemaal bij. Ze hield een bevlogen verhaal, waarin ze de hoop uitsprak dat wetenschappers zich in de toekomst niet zouden blindstaren op de kwantiteit van hun output, maar zich vaker gingen bezinnen op de betekenis van hun onderzoek en de relevantie ervan voor de samenleving. Goed gesproken! Maar de decaan had zo zijn eigen ontnuchterende conclusie: daar zijn vakanties toch voor.
Toen mocht ik dan eindelijk mijn boek afhalen. Ik kwam in een lange rij te staan en vreesde dat het zeker drie kwartier zou duren voor ik aan de beurt was. Gelukkig lukte het me om onbeschaamd voor te dringen, waarna ik kon ontsnappen.
Buiten scheen een lekker zonnetje. Er speelde een jazzcombo en de eerste gasten stonden al bij het buffet. Ik had het echter wel gezien, pakte mijn fiets en reed naar huis.
Was het maar weer vakantie, dacht ik.