Student-columnist Laura Mijnders zat anderhalf jaar achter het beeldscherm en het is wel even wennen om nu weer fysiek les te krijgen, merkt ze. En ze vraagt zich af: Kun je een ander mens ontwennen?
De stad lijkt langzaam weer zichzelf te worden. De hordes met voornamelijk Duitse dagjestoeristen zijn verdwenen en een groot deel van de studenten is teruggekeerd naar de stad. Dat merk je meteen, rondom de universiteit is het net als voor de pandemie weer een groot fietsenfestijn, waarvan ik mij elke dag opnieuw blijf afvragen hoe dat toch altijd goed kan gaan.
Een meisje, ogenschijnlijk een eerstejaars, sjouwt samen met haar moeder een logge tafel de trap van een appartement op. Her en der staan studenten met spandoeken die pleiten voor emergency housing for foreign students.
Ondanks de droeve boodschap – ik bedoel, hoe kan het in godsnaam dat mensen zich wel aan kunnen melden voor een studie terwijl er niet wordt gekeken naar of er voldoende woonruimte voor iedereen beschikbaar is – voel ik me opgelucht. Opgelucht om dit soort vertrouwde taferelen te kunnen aanschouwen, opgelucht dat niet alles meer om de pandemie draait, opgelucht dat ik eind deze week weer fysiek lessen kan gaan volgen.
Het belangrijkste is dat iedereen blij is om terug te zijn
Tegelijkertijd is het bevreemdend. Na anderhalf jaar vooral thuis te hebben doorgebracht, merk ik dat ik moet wennen aan het idee niet langer achter een scherm te zitten. Aan alle prikkels, de drukte, de verschillende talen, de kauwende en snauwende monden die iets van je vragen, iets van je willen. Kun je een ander, of in ieder geval dingen als een menigte, ontwennen?
Enfin, ik moet me vermannen. Twee weken geleden werd ik aangesteld als huisdichter en maandag moest ik optreden in de Martinikerk, tijdens de opening van het Academisch Jaar. Niet zozeer het voordragen boezemde me angst in, ik ben vooral bang om iets verkeerds te zeggen, om teleur te stellen, te stotteren of te vallen. Mijn maag was onrustig en ik kneep steeds onnodig hard in de hand van mijn vriend.
Gelukkig was er eerst een doorloop. De anderen leken beduidend meer ervaring te hebben met dit soort dingen. Ik had geen idee wat ik aan het doen was. De doorloop bood gelukkig enige zekerheid, ik wist tenminste wat me te wachten stond.
Toen ik het podium opstapte, voelde ik me ondanks mijn zorgen sterk. Het maakt niet uit welke status je hebt, wie je bent of wat je denkt. Het belangrijkste is dat iedereen blij is om terug te zijn. En ik realiseer me nu sterker dan ooit: we hebben de ander nodig. Omdat die inspireert, faciliteert, troost biedt, irriteert, betekenis geeft. De ander vormt een spiegel die onmisbaar is geworden.