Missen

Missen
Ik open de meeting. Op het schermpje verschijnt mijn docent tekstanalyse.
‘Hallo Laura, goed je te zien!’
Vreemd genoeg voel ik een soort opluchting door mijn lijf stromen. Een zucht die te lang vast zat. En wat te lang vast zit gaat etteren, infecteren.
‘Goed, een korte uitleg.’
Docenten. Bijna nooit uit hun rol. Heerlijk praktisch.
‘We hebben besloten ook de tweedejaars en derdejaars studenten een mentor toe te kennen, zodat we een beter beeld krijgen van hoe het met jullie gaat. Mijn vraag is dus eigenlijk ook: Hoe gaat het met je?’
Daar moet ik even over nadenken. Eigenlijk weet ik nooit direct een antwoord op deze vraag, wat vreemd is, omdat ik wist dat hij zou komen. De vraag komt altijd. Maar gevoel laat zich nu eenmaal niet voorbereiden.
‘Ja, wel redelijk’, breng ik uit.
‘En met de studie?’
We kletsen nog een tijd door. Met mijn studie gaat het beter dan ooit, ik haal goede cijfers, volg alle colleges. Echter verkeren de meeste studenten in een totaal andere situatie. Ik begrijp van mijn docent dat ze al heel wat studenten heeft moeten doorverwijzen naar de studieadviseur en psycholoog.
Hoe meer je met mensen in gesprek gaat, hoe eerder je erachter komt dat je niet uniek bent
Dat baart me zorgen. Wie zijn die studenten? Zoeken ze wel hulp? Wie geeft ze een gezicht?
In mijn hoofd doemen (overduidelijk geromantiseerde) herinneringen op aan de Harmonie. De geur van koffie, de hoofden van studenten voor wie de nacht te kort was. De irritaties van medestudenten als ik weer een vraag te veel stelde, de docenten, de conciërges, de asociale fietsparkeerders van wie hun fiets regelmatig door de (ik noem ze) fietsmanagers verplaatst werden naar het daarvoor bestemde rek, waardoor de asociale fietsparkeerders hun fiets nooit meer terugvonden.
Ik mis ze.
Beste lezer, ik mis jou ook. Ook al hebben we tijdens het passeren niet altijd ‘echt’ contact met elkaar, dat wat we delen is dat we elkaar nodig hebben. Juist zodat we over elkaar kunnen klagen, onze verschillen kunnen uitlichten om er vervolgens achter te komen dat we eigenlijk helemaal niet zo van elkaar verschillen.
Hoe meer je met mensen in gesprek gaat, hoe eerder je erachter komt dat je niet uniek bent. En eigenlijk is dat een hele opluchting. De druk is er vanaf.
Bij deze dus een ode aan het nodig hebben. Aan het missen van elkaar. Aan jullie allemaal.