Vorige week overleed, op de gezegende leeftijd van 107 jaar, Leopold Engleiter; de oudste Oostenrijkse overlevende van de naziconcentratiekampen. Engleiter was Jehova’s getuige en had geweigerd dienst te nemen, waarna hij in Buchenwald en later Niederhagen en Ravensbrück gevangen werd gezet. Slachtoffer van het naziregime, maar door te overleven ook overwinnaar.
Er is wel eens gezegd dat de oorlog pas echt voorbij is als de laatste overlevende is gestorven. Tot op hoge leeftijd hield Engleiter lezingen, zodat volgende generaties de verhalen uit de eerste hand konden horen en herinneringen aan de oorlog levend werden gehouden. De groep overlevenden wordt echter met de dag kleiner en het moment waarop de laatste sterft, komt dichterbij. Maar zal daarmee de oorlog voorbij zijn?
Inmiddels is wel duidelijk dat voor kinderen van overlevenden, maar ook van foute ouders, de oorlog nog lang niet over is. Nog wekelijks verschijnen er publicaties over de nasleep. De ironie van de geschiedenis wil dat nazaten van oorlogsdaders vaak met dezelfde problemen kampen als de oorlogsslachtoffers. Beide hadden ze lijden onder ouders die hardnekkig zwegen over hun verleden en daarmee hun gezin beheersten met hun onuitgesproken geheimen.
In het onderzoeksproject De oorlog door de ogen van het kind probeer ik samen met studenten onder meer in kaart te brengen hoe de oorlog (ook of juist door er over te zwijgen) van generatie op generatie wordt overgedragen. Samen met een van mijn studenten kwamen we daarbij in contact met de kleinzoon van een nazi-officier die bij de val van Berlijn zo gedesillusioneerd was en de komst van de Russen zo vreesde, dat hij besloot zichzelf met zijn gezin om het leven te brengen. De enige die mocht blijven leven was de oudste dochter. Zij bediende als zestienjarige het afweergeschut en was dus nuttig voor de Führer. Ze had nog geprobeerd een van haar zusjes te redden van de dood, door haar van huis mee te nemen, maar haar vader ontdekte het en nam het kind mee terug.
Door een toevalligheid kwamen we in contact met de zoon van deze vrouw (de kleinzoon dus van de nazi-officier). Hij vertelde hoe zijn moeder nooit met een woord had willen reppen over haar verleden. Hij rekent haar dat aan en zegt dat hij er zeer onder geleden heeft. Om er toch achter te komen wat er precies is gebeurd, heeft hij zelf geprobeerd zijn familiegeschiedenis te achterhalen.
Als journalist is hij een heel eind gekomen en had hij de mogelijkheid erover te schrijven en te publiceren. Het is hem door zijn familie niet in dank afgenomen. Nu ziet het er naar uit dat hij tot in lengte van dagen de rol van het zwarte schaap zal moeten spelen.
Tot in het derde geslacht worden de gevolgen van de oorlog ervaren, maar ook daarmee is het verhaal niet ten einde. De kleinzoon heeft inmiddels zelf een zoon van twaalf en toen wij hem vroegen wat hij hem over zijn familiegeschiedenis had verteld, aarzelde hij. Hij had nog niets verteld en was er niet zeker van of hij dat ooit zou doen.
En zo wordt ook de vierde generatie geconfronteerd met het zwijgen. De paradox is misschien wel dat in dat zwijgen de oorlog nog het meest aanwezig blijft.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie
Foto Reyer Boxem