Universiteit
Illustratie Kalle Wolters

PhD’ers zeggen uni vaarwel

Wetenschap is leuk, maar niet zó leuk

Illustratie Kalle Wolters
Promovendi beginnen enthousiast aan een carrière in de wetenschap. Vier jaar later wil de helft niet verder in de academische wereld. Hoe komt dat? ‘Iedereen doet alsof het maar normaal is om zoveel op te offeren.’
Door Douwe Grundel
23 januari om 15:25 uur.
Laatst gewijzigd op 24 januari 2024
om 12:24 uur.
januari 23 at 15:25 PM.
Last modified on januari 24, 2024
at 12:24 PM.

Ze weet nog precies wanneer het tot haar doordrong. Promovenda moleculaire microbiologie Alka liep door de gang van de Linnaeusborg met een collega uit het lab. Ze hadden het over hun carrière en toekomstperspectief.  En toen maakte haar collega die terloopse opmerking. ‘Hij zei: “De schoonmaker op onze verdieping lijkt blijer met zijn baan dan de meeste jonge onderzoekers.”’

Er ging een lichtje bij haar branden. Want ze had inderdaad al vaker gezien dat onderzoekers die met succes een felbegeerde postdoc-positie hadden bemachtigd er niet per se gelukkig uitzagen. En Alka vroeg zich af: wil ik dit wel? Wil ik straks postdoc worden? Universitair docent? Hoogleraar?

Alka is een van de vele promovendi die ooit vol goede moed begonnen aan hun proefschrift. Maar net als voor bijna de helft van de promovendi in Nederland, is haar proefschrift ook meteen het einde van haar carrière in de wetenschap. Niet omdat ze niet goed genoeg is, maar omdat ze het niet meer wil. In de PhD Survey van de RUG uit 2021 geeft slechts 53 procent van de promovendi aan dat ze graag verder willen in de academische wereld. De andere helft wil iets anders of twijfelt.

Hoe kan dat?

Prestatiedruk

‘Ik begon ermee omdat ik graag onderzoek deed’, zegt Alka. ‘Ik zag het mezelf wel doen.’  

Alka onderzoekt extremofielen: eencelligen die onder omstandigheden leven waarin de meeste micro-organismen het loodje zullen leggen, zoals eencelligen in de kokende waterbronnen van Yellowstone Park. Nog steeds is interesse in haar vakgebied niet het probleem. ‘Als je iets nieuws ontdekt, ben jij het eerste mens dat het ziet. Je komt hele gekke dingen tegen.’ Maar nu voor haar de eindstreep in zicht komt, weet ze: academia is niets voor mij. 

Er wordt vanuit gegaan dat je overwerkt als je een academicus bent

Iets vergelijkbaars geldt voor Marieke, die een promotietraject begon over de Groningse zakenfamilie Scholten, maar zich nu ook heroriënteert. Zij had natuurlijk wel gehoord over de vele tijdelijke contracten en dat het moeilijk was een consistente loopbaan in de universiteit vol te houden. Maar haar drang om in historische archieven te speuren in brieven en andere documenten was te groot. ‘Misschien was het een soort utopisch wensdenken’, zegt ze.  

Voor Ervin – geen van de geïnterviewde promovendi wilde met achternaam genoemd worden – was de keuze om een PhD in politieke filosofie te doen vooral pragmatisch. ‘Het is niet zo dat ik van jongs af aan er al van droomde om academicus te worden of zo.’ Maar toen er een promotieplek op zijn pad kwam, greep hij de kans. Waar anders kon hij zich betaald verdiepen in de hedendaagse demonstratiebewegingen, zoals Occupy? 

Maar nu hun proefschrift bijna voltooid is, willen ze weg uit de academische wereld. Belangrijke reden: een torenhoge prestatiedruk, terwijl je er maar weinig voor terug krijgt.

Mislukt onderzoek

Na de horde van het proefschrift moet je immers een postdoc-plek zien te bemachtigen. Daarna is het zaak een tenure track-positie te krijgen die kan leiden tot een benoeming als hoogleraar. ‘Je moet jezelf bewijzen met publicaties’, zegt Eleonora, die onderdeeltjes voor een synthetische cel bouwt in het lab. ‘Je zet de volgende stap of je struikelt.’

Dat is nog tot daar aan toe als dat afhankelijk zou zijn van hard werken en vaardigheid. Maar wetenschappelijk onderzoek kan gemakkelijk mislukken, ontdekten ze. Ook zonder dat je er iets aan kunt doen.

Er zitten zoveel slimme, getalenteerde mensen met burn-outs thuis 

Alka werkte maanden aan een manier om een mutante versie van haar extremofiel te maken. Ze gebruikte een methode die bij een andere soort prima had gewerkt. Maar de hare bleef maar misgaan. ‘Het was een soort breekpunt. Op dat moment zag ik niet hoe dit project voor iemand van nut ging zijn.’

Hoewel ze door een gesprek met haar begeleider inzag dat niet alles verloren was, realiseerde ze zich wel dat ‘iets nieuws zien gebeuren een heel tijdrovend proces is’.

Ook Eleonora’s onderzoek ging niet volgens plan. Zij werkte aan een methode om het celmembraan van haar synthetische cel te laten groeien. De enzymen die ze in de cel bracht, begonnen weliswaar fosfolipiden te produceren – bouwstenen van het celmembraan – maar werden vervolgens niet goed opgenomen. ‘In de wetenschap probeer je tien dingen, waarvan er negen niet werken’, zegt ze.

Geluk

Maar een promovendus moet wél binnen vier jaar een proefschrift afleveren. En hoewel géén resultaat ook een resultaat is, levert dat zelden die mooie publicatie in een gerenommeerd tijdschrift op. ‘Je hebt iets nodig dat de aandacht trekt en goed verkoopt’, zegt Eleonora. ‘Het is deels een kwestie van geluk. In een ideale wereld worden negatieve resultaten net zo gewaardeerd als positieve. Daar zou ik beter mee kunnen leven.’

Ook de werkdruk begon de PhD-studenten parten te spelen. Het is volkomen normaal om lang door te werken in de avonden of weekenden, in de hoop de gedroomde resultaten te behalen. In de peiling van de RUG geeft 76 procent aan meer uren te werken dan hun contract eist.  ‘Je baan is alles. Er wordt vanuit gegaan dat je overwerkt als je een academicus bent’, zegt Alka.

‘Je werkt je helemaal naar de tering en dan kan het alsnog zijn dat je pech hebt’, beaamt Marieke. ‘Iedereen doet alsof het maar normaal is om zoveel op te offeren.’  

Bovendien wordt de druk niet altijd serieus genomen. Veel academici vergelijken een PhD-traject met een startpositie bij een prestigieus bedrijf. ‘Voor sommige banen moet je een loodzwaar traject van een jaar doorlopen’, zegt Marieke. ‘Je weet: een jaar lang zie ik mijn familie minder en ik werk gewoon 60 uur in de week, maar daarna zit ik gebakken. Daarna heb ik gewoon een vaste baan en zekerheid. Maar dat is op de universiteit niet zo.‘

De gevolgen ziet ze overal om zich heen. ‘Er zijn zoveel mensen met burn-outs thuis komen te zitten. Allemaal slimme, getalenteerde mensen die echt wilden. Dat vind ik zorgelijk.’

Tijdelijke contracten

Ten slotte hebben de promovendi steeds meer behoefte om een stabiel leven op te bouwen, maar de tijdelijke contracten dwingen jonge academici om vaak te verhuizen. 

Het is zwaar als je telkens moet verhuizen; een nieuw leven beginnen is veel werk

‘Ik zie dat collega’s moeite hebben om relaties te onderhouden, niet alleen romantische maar ook vriendschappen’, zegt Ervin. Hij zelf werd geboren in Albanië, groeide op in Griekenland en verhuisde voor zijn master naar Duitsland. Zijn PhD doet hij verdeeld tussen Hamburg en Groningen. Als hij verder gaat in de wetenschap, zal hij waarschijnlijk nog een aantal keren van land moeten wisselen. ‘Het is zwaar als je telkens moet verhuizen. Een nieuw leven beginnen is veel werk.’

Ook Marieke ziet dat totaal niet zitten. ‘Ik ben van Leiden naar Groningen verhuisd, dat was genoeg. Ik heb helemaal geen zin om opnieuw een netwerk op te moeten bouwen, te wennen aan een nieuwe plek.’

Toch heeft geen van de vier heeft spijt van de afgelopen jaren. ‘Ik heb veel  geleerd’, zegt Marieke. ‘Ik ben naar conferenties geweest, heb leuke mensen ontmoet en me bezig mogen houden met onderzoek dat ik nog steeds heel leuk vind om te doen.’

Andere baan

Maar het is wel tijd om iets anders te zoeken om in hun levensonderhoud te voorzien. Alka heeft inmiddels een plek gevonden: ze gaat aan de slag bij een wetenschappelijke uitgeverij.  

Eleonora is inmiddels gepromoveerd, maar zoekt nog naar een goede vervolgbaan. Voor haar is het belangrijk dat ze iets doet dat een positieve impact heeft op de samenleving. Vandaar dat ze is gaan kijken bij ngo’s en overheidsinstellingen. ‘Het was eerst wel eng en ik vond het lastig om me een totaal andere werkomgeving voor te stellen. Maar nu ik met de mensen daar heb gesproken, zie ik het mezelf wel doen. Ik heb er zin in.’

Marieke hoopt met geschiedenis bezig te kunnen blijven, maar beseft hoe moeilijk het zal zijn om daar een baan in te vinden. ‘Er zijn zoveel banen waarvan ik überhaupt geen idee heb dat ze bestaan’, zegt ze hoopvol. ‘Maar dat voelt wel een beetje als wensdenken. Er zijn gewoon weinig banen waarbij dat kan. Ik heb gelukkig nog een jaar om erover na te denken.’

Ook Ervin is nog zoekende. ‘Ik wil wat ik geleerd heb nuttig kunnen inzetten’, zegt hij. ‘Ik ben geïnteresseerd in grote organisaties, ngo’s, denktanks en andere opties.’

Engels