Mijn studietijd speelt zich grotendeels af in de vroege jaren tachtig. Psychologie zat verspreid over zeven locaties in de stad, net als onze bibliotheek (soms moest je naar Haren voor een boek).In een pand aan de Oude Boteringestraat, waar ik me meestal ophield, bevond zich één PC: voor alle medewerkers en studenten. Met twee slappe floppydisks – eentje met het tekstverwerkingsprogramma Wordperfect 4.0 en eentje voor je tekst – kon je dan je artikel of scriptie uittikken.
Op de deur van het computerkamertje hing een lijst waarop je je kon intekenen. ’s Ochtends in alle vroegte en ’s avonds maakte je de meeste kans op een uurtje achter de PC. Ik gaf de voorkeur aan de avond en zat dan tot laat in het gebouw (je kreeg van de portier zonder mankeren een sleutel).
Primitief zou je denken, maar wij vonden het heel wat: één PC. Wij kenden dan ook de verhalen van een medewerker die regelmatig Poolse collega’s op bezoek had. Helemaal vanachter het IJzeren Gordijn vandaan verlekkerden die zich aan alles wat wij wel en zij niet hadden. Een echte computer en al die boeken!
Uren stonden ze aan het kopieerapparaat om vakliteratuur te kopiëren. Het werd met koffers vol meegenomen naar Polen. Ook de vrijmoedigheid waarmee medewerkers en studenten met elkaar omgingen, werd met verwondering gadegeslagen, gewend als ze waren aan de vaak starre hiërarchische verhoudingen. Nee, dan wij.
Een paar jaar later kregen alle medewerkers een eigen PC. Leve de vooruitgang. Weer een paar jaar laten viel de Berlijnse Muur en werd het IJzeren Gordijn voor het Oostblok weggetrokken. Kennelijk zijn de zegeningen van het vrije westen er snel overgenomen, want kopiërende Polen heb ik sindsdien niet meer gezien. Het voormalige Oostblok heeft vliegensvlug onze mores overgenomen.
De laatste jaren heb ik echter steeds vaker het gevoel dat wij ook iets van hen hebben overgenomen. De vrijmoedige omgang tussen medewerkers en studenten is gebleven, maar de universiteit is steeds meer een topdownorganisatie geworden, met het cvb als Politbureau dat van zich laat horen met vijfjarenplannen en rendementscijfers. Net als eertijds het Russisch ruimtevaartprogramma, moet de universiteit steeds hoger reiken (niet in de ruimte, maar op rankings). De rest is bijzaak.
Studenten zijn onze grondstoffen: we worden aangemoedigd er zoveel mogelijk van binnen te halen, maar vervolgens worden ze gewantrouwd. Met dwingende maatregelen – harde knip, bindend studieadvies – worden ze op koers gehouden.
Ook medewerkers ontsnappen niet aan de achterdocht en met ingrijpende reorganisaties in het verschiet voelen ze zich eerder bedreigd dan gewaardeerd. Maar ook zonder bedreiging van hun baan moeten ze zich op hun Engels laten controleren of hun Basis Kwalificatie Onderwijs halen (‘U geeft al 25 jaar les? Nou dan wordt het hoog tijd voor een BKO’). ‘Het is handig om daar een workshop voor te volgen’, hoorde ik in de wandelgangen, ‘want dan weet je een beetje wat ze willen horen.’
De achterdocht wordt gemaskeerd met de organisatie van ‘student/docent van het jaar verkiezingen’. Is dat niet wat erg DDR, toen daar het portret van de werknemer van de maand pontificaal in de fabriekshal hing, met vermelding van zijn uitzonderlijke productie?
‘Alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn’, zong Harrie Jekkers eertijds, dus dat zal wel. Tegenwoordig kan iedereen zich vrijelijk van Oost naar West bewegen.
Maar pas op, een dood vogeltje kan niet vliegen.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie
Foto Reyer Boxem