Jaap Pesman

Vechten tegen medische windmolens: Jaap Pesman werd nergens gehoord

Een conflict met zijn examinator leverde geneeskundestudent Jaap Pesman twee jaar studievertraging op. Hij klopte aan bij vrijwel ieder universitair klachtenloket dat hij kon vinden, maar ving overal bot. Tot hij wél gehoord werd bij de Raad van State.

Avatar photo

Door Christien Boomsma

13 september om 11:55 uur.
Laatst gewijzigd op 2 oktober 2023
om 15:08 uur.
Avatar photo

By Christien Boomsma

september 13 at 11:55 AM.
Last modified on oktober 2, 2023
at 15:08 PM.
Avatar photo

Christien Boomsma

Achtergrondcoördinator en wetenschapsredacteur Volledig bio »
Background coordinator and science editor Full bio »

Hij is gedesillusioneerd, zegt Jaap Pesman. Toen hij begon met de coschappen voor zijn studie geneeskunde had hij de tijd van zijn leven. Hij zat in commissies en was sociaal actief. En hij droomde van een baan als arts, het stichten van een gezin, settelen. 

Maar twee jaar later is hij geen steek opgeschoten. Waardevolle tijd ging verloren, nadat hij in conflict kwam met de affiliatiecoördinator en examinator van het Deventer ziekenhuis waarin hij zijn coschappen liep. Dat is de persoon die de eindbeslissing neemt voor het zakken of slagen van een coassistent.

En, zegt hij, hij is niet de enige. Hij kent meer gevallen van coassistenten die in de problemen kwamen. Maar zij zijn bang voor de gevolgen in een wereldje waarin artsen almachtig zijn en iedereen elkaar de hand boven het hoofd houdt. 

Kwetsbare positie

Dat dit niet zomaar een verhaal is, blijkt uit het eerste jaarrapport van de ombudsfunctionaris van de RUG. Acht medische studenten meldden zich bij haar, schrijft ze daarin. ‘Vooral in de coschappen bevinden zij zich in een kwetsbare positie, waarin de afhankelijkheid van de programmaleiding en affiliatiecoördinator/examinator groot is en men zich niet durft uit te spreken.’

Die visie wordt ook ondersteund door de uitkomsten, eind maart gepubliceerd, van een enquête van belangenplatform De Geneeskundestudent. Tien procent van de geneeskundestudenten heeft te maken met ongewenst gedrag van de kant van begeleiders en specialisten, maar 78 procent van de gevallen wordt niet gemeld uit angst voor de gevolgen.

Ze houden elkaar de hand boven het hoofd

Jaap Pesman trok wél aan de bel. Eerst over wat hij had ervaren tijdens het eerste coschap van zijn tweede jaar, daarna over de examinator die – in zijn optiek – niet wilde horen wat daar was misgegaan, maar wel haar eigen bias tegen hem ontwikkelde. 

Maar bij welk hulploket hij ook aanklopte – de examencommissie, het College van Beroep voor de Examens, het Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten en zelfs het college van bestuur  – steeds ving hij bot, vaak na maanden te hebben gewacht op antwoord. ‘Iedereen kent elkaar’, concludeert hij, ‘en ze houden elkaar de hand boven het hoofd.’

Pas toen hij zich deze zomer bij de Raad van State meldde, werd hij gehoord. Het besluit dat hij twee extra coschappen moest lopen om één onvoldoende te repareren moest beter worden gemotiveerd. Volgende week behandelt het Groningse College voor Beroep van de Examens zijn zaak opnieuw. 

Onvoldoende

Het begon allemaal toen Pesman aan zijn tweede jaar coschappen begon. Het eerste was voor de 37-jarige student – die na een carrière als redacteur bij Autoblog als zij-instromer bij geneeskunde begon – vlekkeloos verlopen. 

De sfeer in het verpleeghuis waar hij aan de slag ging, was onveilig, zegt hij. ‘Twee specialisten maakten voortdurend sneue grapjes over de coassistenten.’ Toch leek dat geen probleem. ‘Jaap, ik ben heel blij met je!!’ mailde zijn mentor hem nog op de elfde dag. 

Maar 24 uur later liet dezelfde mentor hem weten dat hij mogelijk op een NYOT (not yet on track) afstevende. Een onvoldoende dus. Sterker nog, zijn mede-co, die al een week weg was, zou er ook eentje krijgen. Met terugwerkende kracht nog wel, want deze had de voldoende al binnen. Zijn mentor had daarover al gebeld met zijn examinator – de persoon die per ziekenhuis de coschappen overziet en het eindoordeel velt.

Pesman vroeg feedback aan de vakgroep en kreeg te horen dat hij niet ‘enthousiast’ genoeg was en te weinig initiatief zou tonen. Eén specialist gaf een voorbeeld: toen hij de student had meegevraagd naar een euthanasie, had deze afhoudend gereageerd.

Onzin, vond Pesman. ‘Ik had op dat tijdstip verplicht onderwijs en moest dus dispensatie vragen. Maar ik heb aangegeven dat ik wel graag mee wilde.’

Aantekening

De discussie die volgde, leidde tot een aantekening in zijn dossier. Hij kreeg weliswaar toch een voldoende, maar zijn mentor schreef ook dat Pesman ‘moeite zou hebben met feedback’. Daarna meldde ze zich ziek. Overspannen.

Pesman maakte zich zorgen. ‘Zoiets is een ernstige beschuldiging in de medische wereld’, zegt hij. ‘Ik was bang dat het me zou achtervolgen.’  Plus, zegt hij, zijn mede-co herkende het onveilige gevoel waar hij mee worstelde. 

Ze zei dat ze een heel naar gevoel bij me kreeg

Dus toen hij bij de examinator moest komen, wilde hij uitleggen waarom die kwalificatie niet terecht was. ‘Ik ging zitten en eerst zei ze niets. Dus ik begon maar wat te vertellen en toen zei ze uiteindelijk dat ik een volwassen man was, die maar wat zat te klagen. Ik moest nadenken over wat ik zelf anders had kunnen doen. En ze zei ook dat ze een heel naar gevoel bij me kreeg.’

De examinator ervoer het gesprek anders. ‘JP [hield] tijdens dat eerste gesprek een zeer uitgebreid exposé over wat er allemaal mis was op de afdeling  – het gesprek ging zo’n twintig minuten over de afdeling en niet over het functioneren van JP daar zelf. […] Dat leidde tot zorgen bij haar’, staat in een rapport dat emeritus hoogleraar Jos Snoek schreef over zijn onderzoek naar de situatie.

Niet eerlijk

Twee soepele coschappen volgden. Maar toen hij daarna in de vakgroep van de examinator terechtkwam, ging het helemaal mis. Ze vertelde haar collega’s hoe ze over hem dacht, zegt Pesman. En uit emailcommunicatie blijkt inderdaad dat de examinator overlegde met collega’s over de begeleiding van Pesman.

Maar, zegt deze, die konden hem daardoor niet meer eerlijk beoordelen. En nu kreeg hij dan toch de gevreesde NYOT. 

Tegelijkertijd kwam zijn examinator met de blokbeoordeling van de eerste drie coschappen. Daarin herhaalde ze het stukje over de ‘moeite met feedback’ en voegde daaraan toe: ‘Ook bij het coschap plastische chirurgie wordt bij professionele ontwikkeling gemeld dat je een actievere houding aan moet nemen. Je grijpt niet alle leermomenten aan.’

Niet eerlijk, vond Pesman. Ze negeerde alle lovende commentaren van zijn mentoren en pakte één zinnetje dat net iets kritischer was.

Opnieuw klom hij in de pen met een uitgebreide mail aan zijn examinator, waarin hij uitlegde hoe haar handelen zijn leertraject beïnvloedde. ‘De roep om hulp die de mail was, werd gezien als “bewijs” dat ik moeite met feedback zou hebben.’

Gedeelde zorgen

Ook hier heeft de examinator een andere visie: ‘De zorgen over het functioneren van JP op de afdeling werden gedeeld door alle begeleiders, het was niet iets van haar alleen en naar eer en geweten kan zij stellen dat er vooraf geen negatieve informatie door haar is gedeeld met begeleiders en dat al haar acties voort zijn gekomen uit bezorgdheid’, staat in het latere rapport.

Al haar acties zijn voortgekomen uit bezorgdheid

Na overleg met de programmaleiding, stuurde ze Pesman bovendien naar het het SRC –  de Signalering en Remediëring Commissie,  waar studenten indertijd heen moesten als ze ‘onvoldoende voortgang vertonen in hun ontwikkeling tot professional’. Ook moest hij de eerdere problemen melden bij zijn mentoren. 

Pesman was er nu zeker van dat ze het op hem voorzien had en wilde weg uit Deventer. ‘Maar toen kondigde de examinator aan dat zij dan wel de overdracht naar een nieuw ziekenhuis wilde doen’, vertelt hij. ‘Het was echt een enorm dreigende situatie geworden.’

Acht coschappen

Was dat zo? 

Vanwege corona liep Pesman acht coschappen in plaats van de standaard tien. De opleiding stelt dat was afgesproken dat een student met een onvoldoende vervolgens wél tien zou moeten doen, blijkt uit het rapport van Snoek. Maar in de OER staat dat niet vermeld. Daar staat alleen dat er een of twee extra coschappen opgelegd kunnen worden. Maar nul was ook een optie. 

Dat zag ook de Raad van State in haar uitspraak van vorige maand. Bovendien was het duidelijk dat er een probleem was tussen de examinator en Pesman. En er was niemand voorhanden voor een second opinion. De affiliatiecoördinator/examinator is immers de enige die bepaalt of een student door kan of niet. 

Dat leidt vaker tot problemen. In mei 2022 liep er bijvoorbeeld een vergelijkbare zaak bij het College van Beroep voor de Examens van de RUG. Hierin eiste een student een second opinion, omdat het oordeel van de examinator niet fair zou zijn. Haar eis werd afgewezen, omdat er geen enkele regel is die coassistenten het recht geeft op zo’n second opinion. 

Snoek is daar kritisch over in zijn onderzoeksrapport. De affiliatiecoördinator is de enige die verantwoordelijk is voor de eindbeoordeling. ‘Daarmee heeft de affiliatiecoördinator wel heel veel macht gekregen. Tegelijkertijd is het voor diezelfde affiliatiecoördinator moeilijker geworden om coassistenten op de eigen afdeling te begeleiden en formatief te toetsen […]. Bij coassistenten die om wat voor reden dan ook opvallen kan dat wel lastig zijn.’

Overdoen

Pesman protesteerde opnieuw. Hij wilde desnoods zijn hele tweede jaar overdoen, als hij maar niet meer te maken zou hebben met zijn examinator. Dat lukte niet. De programmaleiding, in de persoon van opleidingsdirecteur Friso Muntinghe, bood hem een ziekenhuis in Friesland aan, zegt Pesman. Het enige ziekenhuis waar hij per se niet naar toe wilde. ‘Maar later hoorde ik dat er wel degelijk andere ziekenhuizen waren waar ik terecht kon. Ook de overdracht van de examinator bleef gewoon staan, want daar had hij heel veel vertrouwen in.’

Voor Pesman was de maat vol. Hij meldde zich af voor zijn studie en ging op zoek naar hulp. Maar ondanks de talloze hulploketten van de universiteit, werd hij van het kastje naar de muur gestuurd. 

De affiliatiecoördinator heeft wel heel veel macht gekregen

Hij begon met de vertrouwenspersoon van het ziekenhuis. Die wilde wel bij gesprekken zijn, maar was nadrukkelijk ‘geen partij’. 

Hij stapte ook naar de studieadviseur. Die gaf aan weinig te kunnen doen. Wel gaf deze aan dat hij het gevoel had dat de ‘macht’ bij de examinatoren lag én dat Pesman niet de enige was met deze problemen.

Hij diende een klacht in bij het College van Beroep voor de Examens, maar ving bot: het betrof hier een deelresultaat en daar gingen ze niet over.

Stap vier was de nieuwe ombudsfunctionaris van de RUG. Zij luisterde wél en raadde Pesman aan alles goed te documenteren. 

Stap vijf was advies van een advocaat. ‘Die raadde me aan om naar de examencommissie te stappen en een klacht in te dienen.’

Eigen vlees

Hij stelde nu een uitgebreide klacht op, die hij in februari 2022 indiende bij het Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten. Die verwees Pesman naar de klachtenregeling van de Faculteit Medische Wetenschappen en die bleek weer in handen van de programmaleider.  ‘Maar de programmaleiding was expliciet genoemd in de klacht. Zo keurt de slager zijn eigen vlees.’ 

Hij startte ook een traject bij de examencommissie van medische wetenschappen. Die weigerde zijn klacht – 130 pagina’s – te behandelen tot hij deze terug had gebracht tot één A4’tje. Om drie maanden later opnieuw terug te verwijzen naar de programmaleiding.

Stap acht was de klachtencommissie van het ziekenhuis in Deventer. ‘Dat was in maart of april. En in november is die behandeld.’ Afgewezen.

Ook een ongevraagd advies van de ombudsfunctionaris, die zich bezighield met zijn zaak, leidde tot niets. Zelfs al stelde deze heel duidelijk dat een klacht nooit behandeld kan worden door degene aan wie de klacht is gericht.

Ten einde raad mailde hij nu collegevoorzitter Jouke de Vries – stap negen. Die reageerde dezelfde dag nog met de belofte de klacht te zullen bekijken en erop terug te komen. Maar daarna bleef het stil. ‘Ik dacht eerst dat het na de zomer wel zou komen’, zegt Pesman. ‘Maar toen ik er nogmaals naar vroeg, kreeg ik geen respons meer.’

Wel vertelde de ombudsfunctionaris hem dat de collegevoorzitter ‘zich niet bezighield met individuele gevallen’, zegt Pesman. 

Onafhankelijk onderzoek

Stap tien was een mail naar de decaan van de medische faculteit. En toen, eindelijk, kwam er beweging. Een maand na die mail werd hij – nog altijd bijgestaan door de ombudsfunctionaris – uitgenodigd door de prodecaan Gerda Croiset. 

Daar werd besloten tot een onafhankelijk onderzoek naar wat er was gebeurd. ‘Toen is ook besloten dat ik inspraak moest hebben over de locatie waar ik naartoe ging’, zegt Pesman. ‘En er is geregeld dat mijn dossier zou worden opgeschoond en er geen overdracht zou komen van mijn examinator.’ 

De examinator beslist dit niet alleen, al is ze wel alleen verantwoordelijk

Niet dat het snel ging. Het onderzoeksrapport liet twee maanden op zich wachten. Oordeel: na zoveel tijd viel er inhoudelijk niets meer over de klacht te zeggen. Snoek schrijft daarover dat hij zich weliswaar ‘heel goed kan verplaatsen in het gevoel van JP dat hij in Deventer geen faire kans heeft gekregen op de afdelingen verpleeghuisgeneeskunde en interne geneeskunde en dat hij zich op allerlei fronten (…) onvoldoende gehoord of zelfs tegengewerkt voelt’, maar dat hij ‘geen twijfel [heeft] aan de oprechte professionele motieven van de begeleiders’. 

Toch signaleerde Snoek wel degelijk ook problemen. Er was het feit dat de examinator in haar eentje verantwoordelijk is voor de beoordeling. Maar ook het feit dat zo’n examinator toegang heeft tot alle gegevens uit het digitale dossier van de student – ook wat er bijvoorbeeld in de vertrouwelijke coachgroepen wordt besproken. ‘Onwenselijk’, oordeelde Snoek. 

Overleg

Waarom niet de toegang van de examinator beperken, stelt hij voor. Ook zou het een goed idee zijn om een examinator in geval van onvoldoendes te laten overleggen met een klein comité. ‘Dat advies geldt in nog sterkere mate wanneer het een onvoldoende beoordeling betreft op de afdeling waar de affiliatiecoördinator zelf werkzaam is’, schrijft Snoek. ‘De in jaren gegroeide relaties met collega-specialisten maken het lastig zo niet onmogelijk om als examinator daarin een onafhankelijke (nodig voor de summatieve beoordeling) positie in te nemen.’

Tot slot schrijft Snoek dat de klachtenregeling ‘echt beter’ moet. ‘Ik vind, als voorbeeld, dat een melding bij het Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten (CLRS) niet uitsluitend schriftelijk (via de mail) kan leiden naar afhandeling van de klacht door de Programmaleiding van de Master Geneeskunde.’ 

Het rapport leidde ertoe dat de toegang tot het digitale dossier sinds begin dit jaar beperkt is, maar volgens programmaleider Friso Muntinghe is de almacht van de examinator minder groot dan sommigen denken.

Bij beoordelen van praktische onderdelen als deze krijg je feedback van heel veel verschillende mensen, legt hij uit. Die komen samen bij de examinator. ‘Al die subjectieve beoordelingen leiden uiteindelijk tot een objectief beeld.’

Maar die examinator beslist écht niet alleen, benadrukt hij. Hij wil niet ingaan op de zaak Pesman zelf, maar mocht er twijfel zijn over een coassistent, dan bespreekt ze dat in maandelijks overleg van alle examinatoren – altijd anoniem. En ja, het is mogelijk dat iemand met een NYOT toch nog een voldoende krijgt voor de eindbeoordeling. ‘Maar de examinator beslist dit niet alleen, al is ze wel alleen verantwoordelijk.’

Reflectie

De klachtenafhandeling had hij niet beter of sneller kunnen doen. ‘Niet sneller in tijd en niet beter omdat ik de geldende procedure heb gevolgd’, zegt hij. ‘Maar feedback op de geldende procedure is natuurlijk aanleiding om deze kritisch te beschouwen, wat we ook doen.’ 

De manier waarop ik ben behandeld is een signaal naar andere coassistenten

Want ook Muntinghe is zich bewust van het feit dat studenten veel problemen niet melden, of zich niet veilig voelen om dat te doen. ‘Ik lees De Geneeskundestudent ook’, legt hij uit. ‘En daar moeten we iets mee. We willen natuurlijk dat ze zich vrij voelen om te praten.’

Pesman is daarvan niet onder de indruk. ‘Als je wilt dat er vrijuit gepraat kan worden, moet je niet beginnen met het straffen van degenen die dat doen. Ik ben ervan overtuigd dat de manier waarop ik ben behandeld een signaal is naar andere coassistenten: “Kijk, dit is wat er gebeurt als je kritiek hebt.”’  

Vlak voor de zomer kreeg hij dan toch een reactie van het college van bestuur – een vol jaar na zijn eerste mail aan de collegevoorzitter. Zijn klacht was onderzocht. En inhoudelijk viel daar niets meer over te zeggen. Ook dat wist hij al.

Farce

De juridische afdeling van de RUG oordeelde dat er niets aan de hand was en dat de vele convenanten en regels niet zijn gebroken. Pesman is uiteindelijk gehoord en er is een onafhankelijk onderzoek geweest. En dus is er ‘op dit punt in overeenstemming met de Regeling gehandeld’, staat in de brief. ‘Uit het rapport blijkt verder dat de bij de klacht betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord […]. Aan de formele vereisten voor de klachtbehandeling is dan voldaan.’

Een farce, vindt Pesman. ‘De ombudsfunctionaris, die een juridische achtergrond heeft, heeft dit ook duidelijk gesteld.’

En dus zette Pesman nog een stap: de Raad van State. En die oordeelde half augustus dat er toch niet in overeenstemming met de regels is gehandeld. Weliswaar kunnen ze niet op de stoel van de examinator gaan zitten, maar de Raad oordeelde wel dat het College van Beroep voor de Examens onvoldoende heeft onderbouwd waarom er zoveel extra coschappen gelopen moesten worden.

De examinator heeft inmiddels voor een nieuwe onderbouwing gezorgd. Op 16 september komt het College van Beroep voor de Examens weer samen om Pesmans klacht opnieuw te beoordelen. 

Pesman zelf heeft intussen zijn studie weer opgepakt. Nog twee coschappen en dan is hij eindelijk klaar.

Engels