'De RUG
is een fabriek'
Een docent kunstfilosofie organiseerde een debat voor wetenschappelijk medewerkers over de toekomst van de RUG.
Organisator Thijs Lijster vindt de toezeggingen die het RUG-bestuur onlangs deed, niet genoeg. Er is meer democratie nodig, stelt hij.
Sommige debattanten zijn het met Lijster eens, anderen vinden de RUG al democratisch genoeg.
Volgens een SOG-bestuurskandidaat tonen studenten weinig interesse in het RUG-bestuur.
Maar kun je dat studenten wel kwalijk nemen, als hen gevraagd wordt om zo snel mogelijk af te studeren?
Het open debat stipt veel onderwerpen aan, maar echte consensus blijft uit. Een maand later is de herkansing.
Leestijd: 8 min. (1215 woorden)
Docent kunstfilosofie Thijs Lijster organiseert een debat om alternatieven voor het huidige universitaire beleid te vinden: ‘Het kritische geluid in het Maagdenhuis is niet alleen in Amsterdam nodig, maar ook in Groningen.’
Vorige week deed het universiteitsbestuur toezeggingen, maar dat is volgens Lijster niet genoeg. De punten van kritiek? Dat zijn er veel. Meer democratisering, vraagtekens bij het ‘rendementsdenken’, top-down management en bovenmatige bureaucratisering. De student is verworden tot ‘plofstudent’ en de tempel der kennis is een fabriek geworden. Het RUG-bestuur is uitgenodigd om de kritiek aan te horen, maar laat deze avond verstek gaan.
Niet democratisch
‘We moeten nadenken over de consequenties van een ondemocratische universiteit voor de samenleving’, stelt Trudy Dehue, wetenschapsfilosofe en sociologe. Door de druk om te produceren hebben studenten niet de tijd om te kunnen begrijpen wat onderzoeksresultaten doen met de samenleving. ‘Velen denken en handelen nog steeds vanuit de gedachte dat wetenschap de werkelijkheid reflecteert. Maar de wetenschap creëert vooral de werkelijkheid.’
Pascal Gielen, hoogleraar kunstsociologie en cultuurpolitiek, zou de faculteitsraden en de universiteitsraad graag helemaal veranderen. Veel meer richting een directe democratie. ‘We moeten van een corporate naar een coöperatieve universiteit. Maak studenten en medewerkers eigenaar, dan hebben ze een stem en wordt er naar ze geluisterd.’
Ook economisch historicus Willem Jongman bekritiseert het huidige, hiërarchische top-down managementmodel. ‘We moeten echt af van deze minister.’ De zaal lacht. ‘Het is fascinerend. Als reactie op de protesten zegt Den Haag meer te willen controleren. Het maximum van het top-down management is al geïmplementeerd, maar er is veel meer ruimte voor een bottom-up approach.’
Topuniversiteiten in het buitenland worden van onderaf geregeerd en niet van boven, weet Jongman. Bij Princeton, waar hij zelf werkzaam was, werden alle grote beslissingen van het departement genomen tijdens een plenaire vergadering van de wetenschappelijke medewerkers. In zo’n systeem kunnen medewerkers en bestuurders ook beoordeeld worden. ‘We geven cijfers aan studenten, waarom niet aan academici?’
Wel democratisch
Jan Blaauw, PhD-kandidaat en lid van de personeelsfractie in de universiteitsraad, weigert de RUG ondemocratisch te noemen. ‘Dat is te simpel.’
Hij wijst erop dat de universiteitsraad ja of nee kan zeggen. ‘En dat doen we vaak. Het RUG-bestuur is gevoelig voor de meerderheid. Misschien niet zo vaak als mensen hier het zouden willen, maar dat is ook democratie’, wijzend op het feit dat de honderd toehoorders slechts een fractie zijn van de ruim vijfentwintigduizend RUG-studenten.
‘Misschien weten jullie niet wat we doen, want er komen niet zoveel mensen naar onze vergaderingen. En we horen ook niet vaak van jullie.’ Blaauw nodigt iedere geïnteresseerde uit de vergaderingen van de universiteitsraad bij te wonen. ‘Oude Boteringestraat 44, kom maar langs.’
Geen interesse
Het is maar zeer de vraag of de gemiddelde student wel zit te wachten op meer democratie, oppert een kandidaat voor het nieuwe bestuur van de Studenten Organisatie Groningen (SOG). ‘Veel studenten kan het gewoon niet schelen.’
Bij de vorige verkiezingen voor studentenafgevaardigden naar de universiteitsraad was er een opkomst van 30,9 procent. Schandalig laag, vond rector magnificus Elmer Sterken destijds. Hij zei er iets aan te willen doen.
Maar dat kun je de student niet verwijten, reageert Daan Brandenbarg, UMCG-promovendus en voorzitter van SP Groningen. ‘Mensen worden het product van hun omgeving. De universiteit is een fabriek geworden. En daar vormen studenten zich naar. Wanneer we van studenten vragen dat ze zo snel mogelijk afstuderen, daarnaast twintig uur per week werken en ook nog een schuld van dertigduizend euro boven hun hoofd hebben hangen, logisch dat je dan geen tijd hebt voor democratie.’
Een Duitse student psychologie vraagt zich af waarom niemand hem wat gevraagd heeft over de verbouwing van de UB. Een studentafgevaardigde naar de universiteitsraad van de SOG reageert snel: ‘We hebben een enquête gehouden onder meer dan duizend studenten over de UB-verbouwing. Misschien was je er toen niet.’
Rendementsdenken
Een veelgehoorde klacht over het huidige universitaire systeem is het zogeheten rendementsdenken. Dat is ontstaan door de Bologna Akkoorden van 1999, stelt Pascal Gielen, hoogleraar kunstsociologie en cultuurpolitiek. De akkoorden moesten de normen en kwaliteit van het hoger onderwijs in de EU gelijktrekken. Daardoor zijn er nu marktgeoriënteerde universiteiten gecreëerd die met elkaar concurreren voor het aantrekken van studenten, meent Gielen.
Ook Brandenbarg noemt de Bologna Akkoorden als veroorzaker van het rendementsdenken. ‘De universiteit is een bedrijf geworden, bestuurd door managers.’ Dat heeft volgens Brandenbarg voorspelbare consequenties die aan de basis liggen van de huidige frustratie. Om te kunnen concurreren moet de universiteit ‘gemeten’ worden. Studenten moeten zo snel mogelijk afstuderen en wetenschappers moeten vliegensvlug onderzoeken en publiceren. ‘Als we bij het UMCG een artikel publiceren in een laag gerangschikte journal, dan krijgt het departement een boete.’
Daarnaast krijgen wetenschappelijke medewerkers meer bureaucratische en bestuurlijke taken. Politiek filosofe Judith Vega vindt het zorgwekkend dat het moeilijk is om medewerkers te vinden voor de faculteitsraden. Juist daar moet het tegengeluid vandaan komen, meent ze. Maar volgens Vega worden raadsleden te weinig gecompenseerd voor het daadwerkelijke werk, wat het onderwijs of onderzoek belemmert. ‘Als je het goed wilt doen, is het heel veel werk.’
Oplossing
‘We moeten terug naar de Oudgriekse betekenis van het woord ‘school’, wat ‘vrije tijd’ betekende’, aldus Gielen. ‘Vrij van economische en politieke zaken, waardoor je kunt reflecteren op de kernzaken: onderzoek en onderwijs. Vrij zijn om échte kennis te onderscheiden. Vrij zijn om te kiezen wat te onderzoeken en wat niet. Vrijheid om te studeren en kennis te delen.’
Vega wil dat er wordt nagedacht over wat de universiteit zou moeten zijn, haar algemene missie, en wat het weigert te zijn. Ze pleit voor Bildung, een begrip dat vaak vertaald wordt als ‘zelfontplooiing’, in plaats van goed gedrilde studenten. Ze maakt zich hard voor onderzoek dat zowel academische als maatschappelijke belangen dient, en voor reflectie op de academische vrijheid en haar grenzen. Ze stelt voor een ‘academische constitutie’ op te stellen: een universitaire grondwet die de juiste doelen van het academische leven onderscheidt van het soort doelen van een corporatie. Samen met haar collega Pieter Boele van Hensbroek nodigt ze studenten uit daaraan bij te dragen.
Faculteiten afschaffen
Gielen vindt dat decentralisering nodig is. Als voorbeeld neemt hij de PR-afdeling, die nu centraal georganiseerd is. ‘We betalen met ons eigen geld om aan PR te doen, zonder dat we weten wat ermee gebeurt. Dat kan beter op het niveau gebeuren waar er ook kennis is van het departement, dan op centraal niveau.’
Jongman kijkt daar anders tegenaan. ‘Faculteiten zijn een middeleeuwse traditie die we nooit rationeel ter discussie hebben gesteld. Letteren is een geworden arena waar we vechten voor onze resources. Kleinere faculteiten, zoals theologie en wijsbegeerte, functioneren veel beter in onderwijs en onderzoek omdat ze een veel kleiner bureaucratisch systeem hebben.’
Zowel de kritiek als de oplossingen zijn breed doch versnipperd. Geen voorstel lijkt de sympathie van de meerderheid te wekken, maar de roep om transparantie lijkt groter te zijn dan de roep om democratie. Het startsein voor verdergaande discussies is echter gegeven. Volgende maand komen de wetenschappelijk medewerkers weer bij elkaar voor een vervolgdebat.