Sporten rond het jaar 1500
Spelen met zwaarden
Wie wil leren dansen, zoekt daarvoor een dansleraar. Wil je voetballen, dan is een voetbalclub een goed idee. Ook worstelen, zwemmen, karate, het zijn allemaal activiteiten die je moet doén, als je ze wilt leren.
Dus waarom, in vredesnaam, werden er aan het einde van de vijftiende en zestiende eeuw zo verschrikkelijk veel ‘vechtboeken’ geschreven en gedrukt? Handboeken dus, die de lezer uitleg gaven over zwaardvechttechnieken en – in mindere mate – over mesvechten en worstelen?
‘Ik heb zelf veel gesport’, zegt historicus Miente Pietersma, die werkt aan een promotieonderzoek over deze boeken. ‘En ik ben ook sportinstructeur. En dan weet je: als je tien mensen een opdracht geeft, wordt hij op tien verschillende manieren uitgevoerd. Iedereen heeft een ander begrip van de opdracht, de een is minder soepel dan de ander, of heeft een ander besef van zijn eigen lichaam.’
Technisch complex
Pietersma is niet zo maar een sportinstructeur. Naast zijn onderzoek aan de RUG geeft hij les in historical European martial arts (HEMA) oftewel: zwaardvechten. Een sport waar hij een jaar of tien geleden als geschiedenisstudent mee in contact kwam en waaraan hij vervolgens hopeloos verslingerd raakte. Zwaardvechten is immers wel even wat meer dan met wat oefenwapens tegen elkaar aantikken, zoals je dat vaak ziet in films. ‘Het is een intensieve bewegingssport’, zegt hij, ‘en technisch bijzonder complex. Je kunt het zien als een soort kruising tussen schaken en ijshockey.’
De vertaalslag naar de praktijk is nog niet zo makkelijk
Pietersma vecht bij de Groningse zwaardvechtschool Mars en het was daar dat hij in contact kwam met de vele tientallen ‘vechtboeken’ die in de vijftiende en zestiende eeuw in Zuid-Duitsland en Noord-Italië in omloop waren. Dergelijke boeken vormden de basis van de ‘herontdekking’ van het zwaardvechten als sport in de jaren negentig en worden fanatiek bestudeerd door de beoefenaars. ‘Er zijn hele databases waar mensen amateur-transcripties van dit soort teksten hebben geüpload. Ik ken werkelijk geen enkele andere hobby waarbij mensen met zoveel plezier proberen om 15e-eeuws Duits te ontcijferen. Het is echt waanzinnig interessant.’
Maar hoewel je er heus wel iets van kunt leren, is het ook duidelijk dat verreweg de meeste kennis mondeling moet zijn overgedragen en door oefeningen, zegt Pietersma. ‘Ik heb studenten wel eens een houten oefenzwaard en de transcriptie van een instructie gegeven, en gezegd: probeer dit maar eens in de praktijk te brengen. Dan kom je er al heel snel achter dat die vertaalslag nog niet zo gemakkelijk is.’
Geheugensteuntje
Punt is, zegt Pietersma: deze teksten zijn nooit bedoeld als de enige bron van kennis over zwaardvechten. ‘In de late middeleeuwen keken mensen heel anders naar teksten. Wij hebben nu de neiging om ze te zien als de culminatie van praktische kennis. Als iets hogers. Maar indertijd waren ze veel bedoeld als een geheugensteuntje, of een handvat waar de instructeur dan vervolgens op zijn eigen manier mee aan de slag ging.’
Ze blijken bovendien niet bedoeld om soldaten of andere professionele zwaardvechters op te leiden. Daarvoor is de hoeveelheid vechtboeken veel te groot. Er werden echt honderden gedrukt, die zich vervolgens verspreidden onder de stedelijke middenstand van Zuid-Duitsland en Noord-Italië. En hoewel die wel deel uitmaakten van de lokale stadswacht, waren dat gewoon bakkers, slagers en timmerlieden. Geen militairen.
En dan is er ook nog het type wapens waarmee in de instructies wordt gewerkt. ‘Zo is er veel sprake van vechten met een dubbelhandig langzwaard’, zegt Pietersma. ‘Die blijven in de zestiende eeuw heel populair, terwijl het wapen in militair opzicht echt nutteloos geworden is.’
Recreatie
Waar deze boeken dan wél voor gebruikt werden? Sport! ‘Mensen waren er gewoon mee bezig als bron van plezier’, zegt hij. ‘Al bestond het woord “sport”, met zijn moderne nadruk op regels en het meten van prestaties, toen natuurlijk nog niet. Maar wat je wel had was ludo – of “spel” in het Latijn.’
De steden van Zuid-Duitsland en Noord-Italië blijken een levendige recreatiecultuur te hebben gehad. En vechtsportclubs maakten daar een belangrijk deel van uit, zegt Pietersma. Hoewel balsporten – denk aan de voorlopers van voetbal, handbal of kaatsen – het populairst waren, waren er dus ook talloze clubs waar zwaardvechten werd beoefend die regelmatig competities organiseerden. ‘Ik trof er eentje aan waar ze zo’n vechthandboek blijkbaar collectief hadden aangeschaft, want er staat een ledenlijst op het schutblad, met de mededeling: “We zijn allemaal goede broeders en we houden van vechten en van drinken.”‘
Op een duel op het marktplein kwamen duizenden mensen af
Die clubs werden soms zelfs ondersteund door het stadsbestuur. ‘Waarschijnlijk met de gedachte dat er toch een soort van militaire relevantie aan vastzat. En op die manier gaan mensen geen rotzooi trappen. Een beetje zoals we nu ergens een voetbalveldje aanleggen voor de jeugd.’
En hoewel de meeste competities niet grootschalig zullen zijn geweest, konden ze soms wel degelijk heel veel aandacht trekken. ‘Ik ken een geval uit Milaan waar een Spaanse zwaardmeester alle vechtscholen afging om zichzelf te bewijzen. Hij daagde de lokale meester uit tot een duel op het marktplein, en daar kwamen echt duizenden mensen op af.’
De lokale magistraat moest de politie inschakelen om de orde te bewaren, waarna iedereen met de vinger naar de Spanjaard wees, blijkt uit de verwijzingen die Pietersma vond. En daarna? Pietersma haalt zijn schouders op. Hij heeft het niet kunnen achterhalen. ‘Dat is het probleem met middeleeuwse bronnen.’
Plezier
Maar misschien wel het interessantste en opvallendste uit zijn onderzoek, is het belang dat de middeleeuwers blijken te hechten aan plezier bij het leren vechten. ‘Mensen denken al snel: vechten is serieus en dat is dus voor zelfverdediging. Plezier is hoogstens een bijgedachte.’
Sporten omdat het moet, houden mensen nooit vol
Het beeld van de middeleeuwen als een duistere periode waarin mensen vooral bezig waren met memento mori – gedenk te sterven – klopt echter niet, zegt hij. ‘Dat is een stereotype dat mensen uit de renaissance graag plakten op de middeleeuwen. Als je naar andere middeleeuwse teksten kijkt, bijvoorbeeld kerkelijke preken, dan wordt er eigenlijk constant benadrukt hoe belangrijk het is om genoeg plezier te hebben in het leven. Want als je niet genoeg plezier en ontspanning hebt, dan gaat je geest afleiding zoeken via zondige gedachten.’
Ook in de zwaardvechtsport – ludo dus – blijkt blijheid cruciaal te worden gevonden voor het leerproces, ontdekte Pietersma. ‘Het wordt heel duidelijk dat men gelooft dat plezier essentieel is voor het overbrengen van ervaringsgestuurde kennis, zoals zwaardvechten. Het is noodzakelijk voor de juiste interactie tussen lichaam en geest.’
Een belangrijke les, vindt hij. ‘Daar kunnen we ook nu nog van leren.’ Hij ziet het regelmatig op de zwaardvechtschool in Groningen. Mensen die met nul sportervaring binnen komen omdat zwaardvechten hen wel ‘grappig’ lijkt. ‘En dan zie je soms echt een totale transformatie. Niet omdat het moet, maar omdat ze daar plezier uit halen.’
Tegenwoordig hebben we de neiging theoretische kennis op een voetstuk te plaatsen en het bewegende lichaam in cijfertjes uit te drukken, zegt hij. ‘Iedereen heeft een stappenteller en je moet zoveel minuten bewegen, want anders gaat je ruggengraat eraan. Maar je bent niet alleen een bewegende ruggengraat, je bent een bewegend méns. In de middeleeuwen begrepen ze beter dat je dat moet onderkennen. Anders sporten mensen enkel omdat het moet en houden ze het nooit vol.’