Trots zit derdejaars student filosofie Danny Klaassen tussen zijn verzameling in zijn studentenkamer in de Oosterpoort. Hij is verzamelaar. Niet van postzegels of bijzondere wijnen, maar van elementen. Rhodium, broom, neon, kwik, noem maar op of Danny heeft het. ‘Het is echt fascinerend. Alle zichtbare materie, wij zelfs, bestaan uit deze elementen.’
‘Wist je dat men vroeger radioactief radium in tandpasta deed? Mensen dachten dat dat ook helende werking had, net als fluoride’, zegt hij, terwijl hij een ampul radioactief uranium laat zien. ‘Maar nu weten we beter. Van uranium maakten ze overigens vroeger glas.’
Hij heeft maar een paar korrels in het ampulletje, maar toch is hij er blij mee. ‘Het is niet gevaarlijk hoor. De radioactiviteit gaat niet door het glas en of door je huid. Plutonium daarentegen is wel gevaarlijk. Maar dat heb ik niet. Daar is te strenge controle op.’
Letterlijk gek
Voor de gelegenheid heeft hij zijn elementen uitgestald op het koffietafeltje onder zijn hoogslaper. Reageerbuisjes en ampullen met de meest bijzondere materialen op aarde. Hij heeft zilver, goud en platina, maar ook fosfor en chloorgas. ‘Het is altijd wel een goed gespreksonderwerp op feestjes.’ Veel elementen hebben een mooi verhaal. ‘Kwik bijvoorbeeld. Dat namen mensen vroeger in, als een bolletje. Dat kwam er namelijk ook zo weer uit en daardoor dachten mensen dat het reinigde. Maar als kwikgas in je hersenen komt, dan wordt je letterlijk gek.’
Hij laat een schijnbaar lege ampul zien. ‘Hier zit neon in. Ik kan het je laten zien door ’m in de magnetron te stoppen. Dan krijg je felroze licht. Maar niet te lang, want dan explodeert het.’ Dat gebeurde toen hij het aan huisgenoten liet zien. ‘Zij lachen, ik balen! Dat spul is best wel duur namelijk!’
Niet iedereen vindt het leuk. ‘Een vriend van me durft niet meer te komen sinds hij weet wat ik allemaal in huis heb’, zegt Danny. Maar zelf denkt hij niet dat het gevaarlijk is. ‘Ik weet het eigenlijk niet. Ik ken een promovendus technische natuurkunde die zegt dat het geen kwaad kan, zolang ik het maar goed opberg.’
En goed opgeborgen zijn zijn elementen zeker. De gevaarlijkste bewaart hij in een kluis, in een bakje, in papier gewikkeld, in een ampul, die dan soms weer in een ampul zit. Maar het is natuurlijk niet geheel zonder risico’s.
Te ver gegaan
Zo heeft hij een fles waterstoffluoride. Fluor is immers te gevaarlijk om te verzamelen. ‘Dat spul bijt door alles heen, behalve kunststof. Misschien ken je het uit Breaking Bad. Daarin proberen ze een lichaam op te lossen in het spul, maar doen het per ongeluk in een porseleinen badkuip. Dat eindigde in een groot gat in de vloer.’
Van die aanschaf had Danny dan ook eigenlijk meteen spijt. De fles staat namelijk onder zijn tafel, omdat hij niet in de kluis paste. ‘Dit is gewoon te gevaarlijk. Daarmee ben ik te ver gegaan, het is niet eens een element in de ruwe vorm. Ik wil er graag vanaf.’
Danny was al op de middelbare school gefascineerd door de kaart van de elementen in het scheikundelokaal. ‘Toen vertelde een vriend van me dat er mensen waren die dit spaarden en hij zag de bui al hangen.’ Danny had net een minor natuurwetenschappen gedaan, dus dat sloot mooi aan op zijn nieuwe obsessie. Sindsdien haalt hij de elementen overal vandaan. Voor het ene heeft hij adresjes, voor het andere gaat hij naar eBay.
Hij maakt gelijk van de gelegenheid gebruik: ‘Mag ik om een gunst vragen? Wil je tegen je lezers zeggen dat als ze nog goud of platina overhebben, ze het best mogen doneren?’