Wetenschap
Portret van Margaretha van Raephorst met huisslaaf, Jan Mijtens, 1668 Collectie Rijksmuseum

Onderzoek naar een heikel onderwerp

Slavernij
en Stad

Portret van Margaretha van Raephorst met huisslaaf, Jan Mijtens, 1668 Collectie Rijksmuseum
RUG-historici Anjana Singh en Bram Tánczos graven al maanden in de archieven om uit te zoeken op welke manier de stad Groningen betrokken was bij de slavenhandel. Geen makkelijk onderwerp om aan te pakken. ‘Mensen moeten begrijpen dat we niet hun identiteit of gevoel van trots aanvallen.’
30 oktober om 10:33 uur.
Laatst gewijzigd op 13 november 2023
om 14:21 uur.
oktober 30 at 10:33 AM.
Last modified on november 13, 2023
at 14:21 PM.
Avatar foto

Door Christien Boomsma

30 oktober om 10:33 uur.
Laatst gewijzigd op 13 november 2023
om 14:21 uur.
Avatar foto

By Christien Boomsma

oktober 30 at 10:33 AM.
Last modified on november 13, 2023
at 14:21 PM.
Avatar foto

Christien Boomsma

Christien is sinds 2016 achtergrondcoördinator bij UKrant. Ze plant de achtergrondverhalen en begeleidt de auteurs. Bij haar eigen verhalen ligt de focus op wetenschap en academisch leven. Daarnaast schrijft ze veel over onderwerpen als sociale veiligheid en maakt ze graag persoonlijke interviews. In haar vrije tijd schrijft ze jeugdboeken en geeft schrijftrainingen.

Groningen loopt achteraan.  

Zeker, iets meer dan twee jaar geleden gaf de stad opdracht tot een onderzoek naar de banden die Groningen had met slavernij. Waren de stad en haar inwoners erbij betrokken geweest? Hadden ze geprofiteerd van de rijkdom die slavenarbeid in Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Azië opleverde? Waren er Groningers die werkten voor de VOC, handelend in Zuid-Afrika en Azië, of bij de West-Indische compagnie, die in Amerika actief was?  

Maar diezelfde vragen waren jaren eerder al gesteld door andere grote steden, de provincies en diverse ondernemingen. En zij hadden ze beantwoord met ‘ja’, ‘ja’ en ‘ja’. 

‘De algemene aanname was heel lang dat veel van dit soort dingen alleen maar in Amsterdam of Rotterdam gebeurden’, zegt historicus en VOC-expert Anjana Singh. ‘Maar toen andere provincies zich erin gingen verdiepen, bleek Utrecht er ook bij betrokken te zijn, en Drenthe, en Gelderland – iedereen eigenlijk.’ 

Alleen de provincies Groningen en Friesland maakten geen geld vrij voor onderzoek, tot de stad Groningen in 2021 aan Singh, haar collega Bram Tánczos en Lieuwe Jongsma van het Groninger Museum vroeg om zich te verdiepen in de duistere kant van haar geschiedenis.  

Naïviteit

Een belangrijke en noodzakelijke stap, zegt Singh. Want hoewel het onderwerp wereldwijd hoog op de agenda staat, is er nog altijd veel naïviteit over de Nederlandse betrokkenheid bij de slavenhandel. ‘Toen ik begon, vroegen meerdere mensen me: “Denk je dat Groningen er iets mee te maken heeft gehad?” En ik had zoiets van: dat moet wel! Want hoe zou ik zo’n historische uitzondering verklaren? Zeker als je kijkt naar de rijke handelsgeschiedenis van de stad.’ 

De stad Groningen bestond niet in een vacuüm, legt ze uit. De Nederlandse geschiedschrijving heeft de neiging om het belang van Amsterdam en haar transatlantische banden te overschatten, terwijl het belang van andere provincies wordt gebagatelliseerd. ‘Maar Groningen was heel rijk, en die rijkdom was aan de ene kant gebaseerd op agricultuur en aan de andere kant op handel. De stad had al sinds de vroegmoderne tijd handelscontacten tot aan de Baltische regio en Noorwegen, Zweden, Denemarken en Rusland.’  

Utrecht was erbij betrokken, Drenthe, Gelderland – iedereen eigenlijk

De trots van de Groningse kooplui was gekrenkt, toen ze bij de oprichting van de VOC in 1603 hun kans misten om mee te doen aan de onderneming. Daarom werkten ze keihard om wél een Kamer van de WIC te krijgen in 1623. En uit onderzoek van Tánczos blijkt bovendien dat ze later alsnog invloed wisten uit te oefenen bij de VOC, door samen met Zeeland op te trekken. 

Het is dus niet verrassend dat Singh en Tánczos ontdekten dat Groningse burgers – vooral de hooggeplaatste families Fockens, Sichterman, Alting en Van Imhoff – veel rijkdom verwierven in zowel Azië als Zuid-Amerika. Mensen werkten als slaven in hun huizen, maar verrichten ook zwaar lichamelijk werk in mijnen en op hun plantages. De families gebruikten hun positie in de Oost daarnaast om hun aanzien in hun thuisstad Groningen te vergroten. 

‘Mensen denken vaak dat slavernij een Amerikaans ding was, maar in werkelijkheid werden er meer mensen tot slaaf gemaakt en verhandeld in Azië’, zegt Tánczos. ‘En dat was hetzelfde soort slavernij: mensen werden verkocht en verscheept.’ 

Gevoelig onderwerp

De slavenhandel in Azië was net zo afschuwelijk als in Amerika. Mensen uit het hedendaagse India, Indonesië en Maleisië werden naar andere delen van Azië en naar Zuid-Afrika gebracht om daar de ondernemingen van de VOC in stand te houden. ‘Als mensen denken aan slaven in Azië, denken ze aan huisbedienden of aan mensen die met paard en wagen reden of in de tuin werkten’, zegt Tánczos. ‘Maar er was net zoveel loeizwaar werk in de mijnen of op de plantages.’ 

Als het over de slechte dingen gaat, zeggen we: dat heeft niets met mij te maken

Er is meer te vertellen, zeggen de onderzoekers. Veel meer. Maar ze willen nu nog niet op de details ingaan, omdat hun werk nog niet bij de gemeente ligt en ze zich bewust zijn van de extreme gevoeligheid van het onderwerp. Wat zij ontdekken kan uitmonden in een officieel excuus van de stad Groningen voor haar rol in de slavenhandel, en dat zal ongetwijfeld veel discussie uitlokken.

En dus willen ze voorzichtig omspringen met het onderwerp. ‘We willen dat mensen begrijpen dat dit geen aanval is op hun identiteit of hun gevoel van trots. We proberen een plek te creëren voor een ander narratief, dat we onderbouwen met archiefmateriaal’, zegt Singh. ‘Hopelijk zorgt dat voor een sfeer waarin we kunnen praten over ons lastige verleden.’ 

‘Het is gewoon nogal gek dat we de ondernemersgeest van de VOC zien als iets dat voortleeft in het dna van onze natie’, voegt Tánczos daar aan toe. ‘Maar als het over de slechte dingen gaat, zeggen we: dat was zo lang geleden, dat heeft niets met mij te maken. Je moet het slechte met het goede nemen.’

Vestiging van de WIC, de West-Indische Compagnie aan de Munnekeholm – Collectie Groninger Museum

Excuus

Singh wil dat duidelijk is waar het bij een excuus werkelijk om gaat. Het betekent niet – hoewel veel mensen het wel zo ervaren – dat mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor wat er jaren voor hun geboorte gebeurd is. ‘Het gaat over wie wij zijn als samenleving en waar we in de toekomst willen staan. Dat we niet blind zijn voor het verleden, maar het laten meewegen.’

En het gaat erom dat je je bewust bent dat er fouten zijn gemaakt en dat die gevolgen hebben die mensen tot op de dag van vandaag raken. ‘Via een excuus zeg je: we zijn klaar om erover te praten en we zijn bereid om er meer aan te doen in de toekomst.’ 

Er waren talloze inheemse handelaren bij de slavernij betrokken

Singh en Tánczos zijn blij dat het bewustzijn over dit onderwerp snel toeneemt. Toen het jubileum van de oprichting van de VOC twintig jaar geleden landelijk werd gevierd, was er maar een handjevol historici dat op de duistere kanten van die geschiedenis wees. ‘En dat waren vooral Duitsers, of Nederlanders met carrières in de Verenigde Staten die zich bezighielden met de Atlantische wereld’, zegt Singh.  

In 2013 was er nog weinig veranderd: toen was er een grote tentoonstelling in het Groninger Museum genaamd ‘De koning van Groningen’, over de schatten die koopman Jan Albert Sichterman met zich meebracht uit de Oost. ‘Er werd met geen woord gerept over hoe hij zijn geld verdiende, noch over het feit dat hij mensen tot slaaf maakte en meenam naar Groningen. Wat er wel te zien was, was de weelde die dit opleverde: tafelzilver, porselein en luxe zijden en katoenen stoffen.’  

Dat is nu ondenkbaar. In het hele land wordt onderzoek gedaan naar het verleden. De koning, de Nederlandse regering en veel steden en gemeenten hebben officieel hun excuses aangeboden voor de slavenhandel. 

Nuance

Maar in hun eigen geschiedschrijving over de slavernij en slavenhandel in Groningen, houden de onderzoekers zorgvuldig rekening met de complexiteit van de kwestie. Ze willen niet één kant van de geschiedenis het zwijgen opleggen en nu alleen maar schrijven over de duistere aspecten van globalisering. 

De geschiedenis van de slavernij is immers vierduizend jaar oud, zegt Singh. ‘Het is een wereldwijd fenomeen dat met meer nuance behandeld moet worden dan goed versus slecht, of zwart versus wit. Als we naar de slavernij in Amerika en Azië kijken, moeten we onthouden dat er talloze inheemse handelaren bij betrokken waren. Chinezen, Indonesiërs, Indiërs, Maleisiërs en Afrikanen ontvoerden mannen, vrouwen en kinderen en verkochten ze aan de hoogste bieder, of dat nou een Nederlander, Fransman of Engelsman was. En de Europeanen verscheepten ze onder dwang van de ene naar de andere regio.’ 

Dit betekent ook dat ze de mensen die voor de VOC en WIC werkten niet simpelweg wil veroordelen. 

‘Stel je eens voor: op een slavenschip met zo’n tweehonderd tot slaaf gemaakte mannen en vrouwen werkten misschien dertig Europeanen’, zegt Singh. ‘Die gevangenen konden op elk moment in opstand komen en de boel overnemen. Dus werden ze geketend, gestraft en geslagen om ze in bedwang te houden. Maar tegelijkertijd bestaat de bemanning ook uit mensen die hun huis en gezin achtergelaten hebben om geld te verdienen en daarna hopelijk weer terug te keren. En zij moeten ook geraakt zijn door het geweld. Dus het gaat hier over menselijke ervaringen.’

Engels