• Schatten van Kapteyn

    In de kelders en depots van de universiteit liggen eindeloos veel schatten verborgen, allemaal met een verhaal. Zoals de glasplaten van Kapteyn, befaamd sterrenkundige.

    Tientallen bruine kistjes staan weggestopt in de schappen van het Museumdepot op Zernike, lange rijen, netjes in het gelid. Trek je ze open, dan vind je plaatjes glas. En hou je zo’n plaatje tegen het licht, dan zie je – met wat goede wil – hier en daar een zwart stipje.

    Lastig om te geloven dat deze onooglijke glasplaatjes uit de late negentiende eeuw – het zijn er meer dan tweeduizend – aan de basis staan van het sterrenkundig succes waar de RUG nog altijd mee scoort: denk aan de instrumenten die de onderzoekers van SRON bouwde voor de Herschel-satelliet bijvoorbeeld.

    Sterrenhemel

    Want de zwarte stipjes zijn gefotografeerde sterren. En alle glasplaten samen, vormen een volledig beeld van de sterrenhemel aan het zuidelijk halfrond, vanuit Kaap de Goede Hoop. J.C. Kapteyn, de eerste hoogleraar sterrenkunde in Groningen en een van de bekendste sterrenkundigen ooit, heeft in zeven jaar van alle 454.875 stipjes berekend wat hun positie en exacte helderheid was. En daarmee schreef hij geschiedenis. Al was het niet van harte.

    ‘Je moet rekenen, Kapteyn was hier in 1878 benoemd, maar hij had geen apparatuur, nauwelijks medewerkers en geen geld’, vertelt Jan Waling Huisman van het Universiteitsmuseum. Wilde een student praktisch onderzoek doen, dan werd er een kijkertje opgesteld in de tuin van Kapteyns woonhuis. Zijn onderzoek lag noodgedwongen voornamelijk op wiskundig vlak en het verband tussen boomringen en het klimaat. Pogingen om een sterrenwacht op te richten, faalden.

    En toen was daar David Gill, Hare Majesteits Astronoom aan de Kaap. Hij had iets gedaan wat tot dan toe onbekend was: foto’s maken van de sterrenhemel, in plaats van de sterren intekenen op kaarten. Die foto’s zaten vol relevante informatie, maar Gill had niet de mankracht – of misschien ook geen zin – om ze te analyseren. Kapteyn wél.

    ‘Hij bouwde het parallactisch instrument’, vertelt Huisman. Een apparaat dat overigens niets met ‘parallax’ te maken heeft, maar enkel zo heet omdat Kapteyn de voet van een paralactische telescoop gebruikte om het op te bevestigen. Hij sloopte een andere telescoop voor onderdelen. ‘En daarmee had hij een instrument waarmee hij gemakkelijk de klimming en declinatie van elke ster kon aflezen.’ Ook dat instrument staat overigens nog in het depot en heeft een speciaal plekje in Huismans hart.

    Monnikenwerk

    Héél veel data leverde Kapteyns monnikenwerk op. Zijn gezin en gezondheid leden eronder.

    Maar het was baanbrekend. Hij dwong met zijn werk bewondering af uit de hele astronomische wereld. ‘This work of Kapteyn offers a remarkable example of the spirit which animates the born investigator of the heavens’, schreef de Amerikaan Newcomb.

    Maar stiekem vond Kapteyn die dataverzameling eigenlijk niet leuk. Later in zijn leven schreef hij: ‘There is a sort of fate which makes me do all my life long just what I want to do least of all.