
Schatten uit het Noorden 3
Minizonnestelsel aan het plafond
Het verhaal is mooi. Prachtig zelfs.
Het jaar is 1774 en een Friese predikant voorspelt in een geschrift dat het einde der tijden nabij is. In mei van datzelfde jaar zal een samenstand van Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en de maan ervoor zorgen dat de aarde uit zijn baan zal worden geslingerd.
De Leeuwarder Courant schrijft er een stukje over en paniek breekt uit. En hoewel het geschrift wordt verboden, blijft de onrust groot.
Dát is het moment dat Eise Eisinga – wolkammer en astronoom – beseft dat hij een bijdrage kan leveren. Hij bouwt een planetarium tegen het plafond van de woonkamer van zijn huis in Franeker, zodat mensen met eigen ogen kunnen zien dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over botsende planeten.
Werelderfgoed
Het is een verhaal dat nog steeds de ronde doet. Jammer alleen dat het niet waar is.
Het Eise Eisinga Planetarium
Zeven jaar lang werkte astronoom en wolkammer Eise Eisinga aan een planetarium in de woonkamer van zijn huis in Franeker. Hij voltooide het project in 1781.
Het planetarium toont de stand van de aarde, maan en de vijf toen bekende planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus ten opzichte van de zon. Toen het project klaar was, werd nog een planeet ontdekt: Uranus. Daar was echter geen plaats meer voor.
Het mechaniek bestaat uit een slingeruurwerk en een complex raderwerk, dat bijna 250 jaar na dato nog altijd perfect werkt. Alleen de schrikkeldag moet elke vier jaar handmatig worden ingevoerd.
Het planetarium is te bezoeken van dinsdag tot en met zondag en kost 6 euro. Je bent er in een uurtje met de auto en 5 kwartier met de trein.
‘Ik zeg altijd: als je het wilt laten zien, pak even een bierviltje en dan heb je het in vijf minuten uitgelegd’, zegt wetenschapshistoricus Arjen Dijkstra. ‘Er zijn ook heel mooie tekeningen uit die tijd waarop je fantastisch kunt zien hoe de sterren staan.’ De kans dat Eisinga de angstige burgers heeft voorgehouden even een paar jaar geduld te hebben tot zijn project af is, lijkt hem dan ook minimaal.
Zeven jaar lang werkten Eisinga, zijn vader en zijn broer aan het project, voordat de planeten – aangedreven door een grote slingerklok met een raderwerk op de zolder van het huis – in 1781 hun banen langs het plafond begonnen te volgen. En dat doen ze bijna 250 jaar later nog altijd.
Daarmee is het Eise Eisinga Planetarium in Franeker, dat onlangs werd uitgeroepen tot Unesco Werelderfgoed, het oudste nog werkende planetarium ter wereld – op nog geen honderd kilometer afstand van Groningen. ‘Ik ben er inmiddels wel 10.000 keer geweest’, zegt Dijkstra, die een biografie schreef over Eisinga. ‘En nog altijd ben ik blown away door de ingenuïteit ervan.’
De mini-aarde draait in 365 dagen om de minizon. Het schaalmodel van Saturnus doet er zelfs 29 jaar over voor hij de hele cirkel door Eisinga’s woonkamer heeft volgemaakt. ‘En dan is het ook nog eens echt heel mooi vormgegeven. Je hoeft echt niet iets te hebben met sterren of wiskunde om het te kunnen waarderen.’
Maar waarom Eisinga het dan wél bouwde?
Europees ideaal
Deels, legt Dijkstra uit, omdat hij de vaardigheden had. Eisinga was een bouwer, een knutselaar, net als zijn vader. ‘Die bouwde ooit eens een schip en dan gaat hij met Eise varen.’ Ook de liefde voor wiskunde en astronomie was hem met de paplepel ingegoten. Als tiener bestudeerde hij al de wiskundeboeken van Euclides.
Tijd had hij ook. Want hoewel Eisinga vaak wordt gezien als een eenvoudige handwerksman, was hij in feite de CEO van een succesvol wolbedrijf. ‘Hij kocht het in’, zegt Dijkstra, ‘maar er waren letterlijk honderden mensen – met name vrouwen – die vervolgens zijn wol verder bewerkten.’
Kennis moest gedeeld worden met anderen; het ging om volksopvoeding
Maar het allerbelangrijkste was het feit dat Eisinga aansloot bij een Europees ideaal. ‘Het ging in die tijd niet alleen om het vergaren en vermeerderen van kennis’, vult historicus Nikolaj Bijleveld aan. ‘Die kennis moest ook toepasbaar zijn en gedeeld worden met anderen. Het ging om volksopvoeding.’
Op dit moment leggen Dijkstra en Bijleveld de laatste hand aan een boek waarin ze Eisinga in deze bredere Europese traditie plaatsen. Want het planetarium mag fantastisch mooi zijn en knap gemaakt en uniek, maar het had nooit de status van Werelderfgoed kunnen verwerven zonder dat het deel uitmaakt van iets groters.
‘Dit was een tijd waarin een nieuwe middenklasse toegang kreeg tot kennis door scholing, nationale en internationale tijdschriften en bijeenkomsten van genootschappen’, legt Bijleveld uit. ‘Ze deelden niet alleen eigen kennis, maar ook die van hun eigen onderzoek. Het idee was echt dat mensen het beter zouden krijgen door die kennis. Niet in termen van sociale mobiliteit, maar van welvaart.’
Toegewijden
Bijzonder voor deze periode was dat ze dat deden naast hun dagelijkse werk. Eisinga runde zijn wolkammersbedrijf én verdiepte zich in de astronomie. De Groningse predikant Jacob Uilkens stond zondags op de kansel, maar gebruikte zijn pastorietuin om zaden te veredelen en nieuwe landbouwtechnieken te ontwikkelen.
Je ziet het in een oogopslag als er bijvoorbeeld ergens een zonsverduistering is
In dezelfde periode verdiepte de Duitse boer Georg Palitzsch zich in de astronomie. Hij was de eerste die de door Halley voorspelde terugkeer van de komeet waarnam in 1758. Zijn waarnemingen werden internationaal gepubliceerd en hoge edelen bezochten hem thuis. En de buitenechtelijk geboren Franse officier Alexandre Moreau de Jannes gebruikte zijn stationering in de koloniën voor de studie van zoölogie, aardrijkskunde en geologie.
Het resulteerde in een beweging van mensen die Dijkstra en Bijleveld devotees noemen, of ‘toegewijden’. Termen als ‘hobbyist’ of ‘amateurwetenschapper’ doen hen immers geen recht. ‘Daar zit een negatieve connotatie aan die niet terecht is’, zegt Dijkstra.
‘Vergeet niet, de professionele beoefening van de wetenschap zoals we die nu kennen, is iets van het midden van de negentiende eeuw’, vult Bijleveld aan. ‘Er waren geen academici, zoals nu, maar er was wel het ideaal van kennisvermeerdering en -deling. Deze devotees maakten gebruik van de mogelijkheden die dat bood.’
Bevlogenheid
Zelfs de hoogleraren aan universiteiten waren primair docenten en geen wetenschappers. Ze gaven colleges en wat privéonderwijs en gebruikten de tijd die ze over hadden voor het doen van onderzoek of het schrijven van boeken. ‘Niet omdat het hun werk was, maar omdat ze toegewijd waren’, zegt Dijkstra.
Eisinga vormt met zijn planetarium een prachtig voorbeeld van de bevlogenheid uit die tijd. Met niet meer dan verbeelding, denkkracht en een leitje om op te rekenen, wist hij zijn minizonnestelsel te bouwen. ‘Er zit zoveel informatie in’, zegt Dijkstra. ‘Als je binnenloopt, zie je het in een oogopslag als er bijvoorbeeld ergens een zonsverduistering is.’
Dat zagen ook bezoekers die het planetarium daarna bezochten. Niet voor niets kocht Willem I het in 1825 aan voor de Nederlandse staat. ‘Daarna is het niemand gelukt om zoiets te maken’, zegt Dijkstra. ‘Ze probeerden in Zeeland in 1791 om Eisinga af te troeven. Ze investeerden er in Middelburg enorm veel geld in, maar het is minder accuraat en er zitten minder gegevens in. Het is een leuk ding hoor, je kunt hem nog steeds zien. Maar hij loopt steeds vast.’
Nikolaj Bijleveld, Arjen Dijkstra, Samuel Gessner (red.), Devotees of Science. Cultivating Astronomy, Technical and Natural Knowledge around 1800, Amsterdam University Press (2024)