Universiteit
Daan Raemaekers bij hunebed D6 bij Tynaarlo Foto Reyer Boxem

Schatten uit het Noorden 1

Het mysterie van de hunebedden

Daan Raemaekers bij hunebed D6 bij Tynaarlo Foto Reyer Boxem
Vijfduizend jaar nadat de hunebedden werden gebouwd, komt er nog altijd nieuwe kennis bovendrijven over de megalithische grafmonumenten waar Drenthe vol mee ligt. Deze zomer nog, toen archeoloog Daan Raemaekers het dekzand zeefde en botresten aantrof.
25 september om 14:11 uur.
Laatst gewijzigd op 21 november 2023
om 10:20 uur.
september 25 at 14:11 PM.
Last modified on november 21, 2023
at 10:20 AM.
Avatar photo

Door Christien Boomsma

25 september om 14:11 uur.
Laatst gewijzigd op 21 november 2023
om 10:20 uur.
Avatar photo

By Christien Boomsma

september 25 at 14:11 PM.
Last modified on november 21, 2023
at 10:20 AM.
Avatar photo

Christien Boomsma

Achtergrondcoördinator en wetenschapsredacteur Volledig bio »
Background coordinator and science editor Full bio »

‘Een hunebed’, zegt Daan Raemaekers, ‘is als een goede wijn. Het rijpt met de jaren.’

En dus is het ook niet zo gemakkelijk om te zeggen welke van de 54 Nederlandse hunebedden (52 in Drenthe en twee in Groningen) zijn favoriet is. Elk van de megalithische grafmonumenten is immers anders en fascinerend op zijn eigen manier. Sommige zijn doordrenkt met herinneringen aan opgravingen en ontmoetingen, anderen hebben een unieke geschiedenis of zijn gewoon prachtig om te zien, vindt de archeoloog.

‘Misschien toch D40’, kiest hij uiteindelijk, ‘bij Emmen.’ 

D40 – de D staat voor Drenthe – is misschien niet zo groot, maar landschappelijk prachtig. ‘D40 ligt samen met D38 en 39 in een heidegebied tussen de dennenbossen. Het heeft een ongewoon grote deksteen die het geheel overschaduwt. Daardoor lijkt die vanuit een bepaald perspectief bijna te zweven. Dat is bijna magisch.’

Buitenaardse beschaving

Niet alleen Raemaekers is gefascineerd door hunebedden: ze hebben voor veel mensen een betekenis. Toen hij vorig jaar opgravingen deed bij D34, ontmoette hij een vrouw uit het dorp die er elke week een bosje bloemen neerlegde. Voor anderen bieden ze een plek om te mediteren. Weer anderen zien het als overblijfselen van een buitenaardse beschaving of doen er zonnewenderituelen. ‘En als je praat over hunebedden zijn leylijnen nooit ver weg.’

D40 lijkt vanuit een bepaald perspectief bijna te zweven, dat is magisch

Wat hij zegt, als hij mensen ontmoet die andere ideeën hebben over de functie of het ontstaan van de bekendste overblijfselen uit de oertijd van Nederland? ‘Ik ga nooit in discussie. Ik luister en vraag waarom ze dat denken. En dan leg ik uit op welke gronden ik er zelf anders over denk.’

De hunebedden – in Scandinavië, Duitsland en België heten ze ‘dolmen’ – werden zo’n 5000 jaar geleden gebouwd door vertegenwoordigers van de trechterbekercultuur – niet helemaal toevallig genoemd naar de trechtervormige aardewerken bekers die ze maakten. Ze gebruikten daarvoor de gigantische zwerfkeien die gletsjers in de IJstijd achterlieten op de Hondsrug. 

Wat is een hunebed?

De Hondsrug, de zandrug die vanuit Groningen door Drenthe loopt, is bezaaid met hunebedden: grafmonumenten van 5000 jaar oud, gebouwd van gigantische zwerfkeien.

Een hunebed is een grafmonument met steeds dezelfde basisvorm: de grafkamer werd opgebouwd uit draagstenen met dekstenen eroverheen en had een opening naar buiten. De vloer werd bedekt met keien. Eromheen lag een tweede cirkel van kransstenen. De grafkamer zelf was bedekt met zand, zodat hoogstens de dekstenen zichtbaar waren.

Er liggen er nog 52 in Drenthe. Twee zijn er te vinden in Groningen, waarvan eentje verplaatst is naar het Muzeeaquarium in Delfzijl.

Wie meer wil weten over hunebedden kan het best een bezoekje brengen aan het Hunebedcentrum in Borger, óf ze gewoon bezoeken. De locaties vind je hier.

Boeren

Maar nog altijd weten we opvallend weinig over de samenleving die de hunebedden heeft voortgebracht. Dat de bouwers boeren waren, is wel zeker. Stuifmeelonderzoek, gebaseerd op bodemmonsters uit Drentse meertjes, laat zien dat de vegetatie verandert in de tijd van de hunebedbouwers. Boomsoorten verdwijnen en vegetatie die hoort bij akkerbouw laat zich zien. ‘Die bomen staan natuurlijk in de weg als je als boer in dit gebied aan de slag gaat.’

Dat de hunebedden graven zijn, is ook helder. Skeletten of beenderen zijn weliswaar niet aangetroffen doordat alle restanten allang zijn weggespoeld in de Drentse zandgrond. Maar crematieresten zijn er wel – acht kilo in totaal – van mannen, vrouwen en kinderen. Bovendien zijn op andere plekken in Europa wel beenderen aangetroffen. ‘In Zweden bijvoorbeeld is de conservering heel goed’, zegt Raemaekers.

Maar verder? 

Behalve de gigantische zwerfkeien moet een onderzoeker zich tevreden stellen met het aardewerk dat in of om de graven is achtergelaten, de eerder genoemde sporen van crematies en vuurstenen pijlpuntjes. Zelfs verkleuringen in de grond – die archeologen doorgaans vertellen waar ooit gaten zijn gegraven, of onderkomens hebben gestaan – zijn in Drenthe verdwenen door vijfduizend jaar aan bodemprocessen. 

Omgespit

Wat ook niet helpt: in de loop der tijd zijn de hunebedden grondig verstoord. Soms door grafrovers, soms doordat een boer de stenen van zijn land wilde hebben. Een man in Exloo vond in 1923 een grafkamer op zijn erf en spitte zo enthousiast verder, dat hij de totale vindplaats vernietigde. ‘En in de negentiende eeuw zijn de dekheuvels die de hunebedden bedekten weggegraven, omdat men ze zag als “opgewaaid zand”’, vertelt Raemaekers. 

Tot mijn eigen verrassing vind ik steeds weer dingen die we nog niet wisten

Zelfs wetenschappers richtten schade aan. De beroemde archeoloog Albert van Giffen, die als eerste de hunebedden in kaart bracht en onderzoek deed naar hun leeftijd en vorm, sloopte nog in 1958 hunebed D33 op het Valtherveld om D49 – bekend als de Papeloze Kerk – te ‘reconstrueren’. ‘Dat zijn dingen die we tegenwoordig niet zo gepast meer vinden’, zegt Raemaekers voorzichtig.

En toch. Toch blijft hij zoeken naar sporen die tot nieuwe inzichten kunnen leiden. ‘En tot mijn eigen verrassing vind ik steeds weer dingen die we nog niet wisten.’

Dat komt ook doordat hij niet zozeer geïnteresseerd is in de grafkamer zelf, als wel in de rol die deze speelde in het leven van de hunebedbouwers en de mensen die na hen kwamen. ‘Ik wil een antropoloog van de prehistorie zijn.’

Botresten

Deze zomer nog toog Raemaekers met zijn studenten naar D29 bij Borger, omdat deze locatie relatief onaangeroerd was en de onderste laag van de dekheuvel nog intact. Ze deden iets wat in honderd jaar hunebedonderzoek nooit eerder was gedaan: ze zeefden het zand. Met resultaat. 

‘We vonden botresten!’ vertelt hij, terwijl hij enkele plastic zakjes met minuscule, verkoolde brokjes  laat zien. Of het materiaal dierlijk is of menselijk moet nog blijken. Net zoals het nog niet duidelijk is of de resten stammen uit de tijd van de hunebedbouwers, of van duizend jaar later zijn. ‘Maar uiteindelijk maakt het niet uit. In alle gevallen is het een totaal nieuw inzicht.’

Ook vond het team aardewerken scherven, afslag van vuurstenen werktuigen en een vloer van rode zwerfstenen.

Vondsten als deze laten zien dat een hunebed een integraal onderdeel van de gemeenschap was. ‘Die botresten kwamen uit de deklaag aan de rand van de heuvel. Ooit heeft iemand het belangrijk gevonden om ze daar te plaatsen. Hetzelfde geldt voor dat aardewerk. Ze hebben een kuiltje gegraven, een trechterbeker kapot geslagen en de scherven daarin geplaatst. Vervolgens hebben ze er een vuurstenen mes op gelegd en het kuiltje verder opgevuld met scherven.’

Werktuigen aanscherpen

Een hunebed, denkt Raemaekers daarom, was geen plek waar je eenmalig naartoe ging. ‘Ik kan niet anders dan concluderen dat ze op die heuvel zaten om vuurstenen werktuigen aan te scherpen. Dit zijn veel meer levende plekken geweest dan we tien jaar geleden dachten.’

Dit zijn veel meer levende plekken geweest dan we tien jaar geleden dachten

Ook de locatie is daarvoor een aanwijzing: tussen de hoge zandgronden waar de mensen woonden en werkten, en de lage beekdalen die een mystieke betekenis hadden. ‘Dat weten we vanwege de rituele deposities van bijvoorbeeld vuurstenen bijlen die we daar vinden.’ De hunebedden liggen precies in het overgangsgebied. 

En dat past bij een oud antropologisch concept: mensen krijgen na hun dood een andere rol in de samenleving. Ze nemen afscheid van de wereld van de levenden en worden onderdeel van die van de voorouders. 

Ten slotte is helder dat die speciale rol van de grafmonumenten niet verdween toen de trechterbekercultuur ten einde kwam en de ‘enkelgrafcultuur’ ervoor in de plaats kwam. Raemaekers en zijn collega’s vinden sporen van activiteiten en rituelen in een doorgaande lijn tot duizend jaar erna.

Enkelgraf

De laatste jaren doet hij zijn best om zo’n enkelgraf te vinden in de buurt van een hunebed. ‘In een hunebed zelf vind je de optelsom van alle rituele handelingen’, zegt hij. ‘Maar je weet niet hoeveel potjes één persoon mee kreeg.’ Bij een enkelgraf is dat wél helder.

Hij werkt daarvoor samen met collega’s uit Gent die via grondradar plekken proberen te vinden in de bodem die vochtiger zijn dan anderen. ‘Dat zou er dan op duiden dat er een gat heeft gezeten.’ 

Heel even hoopte hij beet te hebben, toen bij Valthe, precies op de gedroomde locatie, zo’n plek werd aangetroffen. ‘Ik dacht echt, yes! Dit is het!’ zegt Raemaekers.

Jammer genoeg bleek het uiteindelijk om een boomstronk te gaan. En dus blijft Raemaekers hopen. En speculeren. ‘Het liefst had ik een teletijdmachine, zoals die van professor Barabas. Ik wil over hun schouder meekijken en zo nu en dan kunnen vragen: waarom doe je dit?’

Engels