Rechters worstelen met humor
Grapje of vergrijp?
‘Je suis une bombe’ – Ik ben een bom, stond er op de voorkant van het T-shirt van een driejarig kind in Frankrijk. Op de achterkant zijn naam en geboortedatum: Jihad, 11 september.
De oom die het shirt had laten maken, wilde graag dat de jongen het naar de peuterschool droeg, zodat hij het in elk geval één keer aanhad. Dus trok Jihads moeder het hem aan. Hij had er een hoodie overheen en het was niet zichtbaar. Maar toen kleedden de medewerkers hem om en zagen ze het toch. Ze waren geschokt, zagen het als het ophemelen van terrorisme en belden meteen de autoriteiten.
‘Om even wat achtergrond te bieden, Jihad is een vrij normale naam in de Arabische wereld’, zegt Alberto Godioli, universitair hoofddocent Europese cultuur en literatuur. ‘En het betekent niet per se “heilige oorlog”, zoals men in het Westen vaak denkt.’
Niet consistent
Oftewel: het shirt was grappig bedoeld. Zo zag de lokale rechtbank het ook, zegt Godioli. ‘In eerste instantie werd de oom niet schuldig bevonden aan de verheerlijking van terrorisme. De rechter stelde dat het duidelijk gewoon een geintje was.’
De ene rechtbank vindt het een grapje, de ander vindt het strafbaar
Maar in hoger beroep dacht de rechter er anders over. De zaak kwam tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, maar de uitkomst was hetzelfde: de oom en de moeder werden schuldig bevonden en kregen een boete en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
‘Dit zie je heel vaak in zaken die met humor te maken hebben’, zegt Godioli. ‘De ene rechtbank vindt het gewoon een smakeloos grapje, de ander vindt het strafbaar.’ Er spelen veel dingen mee en er moet van alles afgewogen worden en rechters pakken dat niet altijd op een consistente manier aan, ziet hij.
Database
En daar hoopt hij iets aan te kunnen doen. Met twee NWO-beurzen op zak heeft Godioli de afgelopen jaren samen met een internationaal team onderzoekers gewerkt aan een set praktische richtlijnen voor rechters om humor te interpreteren.
Hij en zijn collega’s hebben daarnaast een database opgezet met de belangrijkste rechtszaken rond humor van over de hele wereld. Die is te vinden op hun website ForHum (Forum for Humor and the Law) en omvat momenteel zo’n vierhonderd zaken. ‘Maar dat is waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg’, zegt Godioli. ‘We hebben bijvoorbeeld vooral zaken opgenomen van hogere en supranationale rechtbanken, terwijl er op lager niveau ook veel speelt.’
Het idee is dat juridische professionals mogelijk relevante oude zaken kunnen opzoeken. ‘Zodat ze kunnen zien of een kwestie vergelijkbaar is.’
Komieken
Een van de aanbevelingen in de toolkit: weeg altijd de context mee. In het geval van het gewraakte T-shirt is dat bijvoorbeeld het soort humor waar komieken met een islamitische achtergrond zich na 9/11 vaak van bedienden. ‘Zij maken op een ironische manier gebruik van islamofobische uitspraken, zoals dat alle moslims terroristen zijn’, legt Godioli uit.
In de juiste context is het geen verheerlijking van terrorisme
Om een voorbeeld te geven: ‘De Britse standupcomedian Shazia Mirza had kort na 11 september 2001 een optreden en opende toen met: “Mijn naam is Shazia, althans dat staat op mijn vliegbrevet.” Dit soort grappen doen niet luchtig over terrorisme, maar steken de draak met de aanname dat je wel een terrorist zult zijn als je naam islamitisch klinkt.’
De rechters in de T-shirtkwestie hielden er niet genoeg rekening mee dat de oom zo’n soort grap voor ogen had, stelt Godioli. ‘In die context is het geen verheerlijking van terrorisme, maar ongepaste zwarte humor die het islamofobische idee belachelijk maakt dat een kind met de naam Jihad dat op 9/11 geboren is, wel een terroristenkind moet zijn.’
Kritiek
De rechtszaken rond humor die Godioli heeft bekeken, vallen vooral binnen vier grote gebieden: smaad, openbare zeden – zoals godslastering – ophitsing tot discriminatie en geweld en ten slotte auteursrecht, voor het maken van een parodie op een schilderij of een satirische poster.
Veel zaken betreffen satirische kritiek op publieke figuren. Afgelopen oktober hing Greenpeace bijvoorbeeld een enorm spandoek met een foto van de ceo van de Rabobank aan een gebouw op de Zuidas in Amsterdam. Op de ‘Wanted’-poster in wildweststijl staat dat hij schuldig is aan ontbossing en zo miljarden euro’s aan schade heeft veroorzaakt. ‘Dat was gebaseerd op een reeks rapporten waarin stond dat de bank de ontbossing financieel steunde.’
De bank spande een rechtszaak aan, met het argument dat het afbeelden van de ceo als crimineel een bedreiging zou vormen voor zijn veiligheid. De rechter ging daar niet in mee. De poster alleen zou geen gevaar vormen, stelde het hof, en een ceo mag nu eenmaal kritiek op zijn handelen verwachten.
Gebakken ei
Bij een Oekraïense zaak die in 2018 voorkwam bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens werden de openbare zeden erbij gehaald. Deze kwestie draaide om een monument in Kyiv met een eeuwige vlam ter nagedachtenis aan gevallen soldaten.
Humor en satire kunnen een aspect zijn van een vreedzaam protest
Dat vond een groep activisten een verspilling van grondstoffen, maar ook hypocriete geldverspilling, omdat Oekraïne niet goed voor zijn veteranen zou zorgen. Bij wijze van satirisch protest bakte een van hen, Anna Sinkova, een eitje boven de vlam. Een video van haar daad kwam op hun site te staan.
Kort daarna werd Sinkova gearresteerd voor grafschennis. De Oekraïense rechtbank veroordeelde haar tot drie jaar voorwaardelijk, wat later bevestigd werd door het Europese Hof. ‘Maar interessant genoeg was dat geen unaniem besluit’, zegt Godioli. ‘Van de zeven rechters waren drie het niet eens met het vonnis van het Oekraïense hof.’
Wat de andere vier hadden moeten meenemen in hun overweging, stelt hij, is dat dit een voorbeeld was van ‘lachtivisme’, oftewel activisme door middel van humor. ‘Het monument was niet beschadigd en niemand raakte gewond, dus dan moet je ook bedenken dat humor en satire een belangrijk aspect kunnen zijn van een vreedzaam protest.’
Grondrecht
Godioli’s aanpak betekent niet dat rechters geen grenzen mogen opleggen aan humor, zegt hij. ‘Je vindt in onze database ook zaken waarin het hof terecht oordeelde dat humor als slap excuus werd gebruikt voor laster of om aan te zetten tot geweld.’
Maar de vrijheid van meningsuiting is een grondrecht, benadrukt hij. ‘En humor en satire maken daar onderdeel van uit. Het is belangrijk om een grap te zien voor wat hij is.’
De toolkit voor rechters is vanaf 1 mei beschikbaar op de ForHum-website. Daar vind je ook de database met rechtszaken rond humor en vrijheid van meningsuiting.