Op pad met de ongediertebestrijder
‘Zo ranzig zijn studentenhuizen niet’
Terwijl hij door de stad rijdt, wijst Luuk Riensema telkens om zich heen. ‘Daar heb ik ratten bestreden. En daar zat ooit een wespennest.’ Al 25 jaar helpt hij als plaagdierbeheerser bij de gemeente Groningen mensen af van ongewenste beestje in hun huis. ‘Ik ben in bijna elk huis in de stad wel geweest.’
Vandaag begint hij zijn werkdag bij een student van Academie Minerva aan de Damsterkade. Het is een herhaalbezoek. ‘Een paar weken geleden kwam ik hier om muizen buiten te sluiten’, vertelt hij. In de buitenmuur zit een opvallend groot gat. ‘Daar kwamen ze door naar binnen, dus dat heb ik afgesloten.’
Achterin het gat is een flinke hoeveelheid staalwol te zien. ‘Dat is heel hard spul, dus het doet pijn als ze erop proberen te knagen. Opvullen met kurk heeft bijvoorbeeld geen zin, daar bijten ze zo doorheen.’
Nu komt hij de twee vallen controleren die hij in de kleine studio geplaatst heeft. ‘In het steegje hiernaast ben ik ook al eens geweest’, vertelt hij nadat hij aangebeld heeft. ‘De ratten liepen daar over de muren, er was daar genoeg te eten voor ze.’
Koelkast
Dan doet de bewoonster open en kan Riensema kijken of haar probleem verholpen is. Met moeite schuift hij een koelkast opzij. ‘Ik zou dit werk graag met zijn tweeën doen, maar dat gaat helaas niet.’ Hij heeft maar drie collega’s met wie hij alle plaagdieren in Groningen onder de duim moet houden. ‘Het is zwaar werk, dus is het lastig nieuwe mensen te vinden.’
Muizen komen graag achter koelkasten, daar zit een ideale drinkplek
De eerste val blijkt leeg. ‘Muizen komen wel graag achter koelkasten’, vertelt hij. Achterop een koelkast zit namelijk altijd een bakje om vocht op te vangen. ‘Dat is een ideale drinkplek voor die beestjes.’
De tweede val zit verstopt achter een stapel schilderijen die de bewoonster zelf gemaakt heeft. ‘Mijn dochter heeft ook op de kunstacademie gezeten, dus ik heb er wel wat mee.’
Vertrouwensband
Het leukste aan zijn werk vindt Riensema dan ook hij bij allerlei mensen binnen komt. ‘Het ene moment sta je bij een hoogleraar in huis, het andere bij een junk.’ Met zijn klanten bouwt hij heel snel een vertrouwensband op. ‘Mensen vertellen je zo hun hele levensverhaal.’
Af en toe kan dat ook best heftig zijn. ‘Dan zijn mensen er bijvoorbeeld slecht aan toe, of ze zijn heel emotioneel.’ Ook dan biedt hij ondersteuning. ‘Maar af en toe moet ik wel thuis bij mijn vrouw bijkomen als ik uit mijn werk kom.’
In de tweede val is ook geen muis te vinden. Tevreden kijkt Riensema op. De muizen zijn niet meer teruggekomen, dus hij heeft zijn werk goed gedaan. Tijd om alles terug op zijn plek te schuiven. ‘Ik wil het hier wel weer netjes achterlaten.’
Verkeerd woord
Door naar het volgende adres dan maar. Navigatie hoeft hij daarvoor niet te gebruiken, hij kent de straten van Groningen als zijn broekzak. Riensema rijdt rond in een typisch rood gemeentebusje, dat vol ligt met hulpmiddelen: ‘Ik heb hier vallen, gif, beschermende kleding en gereedschap liggen.’ Maar wie denkt dat hij alleen maar gif spuit, heeft het mis.
Ik ga niet zomaar met gif strooien, ik ga eerst weren
‘Ongediertebestrijding is eigenlijk een verkeerd woord’, legt hij uit. ‘Ik ga niet zomaar met gif strooien.’ Hij wil het probleem namelijk altijd tot op de bodem uitzoeken. ‘Er is altijd een oorzaak, dus we gaan eerst weren.’
Maar bij het studentenhuis in de Westerhavenstraat waar hij naartoe geroepen is vanwege een groot wespennest, moet hij het toch anders aanpakken. Riensema wordt er ontvangen als een held. Zonder problemen navigeert hij door allerlei smalle gangetjes naar de kamer met het nest. ‘Ik ben hier een paar jaar geleden ook al geweest.’
Onder het raam ligt een grote hoop dode wespen. ‘Ik heb ze doodgeslagen met een schoen’, vertelt de bewoonster. Binnen enkele momenten heeft hij het nest gevonden: in de dakgoot onder het raam.
Allergisch
‘Ben je allergisch?’ vraagt hij haar. ‘Ja, en ook behoorlijk bang’, antwoordt ze. Riensema twijfelt geen moment en pakt zijn gif erbij. In principe gebruikt hij het alleen als laatste redmiddel, maar met allergieën valt niet te spotten.
Hij trekt zijn grote beschermende pak uit zijn tas en een spuit met talkpoeder waar insecticide in zit. ‘Hebben jullie toevallig een krukje voor me?’ Het is een beetje improviseren, maar Riensema kan zo, hangend uit het dakraam, precies bij het nest komen. De studenten kijken gespannen toe hoe hij te werk gaat.
Na een paar minuten zit het erop. ‘Er komen al witgespoten wespen uit het nest, dus dat is een goed teken.’ Maar zijn bezoek is nog niet voorbij: ook advies geven behoort tot zijn takenpakket.
Hij vertelt de bewoonster met de allergie over zogenaamde ‘wespentherapie’ bij het UMCG. ‘Dan laten ze een wesp je steken zodat je immuniteit opbouwt.’ Ook adviseert hij hoe ze de gaten in haar kamer kan afdichten, zodat de wespen niet meer binnen kunnen komen.
Ranzig
‘We hebben trouwens beneden ook last van muizen, nu je er toch bent’, zegt een van de andere bewoonsters. Geen probleem voor Riensema. Hij volgt haar naar de overvolle keuken. Daar plaatst hij wat vallen en adviseert hij de studenten eens goed schoon te maken. ‘Ik zie onder de keukenkastjes al een hoop kruimels liggen’, constateert hij. ‘Daar smullen muizen van.’
Het is mooi om mensen te helpen die het moeilijk hebben
Heel erg is het trouwens niet gesteld met de hygiëne in het huis, vindt hij. ‘Mensen denken altijd dat studentenhuizen heel ranzig zijn, maar dat valt best mee.’ Ongewenste beestjes vindt Riensema overal, en hij komt niet veel vaker bij studenten dan bij stadjers.
Toch heeft hij ook wel eens extreme gevallen gehad. ‘Ooit was ik lid van de jury die het meest vieze studentenhuis van Groningen moest bepalen’, vertelt hij. ‘Uiteindelijk durfden ze de winnaar niet bekend te maken, omdat het zo vies was.’
Studiootje
Hij kan er wel om lachen. ‘In het derde jaar van de studie ontwikkelt de voorkwab van studenten zich meestal eindelijk wat beter’, grapt hij. ‘Dan krijgen ze bijvoorbeeld een studiootje met een eigen toilet en ontwikkelen ze wat reinheid.’
Door het extra advies loopt deze opdracht wat uit, dus moet hij snel door naar de volgende. Nog twee en dan zit het er weer op voor vandaag. Hij zou voor geen goud iets anders willen doen, zegt hij. ‘Het is heel mooi om mensen te helpen die het moeilijk hebben.’
Vanavond is hij wat later thuis dan gehoopt. Ach, hij is het wel gewend. ‘Geen dag is hetzelfde, je kan van tevoren nooit zeggen hoe laat je thuis zal zijn. Nou kan ik alleen mijn spinningklasje van vanavond niet voorbereiden’, grapt hij.