Met 7 kilometer per uur over TT-Circuit
Racen zonder bestuurder
Het gaat nog niet echt lekker, deze woensdagochtend op het Junior Track van het TT-Circuit in Assen. De kart komt niet van zijn plek: gedoe met de wifi. Teamgenoten Emma Langeveld en Ginnie Renz zoeken verwoed naar het probleem.
Via de walkietalkie roepen ze de hulp in van een medewerker van de Dienst Wegverkeer (RDW). Die komt op een elektrische step aangesneld, maar al snel concludeert hij dat hij niets kan doen.
Even later ontdekken de studenten alsnog waar het verkeerd gaat: er zit een spelfout in het codeerprogramma, waardoor de laptop niet met de kart wil verbinden.
Nu dan? Nee, nog steeds niet. ‘Heb je hem al opnieuw opgestart?’ vraagt Emma giechelend aan Ginnie. Een map heeft een verkeerde naam meegekregen, zo blijkt. En dan, eindelijk, is het zo ver: de zelfrijdende kart van de RUG maakt zijn eerste meters.
Eerste keer
Het team van captain Emma – student industrial engineering and management – is niet het enige dat vandaag een kart in beweging probeert te krijgen. Ook teams van de Hanzehogeschool, Universiteit Twente, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Den Haag en Hogeschool Windesheim zijn aan het testen. Ze doen mee aan de Self Driving Challenge van de RDW, de organisatie die je kent van de rij- en kentekenbewijzen.
Bedoeling is om een onbemande kart zo snel mogelijk over een circuit te laten rijden
Bedoeling is om een elektrisch aangedreven onbemande kart en zo snel mogelijk over een circuit te laten rijden, waarop eventueel ook nog extra obstakels worden geplaatst waar het wagentje omheen moet manoeuvreren.
Hoe zorg je ervoor dat een auto zelfstandig kan rijden? Het RUG-team werkt met camera’s en een feedbacksysteem. ‘Denk aan je elektrische tandenborstel’, legt Emma’s studiegenoot Judith Oeben uit. ‘Als je te veel druk op je tanden uitoefent, dan gaat er een rood lampje branden en weet jij dat je daarmee moet stoppen.’
De kart werkt in essentie hetzelfde: de camera’s zien een witte streep en de software van de wagen is zo geprogrammeerd dat die dan een andere kant op stuurt.
Niet rendabel
De andere vijf teams kozen voor een andere technologie: artificial neural learning, geïnspireerd hoe mensen informatie verwerken door middel van neuronen in de hersenen. Het RUG-team heeft die techniek ook overwogen, maar schreef hem weer af. ‘Je hebt er zoveel informatie voor nodig en we hebben maar zo’n korte tijd, dat het ons niet rendabel leek’, vertelt Judith.
In de toekomst willen de studenten wel overstappen naar LiDAR (dat staat voor Light Detection And Ranging, of Laser Imaging Detection And Ranging). ‘Dat werkt volgens hetzelfde principe als radar’, legt Emma uit. ‘Een laserpuls wordt uitgezonden en raakt een object, waardoor de puls wordt teruggekaatst. De afstand tot het object wordt bepaald op basis van de tijd die eroverheen gaat om het signaal terug te krijgen.’
Met deze meer geavanceerde technologie hopen ze niet alleen witte lijnen te kunnen vermijden, maar ook echte obstakels op de weg. En waar de kart nu nog een feedbacksysteem heeft, is het de bedoeling dat hij later echt vooruit kan kijken en denken.
Vrouwen
Het zeskoppige team, bijeengebracht door hoogleraar mechatronica Bayu Jayawardhana, komt een keer per week samen om zich voor te bereiden op de wedstrijd. Het zijn bèta’s met verschillende achtergronden, maar alleen student computing science Rutger Wuijster is specialist in programmeren. Ook opvallend: als enige telt het RUG-team evenveel vrouwen als mannen – in de andere teams is geen vrouw te bekennen.
Ik zie nu eindelijk de praktijk van mijn studie
En waar de andere teams dit veelal als onderdeel van hun stage doen, is het voor de RUG-studenten iets naast hun studie. Wel iets wat flink wat tijd kost – zo’n 8 uur per week – en niet betaald wordt. Als ze het heel goed doen, houden ze er in het beste geval een stage aan over, of een baan bij de RDW.
Dus wat motiveert ze dan? ‘Ik zie nu eindelijk de praktijk van mijn studie’, zegt Judith. ‘Juist het toegepaste stuk, wat je vaak wat minder hebt op de universiteit, krijg ik door deze challenge te zien. Dat vind ik al het werk meer dan waard.’
Lage snelheid
Terwijl op de achtergrond de motoren van de Ferrari’s op het Grand Prix Circuit warmdraaien om met snelheden van ruim boven de 200 kilometer per uur een ronde te rijden, kruipt op het Junior Track de kart van de RUG onder luid gejuich met ongeveer 7 kilometer per uur voorbij.
‘Onze basiscode werkt echt megagoed’, zegt Judith trots. En daar zijn ze maar wat blij mee, legt student toegepaste wiskunde Ginnie uit: ‘De online simulatie van de RDW werkte niet, dus we moeten eigenlijk alles op de track testen. Vanmiddag gaan we bezig met de uitbreidingen van de code.’
In theorie kan de kart wel 80 rijden, maar dat durven de teamleden nog lang niet aan. Eerst moet hij goed zelf kunnen sturen bij lagere snelheden, want dan is het makkelijker om in te grijpen als er iets mis gaat. De karts – beschikbaar gesteld door de RDW – zijn namelijk niet alleen gevoelig, maar ook duur, dus dan wil je niet dat hij een stuk gras meepakt.
Voor de finale op 8 juni moeten de studenten nog wel wat problemen oplossen. Zo kwamen ze er tijdens de testdag achter dat hun camera’s zonnestralen nog wel eens aanzien voor de witte lijnen van de baan. Ook is het nog niet zeker of er extra obstakels op het parcours komen. Maar ze hebben er wel vertrouwen in: vandaag waren ze namelijk het enige team dat zijn kart aan het rijden kreeg.