Universiteit
W.F. Hermans: zelfportret gemaakt in zijn kamer in het Geologisch Instituut – Het Kasteel – in april 1973 © Erven Hermans

De vrolijke kant van W.F. Hermans

Niet alleen maar een zuurpruim

W.F. Hermans: zelfportret gemaakt in zijn kamer in het Geologisch Instituut – Het Kasteel – in april 1973 © Erven Hermans
De als vilein en polemisch bekend staande W.F. Hermans had een verrassend zachte en grappige kant, ontdekte hoogleraar biografie Hans Renders na een unieke duik in het archief van de schrijver. En nee, hij kreeg écht geen gouden handdruk na zijn tumultueuze ontslag aan de RUG.
12 april om 10:28 uur.
Laatst gewijzigd op 12 april 2023
om 10:28 uur.
april 12 at 10:28 AM.
Last modified on april 12, 2023
at 10:28 AM.
Avatar photo

Door Christien Boomsma

12 april om 10:28 uur.
Laatst gewijzigd op 12 april 2023
om 10:28 uur.
Avatar photo

By Christien Boomsma

april 12 at 10:28 AM.
Last modified on april 12, 2023
at 10:28 AM.

‘U moet de (ex)professoren Tamsma en De Koning op de Grote Markt halfnaakt aan staken binden, langzaam half dood martelen, en vervolgens lichtelijk roosteren boven een kittig houtvuurtje en tenslotte ophangen aan de Martinitoren’, reageerde de schrijver W.F. Hermans in 1993 – twee jaar voor zijn dood – op een uitnodiging om een literaire bijeenkomst in Groningen bij te wonen. 

Hermans was dus niet voor niets de ‘meest gevreesde schrijver van Nederland’. Als hij het met je aan de stok kreeg, zoals zijn voormalig leidinggevenden Tamsma en De Koning, dan zou je dat weten ook. En vergeven? Dat kwam in zijn boekje niet voor. 

21 jaar werkte hij aan de RUG als fysisch geograaf. Maar nadat hij in 1973 ontslag had genomen na een arbeidsconflict waarmee zelfs de minister zich bemoeide (zie kader), zette hij nooit meer een voet in Groningen. Het was een miezerige stad, vond hij, waar het enkel waaide en regende. Een benepen stad bovendien. De stad die volgens hem ‘ligt in de provincie van die naam als een punaise met de punt omhoog. Van tijd tot tijd trapt een wolk erop met zijn hiel en roept Au! Dan zeggen de Groningers dat het onweert. Ze hebben, zou men zeggen, weinig fantasie…’.

Twee jaar later – hij woonde inmiddels in Parijs – publiceerde hij Onder Professoren. Een sleutelroman, waarin de RUG eenvoudig te herkennen was in de suffe, klein-provinciale, ingeslapen instelling uit het boek. Waarin zijn toenmalige baas Rob Tamsma overduidelijk model had gestaan voor de kleinzielige en jaloerse professor Knellis Tamstra. En niemand had moeite om in de seksbeluste Ajold Ongering – bijgenaamd Plofje de Olifant – de bekende polemoloog Bert Röling te herkennen.

Schatkamer

Er was een reden dat het onderwerp ‘Hermans’ decennialang onbespreekbaar was aan de RUG. Nog in 1992 zei Hermans in een interview met Adriaan van Dis dat mensen in de wetenschap ‘meestal heel vervelende mensen’ waren. En in Groningen? ‘Dat waren pseudowetenschappers die me daar dwars zaten. Geen echte!’

We zaten regelmatig te schateren van het lachen daar in het archief

Maar uiteindelijk kon iedereen die Hermans tegen de haren instreek een veeg uit de pan verwachten. Hermans putte dan graag uit zijn omvangrijke persoonlijke archief waarin hij echt alles bewaarde: brieven, foto’s, krantenknipsels. Het was, zegt RUG-biograaf Hans Renders, een ‘munitiekamer’. ‘Dus als iemand hem twintig jaar eerder een brief had gestuurd of iets onaardigs had gezegd en die persoon opnieuw contact zocht, dan kon hij er meteen op reageren.’

Datzelfde archief – dat wordt bewaard in het Huygens Instituut – is echter ook een schatkamer die een heel andere kant van de schrijver laat zien. Samen met schrijver Max Pam en vormgever Piet Schreuders dook Renders in de talloze mappen en dozen om uiteindelijk Het universum van W.F. Hermans te schrijven. ‘Een vrolijk, grappig bladerboek’, zegt Renders, ‘waarin we een tegenwicht wilden bieden aan Hermans’ reputatie van zuurpruim en polemist.’

Een boek dat niet pretendeert compleet te zijn, maar dat wel enkel leuke en nieuwe feiten wilde brengen. En dat bleek verrassend eenvoudig. ‘Er was zo verschrikkelijk veel materiaal, dat we als het ware blind konden graaien’, zegt Renders. ‘We zaten regelmatig te schateren van het lachen daar in het archief.’ 

Willem Frederik Hermans bij Adriaan van Dis (1992)

Rehabilitatie

En nu, zegt Renders, is het tijd voor een rehabilitatie van Hermans. Want al zette hij zichzelf neer als de eenling en de solitaire, geniale schrijver, dat was toch ook een front. Een jas die hij aantrok om een beeld te scheppen naar de buitenwereld. 

Zijn moeder stuurde zelfs een bed op, met de post!

‘Hij bleek bijvoorbeeld verrassend respectvol in zijn reacties op lezersbrieven’, zegt Renders. Neem de 14-jarige gymnasiast Bas van der Spruit die hem in 1990 schreef met een verzoek om een interview voor de schoolkrant. Hoewel hij aanvankelijk niet zelf reageerde, schreef zijn secretaris terug: ‘Hij heeft uw brief met veel genoegen gelezen. Het is een zo uitstekende brief, dat de algemene klacht over de geringe capaciteiten van de moderne jeugd in uw geval niet gerechtigd is.’

Bas hield vol, wat uiteindelijk uitmondde in een logeerpartij bij Hermans thuis en een vriendschap.

Of de lerares die hem een brief stuurde, omdat Hermans mavo-leerlingen had bestempeld als dom, drugsverslaafd en lui. Ze had haar leerlingen laten reageren op wat Hermans had geschreven. ‘Die zeiden: laat hem maar eens komen kijken. Of: wat weet hij er nou van, hij heeft niet eens op de mavo gezeten’, vertelt Renders.

De schrijver reageerde ook hier vriendelijk. Hij had zeker niet bedoeld zich geringschattend uit te laten over haar school en leerlingen. Al hield hij de mogelijkheid open dat hij over de leerlingen op andere scholen wél gelijk had. 

Warme band

De band met zijn ouders blijkt ook veel warmer dan Hermans deed voorkomen in het openbaar. ‘Toen hij in Groningen ging wonen, was er heel veel correspondentie. Zijn moeder stuurde zelfs een bed op, met de post!’

Zijn zus Corrie – in mei 1940 vermoord – kreeg in Hermans’ Fotobiografie nog vegen uit de pan. De twee zouden elkaar voortdurend dwars hebben gezeten. ‘In het Vondelpark. Ditmaal gelukkig zonder zusje’, schreef hij onder een kiekje. Maar ook hier schetsen brieven en dagboeken een heel ander beeld, betoogt Renders. 

Een verborgen liefde voor Groningen heeft hij echter niet kunnen vinden in het persoonlijke archief van de schrijver. Hij was echt niet gelukkig in de stad. ‘Maar’, nuanceert Renders, ‘Hermans was niet gelukkig in Néderland. Hij wilde naar Parijs, hij hield van Brussel. Hij heeft talloze malen gesolliciteerd in Frankrijk. Soms zelfs als conciërge. Hij vond dat schrijvers in Nederland niet werden gewaardeerd.’

Gouden handdruk

Renders vreesde daarom al dat hij ‘de kwestie Groningen’ niet zou kunnen behandelen, omdat er niets nieuws was opgedoken en dat immers een voorwaarde was voor het boek. Tot dat wél gebeurde. ‘Een soort godsgeschenk.’

We hadden ons laten foppen door het verhaal van Drukker

In de vijftig jaar na Hermans’ ontslag had altijd het verhaal rond gezongen dat de schrijver met een riante gouden handdruk of een WAO-regeling zou zijn weggewerkt door de universiteit. En hoewel Hermans dat zelf ontkende, bleef zijn personeelsdossier aan de RUG gesloten. Zelfs historicus Emiel Henssen, die erover schreef in zijn jubileumboek over de RUG uit 1989, kreeg geen toegang. Sterker nog: de RUG wilde de passage over Hermans zelf ‘definitief vaststellen’. 

Nog in 2015 werd de kwestie opnieuw opgerakeld, toen voormalig RUG-historicus Jan Willem Drukker in Elsevier vertelde dat er wel degelijk een ‘geheime regeling’ was getroffen. Hij was in 1973 student-assistent geweest en had de verantwoordelijk hoogleraren toevallig afgeluisterd toen ze erover spraken. 

De kwestie kreeg opnieuw landelijke aandacht. Renders, Pam en Schreuders namen het verhaal op in hun bundel Het motorzijspan van Willem Frederik Hermans uit 2015. Een ‘canard’, zegt hij nu, waar ze met open ogen ingetrapt zijn en die ze nu rectificeren. 

Oudewijvenpraatjes

Dat werd definitief duidelijk toen hij een brief onder ogen kreeg die Hermans in 1992 schreef aan het college van bestuur, vertelt Renders. Hermans klaagt daarin over de ‘oudewijvenpraatjes’ die nog altijd de ronde deden over gouden handdrukken en afkoop van pensioenrechten. ‘Ik heb nooit iets van dien aard gekregen en er ook nooit om gevraagd, maar wel heb ik natuurlijk in 1986, het jaar waarin ik de 65-jarige leeftijd bereikte, op het normale pensioen, waarvoor ik jaren premie had betaald, aanspraak gemaakt.’ 

Als bewijs voegde hij een brief toe van het ABP en de ‘toekenning ouderdomspensioen’. 

‘Ja’, zegt Renders, ‘toen we dat zagen was het duidelijk. Dat verhaal van Drukker klopte echt niet. We hadden ons laten foppen.’

Waarom Drukker het verhaal in 2015 opnieuw de wereld in slingerde? Aandacht, denkt Renders. Want ja, ook toen nog was het verhaal nationaal nieuws. ‘En hij heeft heel goed nagedacht. Het was niet kapot te checken. Voor een goede leugen heb je veel waarheid nodig.’

Maar het waren, durft Renders nu definitief te zeggen, wel degelijk leugens. ‘Die kunnen we nu naar de prullenbak verwijzen.’

W.F. Hermans en de RUG

De schrijver W.F. Hermans werd in 1952 assistent-onderzoeker fysische geografie. Hij ging wonen aan de Spilsluizen 17a, waar hij boeken schreef als De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen. Hij promoveerde cum laude in 1955 en werd in 1958 benoemd tot lector.  

Zijn colleges werden door oud-studenten als ‘droog’ en ‘saai’ gekwalificeerd en dat leidde in de democratiseringsgolf van eind jaren zestig en begin jaren zeventig tot problemen. Studenten beschuldigden hem ervan nooit op het instituut te verschijnen, waarover de UK en Trouw een artikel schreven, wat leidde tot Kamervragen.

Uit een onderzoek, geschreven onder leiding van faculteitsvoorzitter Rob Tamsma, bleek ook dat Herman nauwelijks iets deed. De situatie leidde tot een slepend arbeidsconflict, waarna Hermans werd overgeplaatst naar de studierichting geologie. Nog geen half jaar later hield hij de eer aan zichzelf. Hij nam ontslag, verhuisde naar Parijs en werd fulltime schrijver.