Minder buitenlandse studenten
Waar is de RUG zonder internationals?
‘Wat mij betreft zitten we aan ons maximum’, zei minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf vorige week tegen de Tweede Kamer. Hij wil regels invoeren waarmee universiteiten het aantal internationale studenten dat naar Nederland komt kunnen inperken. Hoe dat er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk; hij wil in maart met concrete plannen komen.
De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) en het Interstedelijk Studenten Overleg vinden een permanent rem te ver gaan, zeiden ze tegen Nu.nl, maar ze willen wel een tijdelijke beperking. ‘Deze toestroom gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs.’
Ten minste een deel van de universiteiten en hogescholen juicht een plafond voor internationale inschrijvingen toe. ‘We kunnen de groei niet meer aan’, zei bestuursvoorzitter Geert ten Dam van de Universiteit van Amsterdam afgelopen november in Het Parool. Het aantal internationale studenten nam dit collegejaar met 20 procent toe. Daar is niet genoeg ruimte voor op de campus, zei ze, en haar werknemers zijn nu al overwerkt.
Aantrekkelijk
Dit academisch jaar schreef een recordaantal van 115.068 internationale studenten uit 168 landen zich in bij het hoger onderwijs in Nederland – 3,5 keer meer dan in 2006, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Op de RUG is 26 procent van de studenten afkomstig uit het buitenland, 9100 mensen in totaal.
Maar hoewel de populariteit het Nederlandse onderwijs onder internationale studenten ook bij de RUG voor problemen zorgt, is Dijkgraafs oplossing niet alleen maar een zegen. Want kan de universiteit het zich wel veroorloven om hen de deur te wijzen, na twintig jaar internationalisatie?
Het is cruciaal voor het leerproces dat je verschillende perspectieven hebt
‘Toen de bachelor/masterstructuur begin deze eeuw in Nederland werd ingevoerd vanwege Europese overeenkomsten, zijn heel wat van deze opleidingen in het Engels begonnen. Daarmee werd de weg geplaveid voor internationale studenten’, weet Mervin Bakker, directeur international strategy and relations bij de RUG.
En dat was ook precies de bedoeling: om het Nederlandse onderwijssysteem in overeenstemming te brengen met het Angelsaksische model, waardoor Nederland aantrekkelijker zou worden voor internationale studenten en Nederlandse studenten makkelijker in het buitenland zouden kunnen studeren.
International classroom
Vooral Groningen zetten zijn deuren wijd open. De RUG was een van de eerste universiteiten met een breed aanbod aan Engelstalige programma’s. Het creëren van een zogenoemde international classroom moest studenten internationale ervaringen bieden en ook de onderzoeksmogelijkheden van de universiteit vergroten.
Bakker maakt zich dan ook zorgen over de huidige ontwikkelingen. ‘Dit land stond tien tot vijftien jaar geleden meer open voor internationals’, zegt hij. ‘We horen van onze internationale gemeenschap dat ze zich soms wat minder welkom voelen door al het politieke debat hier over internationale studenten en specifieke landen. Er is een verschuiving richting nationalisme gaande.’
Hij wijst op de voordelen van internationalisatie. ‘We willen dat al onze studenten internationale ervaringen opdoen, of dat nou in Groningen is of in het buitenland. Wij zijn van mening dat het cruciaal is voor het leerproces dat je verschillende perspectieven bij elkaar hebt en daarvan leert, en daarvoor heb je internationale studenten in de klas nodig.’
Kapitaal
Ze vormen ook economisch kapitaal. ‘We hebben ze nodig’, schreef een groep bestuursvoorzitters van hogescholen en universiteiten – onder wie Jouke de Vries van de RUG – in een opiniestuk in de NRC, nadat de Tweede Kamer in december instemde met een verbod op actieve werving van internationale studenten. Deels vanwege de krapte op de arbeidsmarkt, die naar verwachting toeneemt tot 7 miljoen mensen in 2035. Maar ook omdat Nederland een exportland is ‘dat zijn internationale aantrekkingskracht hoog heeft te houden’.
De Vries en zijn collega’s vrezen dat het inperken van het aantal internationals tot een flinke daling van de financiering zal leiden, en ook ten koste zal gaan van de reputatie van bepaalde opleidingen. ‘Om het culturele en creatieve werkveld, het kunstonderwijs en game-opleidingen in de wereldtop te houden, is een internationale omgeving een must.’
Ik word er heel moe van dat niemand zijn verantwoordelijkheid neemt
Bakker is het daarmee eens. ‘We willen bijdragen aan maatschappelijke kwesties zoals de gezondheidszorg of de energietransitie en we denken dat we dat beter kunnen doen als we internationaal zijn’, zegt hij.
En dan is er nog het effect dat internationale studenten hebben op de lokale economie. Volgens het Centraal Planbureau steken zij elk tussen de 5000 en 94.000 euro in de huizenmarkt en in winkels en de horeca.
Geen wonder dus dat burgemeester Koen Schuiling ze niet graag kwijt wil. ‘Ze zijn hier welkom. Mensen zien de voordelen die ze met zich meebrengen: de kroegen hebben geen sluitingstijd, we hebben een rijk cultureel leven en veel sport, en iedereen beseft dat als we die studenten niet zouden hebben, dat we ook dat allemaal niet zouden hebben.’
Kamertekort
Toch kan niemand ontkennen dat de toestroom van internationals voor problemen zorgt – waarbij het kamertekort het meest in het oog springt. Volgens de LSVb zijn er landelijk 27.000 kamers te weinig, terwijl de studentenpopulatie – nu 340.000 – nog altijd toeneemt. In Groningen, dat 63.000 studenten telt, zijn er aan het begin van elk academisch jaar weer internationale studenten die geen dak boven hun hoofd kunnen vinden.
‘Internationals worden hier het meest door geraakt’, zegt Miriam Weigand, een Duitse masterstudent Europese talen en culturen. Toen vorig jaar 600 studenten geen kamer konden vinden in Groningen, hielp zij mee met het couchsurfing-initiatief van de Groninger Studentenbond (GSb) en Shelter Our Students (SOS). ‘Ik word er heel moe van dat niemand zijn verantwoordelijkheid neemt. De universiteit wijst altijd naar de gemeente, de gemeente naar de universiteit en de regering doet niets.’
We hebben niet veel mogelijkheden om op de rem te trappen
Het aantal internationals inperken zou op dit moment een goede zaak zijn, vindt Weigand. ‘Misschien moet je gewoon überhaupt minder mensen inschrijven, want als er geen plek is, is er geen plek.’
Ze is niet de enige internationale student die er zo over denkt. ‘Al mijn vrienden zijn ook kwaad dat de uni zoveel mensen toelaat terwijl ze hen geen onderdak kan bieden’, zegt de Duitse psychologiestudent Lydia Radosch.
‘We willen internationals niet helemaal uitsluiten’, zegt GSb-voorzitter Annemarie Herbschleb. ‘Maar op dit moment zit Groningen aan z’n max en kunnen we ze letterlijk nergens kwijt. We willen ook niet dat ze hierheen komen en dan een rottijd hebben.’
Gedeelde verantwoordelijkheid
Het probleem aanpakken is ‘een gedeelde verantwoordelijkheid in het belang van al onze studenten’, stelt Bakker. ‘We proberen de kamernood samen met de gemeente en de Hanze op te lossen. We doen veel minder aan werving en we brengen proactief de boodschap over dat er hier een kamertekort is.’
Maar zoals De Vries en zijn collega’s opmerken in hun opiniestuk, is het hoger onderwijs in Nederland publiek ‘en op basis van Europese regelgeving toegankelijk voor Europese studenten, die de overgrote meerderheid vormen van onze internationale studentenpopulatie’. Dus kun je niet zomaar een maximum stellen aan het aantal internationals dat naar Groningen komt. ‘Soms hebben we het gevoel dat we de controle kwijt zijn, omdat we niet veel mogelijkheden hebben om op de rem te trappen’, zegt Bakker. ‘We moeten alle studenten toelaten die aan onze eisen voldoen.’
De RUG verwelkomt mogelijkheden om de inschrijvingen beter te kunnen beheersen, benadrukt Bakker, en werkt daarvoor nu ook samen met de regering. ‘We zouden ook veel betere discussies kunnen hebben met de faculteiten, waarbij je zegt: oke, hoe ziet jullie optimale klas eruit en hoe kunnen we ervoor zorgen dat we het juiste aantal studenten hebben en de juiste mix.’
Het gaat om de balans, zegt hij. ‘Tien tot vijftien jaar geleden was het creëren van een international classroom een doel op zich, en nu we die hebben, denken we na over hoe we die moeten managen.’