Studenten
Mariam Jamureli Foto Anouk Brekhof

Zes maanden lang logeren

Dakloos
en onzichtbaar

Mariam Jamureli Foto Anouk Brekhof
Zes maanden geleden werd Mariam Jamureli dakloos en heeft nog altijd geen kamer kunnen vinden. Overal wordt ze afgewezen. Ze worstelt met haar onrust en frustratie in een huizencrisis waarin zij niet eens meetelt. ‘Ik ben een fulltime ongewilde indringer.’
22 december om 11:26 uur.
Laatst gewijzigd op 24 oktober 2022
om 10:31 uur.
december 22 at 11:26 AM.
Last modified on oktober 24, 2022
at 10:31 AM.
Avatar photo

Door Mariam Jamureli

22 december om 11:26 uur.
Laatst gewijzigd op 24 oktober 2022
om 10:31 uur.
Avatar photo

By Mariam Jamureli

december 22 at 11:26 AM.
Last modified on oktober 24, 2022
at 10:31 AM.

Ik heb nog geen bezichtiging gehad deze maand. Dus wanneer ik een huisgenoot van een vriend een bericht zie plaatsen op Kamernet, weet ik niet hoe snel ik moet reageren. Mijn handen trillen als ik mijn vriend tegelijk een berichtje stuur, met de vraag of hij een goed woordje voor me wil doen. 

Terwijl ik wacht, lees ik alvast de beschrijving van de kamer. De huur is een redelijke 320 euro. ‘Dicht bij het centrum’, top! ‘Huisavonden’, oké. ‘Stuur een motivatie waarin je vertelt waarom je bij ons wil wonen.’ Een motivatie? ‘Naar wat voor huis ben je op zoek?’ Wat willen ze dat ik zeg?? Zal ik zeggen dat ik een leuk, gezellig huis zoek waar iedereen altijd z’n deur open heeft staan? Of zal ik eerlijk zijn? – Dat ik gewoon een dak boven mijn hoofd wil.

Perfect

Ik sta op. Terwijl ik door de kamer ijsbeer, vertel ik mijn huisgenoot bij wie ik op de bank slaap hoe mooi het zou zijn als ik met vier minuten fietsen bij de UB ben. De prijs is perfect en ik heb een goede aanbeveling van mijn vriend. Ik stel mezelf gerust en de brok in mijn keel wordt kleiner.

De brok in mijn keel, nu twee keer zo groot, zakt naar mijn maag terwijl ik mijn tranen wegslik

Mijn telefoon gaat – antwoord van mijn vriend. ‘He Mariam, het spijt me, maar we hebben besloten om dit keer geen international te kiezen, voor de balans in het huis. Ik hoop echt dat je gauw iets vindt!’ Ik ga weer zitten. De brok in mijn keel, nu twee keer zo groot, zakt naar mijn maag terwijl ik mijn tranen wegslik. Later hoor ik dat degene die ze kozen niet eens dakloos was, maar alleen een andere kamer zocht. 

Daar is het gevoel weer; ik ben onzichtbaar.

Banken

Ik ben inmiddels zes maanden dakloos. Door miscommunicatie bij de universiteit was ik niet op tijd op de hoogte gebracht dat de pandemie mijn plannen om in het buitenland te studeren zouden verstieren. Ik zegde mijn kamer op in juli met het idee dat ik een jaar weg zou zijn op uitwisseling, tot ik op het laatste moment te horen kreeg dat het niet doorging. Ondanks dat, ben ik gezegend met vrienden die mij hun bank ter beschikking stellen.

Vorige week meldde UKrant dat er 115 bedden in de noodopvang bezet waren, en dat Shelter Our Students (SOS) rond de 250 studenten tijdelijk onderdak heeft kunnen bieden. Maar ik kom niet in die statistieken voor. 

Ik ben een fulltime ongewilde indringer

Ik word over het hoofd gezien. Terwijl ik de mazzel heb dat ik bij vrienden kan logeren, word ik daarmee door de gemeente niet meegerekend als dakloze student. En nu de cijfers teruglopen, lijken studenten zonder kamer geen voorrang meer te krijgen. Studenten vertrekken uit de noodopvang omdat ze een kamer hebben gevonden of omdat ze hun zoektocht hebben opgegeven.

Maar ik ben er ook nog. Teleurgesteld en doodop, maar nog steeds op zoek. En ik ben niet de enige.

Klok kijken

Ik weet nog hoe fijn het was als mensen je woning verlieten nadat je de hele dag met ze had doorgebracht. De gesprekken worden langzaam korter, je begint naar de klok te kijken, bent moe maar voldaan en je wilt de rest van de avond liever alleen zijn. Privacy is een verademing.

Tegenwoordig zit ik gevangen in een eindeloze cyclus van korter wordende gesprekken, van mensen die naar de klok kijken. Ik raak verlamd van de aanhoudende verwachting. Het voelt als een voorgeborchte; ik wil zo graag alleen zijn of alleen gelaten worden dat ik niet kan studeren of me ergens anders op kan concentreren.

Indringer

Het delen van een kamer heeft mijn relaties op scherp gezet. Ze zeggen allemaal wel dat ze geen last van me hebben, maar ik verstoor hun privacy. Ik probeer me maar zo klein mogelijk te maken en wanneer we toch allebei alleen willen zijn, verzin ik een smoes om het huis te verlaten.

Ik heb geen enkele controle over mijn dakloosheid en toch vind ik het gênant

Ik bel mijn familie niet zo vaak meer en dat is ze opgevallen. Ze denken dat ik het druk heb met mijn nieuwe baan en dat klopt ergens ook wel; ik ben een fulltime ongewilde indringer.

‘Dat is echt een heel klein budget, geen wonder dat je geen kamer kan vinden.’ Ik weet dat m’n vrienden het goed bedoelen, maar ik hoor dit veel te vaak. Vanwege mijn nationaliteit mag ik maar een beperkt aantal uren werken en kom ik niet in aanmerking voor een lening.

Dat is gewoonlijk geen probleem, maar omdat er zo weinig kamers zijn, zijn de meeste te duur voor mij. Ik ben me er bewust van dat als ik vijf- à zeshonderd euro kon betalen, ik waarschijnlijk al een kamer zou hebben. Maar ik heb er geen controle over.

Afgewezen

‘Heb je nou nog steeds geen kamer?’

Nee. Ik weet nooit goed hoe ik die vraag moet beantwoorden. De vraag impliceert dat ze willen weten waarom ik nog steeds dakloos ben. En ik schaam me. Dat gebeurt gewoon. Ik weet niet waarom. Ik doe niets verkeerd.

Ik heb geen enkele controle over mijn dakloosheid en toch vind ik het gênant. De ongemakkelijke manier waarop mijn vrienden me geruststellen en daarna stilvallen is een grotere vernedering dan de vraag zelf. Het gesprek gaat weer verder; ik voel me afgewezen.

Ik probeer mijn frustratie en claustrofobie niet te laten zien; het voelt niet goed in iemand anders huis

Ik ben opgegroeid in een internationaal gezin, dus ik ben het gewend om vaak te verhuizen. We wisten nooit precies waar we daarna weer heen zouden gaan en hoelang we konden blijven. Ik heb me altijd kunnen aanpassen aan onzekere situaties en nieuwe omgevingen. Maar de onzekerheid die ik nu voel, valt niet te vergelijken met toen.

Te gast

Ik weet van tevoren nooit op wiens bank ik over een week slaap. Als een vriend een slechte week heeft, moet ik op zoek naar een nieuw onderkomen. Ik prent mezelf telkens in dat ik te gast ben.

Ik kan niet te aanwezig zijn of te lang blijven. Ik probeer mijn frustratie en claustrofobie niet te laten zien. Het voelt niet goed om dat in iemand anders huis tentoon te spreiden, zeker niet als ze zo vrijgevig zijn.

Bezichtigingen en hospiteeravonden zijn een verschrikking; ik moet doen alsof ik perfect bij de rest van het huis pas en alsof ik me vermaak. Ik kan niet te wanhopig overkomen, maar ook niet te nonchalant. Niet te extrovert, maar zeker niet te introvert. We nemen drank mee en iedereen vermaakt zich, totdat de keuze is gemaakt en iedereen weer met z’n neus op de werkelijkheid wordt gedrukt: we zijn dakloze studenten.

Ik hol mezelf uit totdat er niets meer over is. De wind waait me weg. Ik ben onzichtbaar.

Engels