Medici ziek van eigen missers
Wie geneest de dokter?
Toen de ervaren chirurg Jo Shapiro uit Boston een fout maakte tijdens een operatie, was ze ontzet. Steun van familie en vrienden hielp haar erbovenop.
Ze vroeg zich af hoe collega’s die minder ervaren waren en minder steun hadden, met zoiets om zouden gaan.
Ze startte het Center for Professionalism and Peer Support in haar ziekenhuis in Boston. Daar worden medische professionals getraind in de omgang met ‘onbedoelde gebeurtenissen met schade’.
Tegenwoordig traint ze ook artsen en verpleegkundigen in het Groningse UMCG.
Artsen reageren vaak sterk op medische missers of complicaties. De gevolgen zijn niet mis: burn-out, depressie en een hoog risico op zelfdoding.
Medici helpen met hun gevoelens na een fout, is ook goed voor de patiënten. Een arts met depressie of burn-out communiceert slechter en maakt meer fouten.
Een gesprek met een getrainde collega is de beste oplossing, ontdekte Shapiro. Deze vrijwilligers helpen de arts om beter voor zichzelf te zorgen.
Shapiro trainde al zeventig artsen en verpleegkundigen in het UMCG. Dat aantal wordt in de komende jaren uitgebreid.
Leestijd: 9 minuten (1459 woorden)
Ze weet hoe het voelt om een fout te maken. Om je patiënt te beschadigen, terwijl je zo je best deed om hem te helpen. Zelfs nu, vijftien jaar na dato, zijn haar emoties duidelijk zichtbaar wanneer ze erover praat.
‘Het ging om een oudere man, die geopereerd moest worden,’ zegt Shapiro, die kort geleden haar oratie hield als hoogleraar professionalism and peer support aan de RUG. ‘Hij had een uitstulping in de keel, waardoor hij moeite had met slikken. Voedsel en vloeistoffen komen in zo’n uitstulping terecht en belanden soms weer in de mond. Soms ademen mensen dan voedseldeeltjes in, die in de longen belanden en daar tot ernstige longontsteking kunnen leiden. Het heeft een reëel effect op de kwaliteit van leven en de enige oplossing is chirurgie.’
Ellendig en verslagen
Dus deed Shapiro, een ervaren chirurg uit Boston, wat ze al zo vaak had gedaan. Ze ging naar binnen door de mond, om de spier tussen de uitstulping en de rest van de keel door te snijden. Maar daar ging het mis. Ze maakte een kleine perforatie in de keel, waardoor speeksel in de nek kon sijpelen. Dat veroorzaakte vervolgens ernstige infecties, waardoor de patiënt gedurende behoorlijke tijd doodziek was.
‘Ik voelde me ellendig, zelfs al wist de patiënt dat dit altijd een risico was. Ik voelde me echt heel slecht – verslagen zelfs. Allemaal omdat ik verondersteld werd deze man te helpen en hem beter te maken. In plaats daarvan maakte ik hem veel slechter.’
Gelukkig had Shapiro een echtgenoot (ook arts), liefhebbende familieleden en vrienden die haar begrepen. Ze kreeg veel steun, veel meer dan de meeste mensen in haar positie krijgen. Dus, dacht ze: hoe gaan anderen hiermee om? ‘Ik had veel ervaring en al heel veel patiënten geholpen. Dat scheelde ook. Maar wat als je jong bent en aan het begin van je carrière staat?’
Het voorval liet haar niet los. Dus toen haar carrière vorderde en ze collega’s ging opleiden, besloot ze dat er een programma nodig was dat artsen en verpleegkundigen hielp om te gaan met medische missers of ‘onbedoelde gebeurtenissen met schade’, zoals dergelijke voorvallen vaak worden genoemd. Tegenwoordig traint ze vrijwilligers in het UMCG om hulp te bieden aan collega’s in nood: zeventig artsen en verpleegkundigen zijn al geïnstrueerd. Tot nu toe zijn die samen 130 keer in actie gekomen om collega’s bij te staan.
Ook maar mensen
Want Shapiro’s sterke reactie is niet uitzonderlijk. ‘Als er iets misgaat, zijn we kapot! We zijn helers, maar in plaats van te helen, hebben we iemand kwaad gedaan’, zegt Shapiro, die hiermee duidelijk maakt dat ook zíj deel uitmaakt van de groep artsen die ze wil ondersteunen. ‘We schamen ons, omdat we geen fouten horen te maken. Als we dat toch doen, stellen we niet alleen onze patiënten teleur, maar ook onszelf en onze collega’s.’
Jo Shapiro
Jo Shapiro is chirurg, medeoprichter en directeur van het Center for Professionalism and Peer Support van het Brigham and Women’s Hospital in Boston. Ze opende het centrum in 2008. Sindsdien is het een voorbeeld geworden voor instellingen die methoden zoeken om teamwork en respect in ziekenhuizen te verbeteren, en die hulp zoeken om de burn-outepidemie onder artsen te bestrijden. In oktober 2014 werd ze benoemd tot hoogleraar professionalism and peers support door het Groninger Universiteitsfonds van de RUG. Sindsdien heeft ze meer dan zeventig stafleden van het UMCG getraind.Hoewel ze niet graag voorbeelden geeft van anderen dan zichzelf – het beschermen van privacy zit diep – sprak ze genoeg dokters, trainde ze voldoende verpleegkundigen en deed ze meer dan genoeg onderzoek om te weten dat een emotionele reactie geen uitzondering is. Artsen hebben een hogere kans op burn-out of depressie. Hun risico op zelfmoord is zelfs onthutsend te noemen. Een mannelijke arts heeft 40 procent meer kans om zelfmoord te plegen dan een ‘gewone’ man. Bij vrouwen is het risico zelfs 140 procent hoger. Ze kunnen stoppen met werken of het vertrouwen verliezen in hun eigen vaardigheden. ‘Dat zijn harde cijfers.’
En ook al zijn deze cijfers afkomstig uit Amerikaans onderzoek, in Europa is het niet veel anders, ontdekte Shapiro. ‘Gek is dat, vind je niet? Je zou verwachten dat het in Amerika erger zou zijn, vanwege het juridische systeem en het zeer reële gevaar om te worden aangeklaagd. Maar ik heb geen enkele aanwijzing dat dat het geval is.’
Slechte communicatie
Misschien komt dat doordat de medische professionals allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Ze zijn getraind om mensen te helpen, maar wanneer ze een fout maken – omdát ze menselijk zijn – kan dat anderen in gevaar brengen.
Maar de emoties van de artsen verdienen aandacht, niet alleen omdat de artsen zelf vaak het gevoel hebben dat ze geen steun verdienen. Het gaat namelijk ook over het belang van de patiënten. ‘Niemand wil worden geholpen door een depressieve of zwaar overspannen arts. Ze communiceren slecht en lopen het risico om nog veel meer fouten te maken.’
De beste manier om medici met hun emoties te leren omgaan, is door ze met collega’s te laten praten, ontdekte Shapiro. Dat zijn degenen die de dilemma’s van een medicus het beste begrijpen, niet de psycholoog. Het UMCG erkende dat ook: het is het eerste ziekenhuis in Nederland dat werk maakt van peer support.
Tegenwoordig komt Shapiro met enige regelmaat naar Groningen. Ze traint dan vrijwilligers die eerder zijn genomineerd door collega’s. Dat zijn uiteindelijk degenen die hun collega’s in nood te hulp schieten.
Alleen maar luisteren
Training is wel essentieel, weet Shapiro. Een simpel ‘ik weet hoe je je voelt’-praatje zet geen zoden aan de dijk. Ook moeten de vrijwilligers leren dat zo’n gesprek totaal anders is dan de conversaties die ze gewend zijn te voeren. ‘Normaal gesproken – wanneer jij en ik een gesprek hebben – leg jij je problemen op tafel en ik vertel jou wat er moet gebeuren’, legt Shapiro uit. ‘Dat verwachten we allebei, want ik ben de dokter. Bovendien… wij dokters zijn er dol op om problemen op te lossen.’
Dit is echter een probleem dat je niet op kunt lossen en daar moet je je als vrijwilliger van bewust zijn. ‘Ze moeten alleen maar luisteren.’
Zonder training loopt een gesprek al snel van de rails. ‘De vrijwilliger weet namelijk helemaal niet hoe jij je voelt’, zegt Shapiro. ‘Hij kan het zich hoogstens voorstellen.’
Ook belangrijk: bagatelliseer het probleem niet. Vrijwilligers moeten geen opmerkingen maken als: ‘Maak je geen zorgen, het komt wel goed.’ Of: ‘Het valt wel mee, joh. De patiënt is uiteindelijk toch weer beter geworden?’
Dergelijke opmerkingen kunnen het gemakkelijk erger maken, omdat de dokter het gevoel kan krijgen dat zijn gevoelens niet gerechtvaardigd zijn. De emotionele nood van de arts kan net zo groot zijn wanneer iemand sterft, als wanneer zijn patiënt enkel ongemak ervaart. Het probleem zit hem in de schaamte en het verlies van zelfvertrouwen.
Bemoedigende resultaten
De vrijwilliger moet de medicus stimuleren om zijn eigen verwerkingsmechanismen in te schakelen. Hij of zij kan vragen stellen, zoals: ‘Wat deed je vroeger als het niet zo lekker liep in je leven?’ Het antwoord kan ‘sporten’ zijn, of ‘praten met vrienden’. Het maakt niet uit wat, zolang de arts maar wordt aangemoedigd om voor zichzelf te zorgen – al was het maar in het belang van zijn patiënten.
‘Ze hebben de neiging om zichzelf te verwaarlozen, omdat ze denken dat ze het niet verdienen om goed voor zichzelf te zorgen. Maar zo maken ze het risico voor patiënten juist groter’, zegt Shapiro.
Het trainingsprogramma in het UMCG breidt zich gestaag uit. De voorlopige resultaten zijn bemoedigend. Shapiro kreeg een overweldigende hoeveelheid positieve feedback, zegt ze. In de komende maanden volgt een echt onderzoek om bloot te leggen hoe de medische staf in het UMCG op het programma reageert.
Maar er is meer. ‘We hebben ontdekt dat – en dat is typisch voor het Nederlandse systeem – incidenten met verschillende labels worden geregistreerd. ‘Calamiteit’ of ‘incident’ of ‘complicatie’. Tot nog toe kreeg enkel de staf die met een calamiteit te maken had, peer support aangeboden. Maar onderzoek laat zien dat de aard van de gebeurtenis dus weinig van doen heeft met de gevoelens van de arts erover. Dus we moeten een manier zoeken om ook die andere incidenten in de training te betrekken.’