De zomer mag het dan af laten weten, niemand laat zich er door weerhouden om tuinfeesten te organiseren: familie, vrienden, vrienden van vrienden en mensen die je eigenlijk niet kent, maar waar je toch niet ongezien bij weg kunt blijven.
Zo sleep ik me al weken van barbecue naar high tea, van chique tuinparty naar oud-Groningse ‘dik doun in toene’ feesten en alle varianten daartussen. Eerlijk gezegd, hoop ik vaak dat het weer roet in het eten zal gooien, maar nee hoor, het gaat altijd door: dan maar wat warms aan.
Vorige week zaterdag hadden we iets chics in een riante villawijk. Ik wist dat ik er niemand zou kennen, maar mijn vrouw zei: ‘Ga gezellig mee’. Ik en gezellig, het is een onwaarschijnlijk duo, dat moet zij zo langzamerhand ook weten. Maar toch zei ik ja.
Toen we arriveerden was het al druk. We parkeerden onze auto keurig achter de andere Volvo’s en liepen met een fles wijn en bloemen naar de in perfect groen gecoiffeerde onder architectuur gebouwde villa. Het heeft altijd iets intimiderends als mensen er in slagen alles perfect voor elkaar te hebben, maar vluchten kon niet meer.
De gastheer en gastvrouw werden voorzien van de wijn en bloemen, een handdruk en een paar vluchtige zoenen: ‘Leuk dat jullie er zijn.’
‘Ja leuk.’ Maar daar kwamen de volgende gasten al. Ik heb ze niet weer gezien.
In de tuin was het niet druk, maar heel druk. Mannen in lambswollen truien stonden geanimeerd met elkaar te praten, flesje bier nonchalant in de hand. De dames, type Gooische vrouwen, waren overwegend blond en droegen allemaal een omslagdoek (toch een beetje fris, hè). Het gemak waarmee ze hun witte wijn achterover sloegen, deed jarenlange oefening vermoeden.
Daartussen renden de kinderen die allemaal Fleur of Roderick heetten. Een Gerrit kom je in deze kringen niet tegen (ja, als het mannetje dat de tuin doet).
Als een drenkeling op zee naar wrakhout zocht ik om een bekend gezicht, maar niks en niemand. Ik wist, dit wordt zuipen of verzuipen.
Nu moet je bij het drinken goed blijven eten dus ik liep door naar de keuken (nou ja, een balzaal). Daar trof ik een Aziatisch uitziende dame in de weer met heerlijke broodjes. Ik vroeg of ik eentje mocht pakken. ‘Sorry, I do not understand’, zei ze.
Verdomd, dacht ik geschrokken, ze hebben zelfs een eigen Tippy Wan. Ik herhaalde mijn vraag in het Engels en mocht een broodje (of course).
Terug in de tuin probeerde ik zo onopvallend mogelijk aan te schuiven bij een groepje truien. Dat lukte kennelijk goed, want er werd geen notie van me genomen. Binnen enkele minuten wist ik wel wat ze deden (hele belangrijke dingen), waar ze de laatste tijd waren geweest (ver weg) en wie ze allemaal wel niet kenden (veel VIPs). Toen voegde zich een verse trui bij het gezelschap die door de andere truien joviaal op de schouders werd gebeukt en werd begroet: ‘Ha die Rutgerrrr de Kutgerrrrrr’.
In een hoek van de tuin trok ik mij terug met een bord vol hapjes en een fles. Al gauw dreef ik weg op een zee van rode wijn. In de verte hoorde ik het geroezemoes van de kouwe kak en begreep ik ineens wat kakofonie betekende. Toen kwam mijn vrouw: ‘Wij moesten maar eens gaan’.
Op weg naar huis begon het een beetje te regenen. Ik werd doezelig van het geluid van de ruitenwissers. Eenmaal weer thuis, stapte ik uit de auto en rook ik dat de boeren de regen hadden aangegrepen om het land te bemesten. Ik snoof de scherpe geur op.
Nee, de keuze tussen mest of kouwe kak is niet moeilijk.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie.
Foto Reyer Boxem