Kruipend door de weilanden
De geheime wereld van de worm
Hij was nog wel zo voorzichtig. Maar toch gaat het mis, als RUG-bioloog Jeroen Onrust langs het Naardermeer zijn spade in de grond steekt en een stuk grasland van 20 bij 20 centimeter loswrikt. Hij ziet dat zijn schep een lange, vette worm in tweeën heeft gesneden. ‘Oh kijk, deze worm mist een stukje. Dat is altijd het nadeel als je een schep in de grond steekt.’
Het volksgeloof wil dat wanneer je een worm doormidden snijdt, je er twee overhoudt. ‘Maar dat is echt niet zo’, zegt Onrust. ‘Er sterft één helft af, als je al geluk hebt. Sommige soorten leggen jammer genoeg in het geheel het loodje.’
Pendelworm
Hij hurkt neer bij de graszode en begint hem grasspriet voor grasspriet uit elkaar te pluizen. ‘Sommige wormen zitten ook echt tussen de wortels verstopt. Het is zaak om dat voorzichtig aan te pakken, zodat je ze niet beschadigt.’
Twaalf stuks vindt hij uiteindelijk. ‘Helemaal niet slecht.’ Stuk voor stuk stopt hij ze in een bakje, waarna hij een uitgeprint tabelletje tevoorschijn haalt. Elk soort worm heeft twee vakjes – een voor jong en een voor oud – en Onrust legt de wormen geduldig op het juiste vakje. ‘De oude wormen hebben een verdikking, dat noem je een zadel. Die gebruiken ze om zich voort te planten’, vertelt hij.
Waarom komen sommige soorten ’s nachts wel aan de oppervlakte en anderen niet?
Het beste nieuws: vier ervan behoren tot de behoorlijk zeldzame pendelwormen, die voortdurend op en neer ‘pendelen’ van de oppervlakte naar diepere grondlagen. ‘Daarbij woelen ze de bodem om, en dat maakt de grond extra vruchtbaar.’
Al tien jaar is Onrust gegrepen door de worm. En ieder jaar wordt het hem een beetje meer duidelijk hoe belangrijk deze diertjes zijn. Voor de bodem, maar ook als voedselbron.
Op een zelfgebouwd karretje tast Jeroen Onrust het gras centimeter voor centimeter af. Foto Lars Soerink
Karretje
Eigenlijk deed hij onderzoek naar het voedsel en gedrag van vogels, vertelt hij. ‘De regenwormen aan de oppervlakte zijn voor weidevogels een belangrijke voedselbron. Maar we wisten nog niet genoeg over hoe die wormen zich gedragen. Waarom sommige soorten ’s nachts wel aan de oppervlakte komen en anderen niet, bijvoorbeeld. Het is eigenlijk gek dat we zoiets niet weten.’
En dus besloot hij dat uit te zoeken. Urenlang kroop hij ’s nachts door de weilanden. Liggend op een zelfgebouwd karretje tastte hij het gras centimeter voor centimeter af. Een zaklamp op zijn hoofd scheen hem bij. Als iemand hem zo had gezien, was hij vast voor gek verklaard. Voor Onrust was het juist een uiterst serieuze taak: hij telde de regenwormen die uit de grond waren gekomen voor zijn promotieonderzoek.
Het was alsof er zich een hele nieuwe wereld voor mij openbaarde
‘De wormen mochten niet gestoord worden, want dan gaan ze terug de grond in. Als ik zou gaan kruipen, was dat niet bepaald goed voor mijn knieën.’ Er zat dus niets anders op dan zo rustig mogelijk, liggend op dat karretje, over de bodem te schuiven.
Door het onderzoek werd Onrust, opgeleid tot ecoloog en vogelonderzoeker, langzaamaan een wormenexpert. ‘Het was alsof er zich een hele nieuwe wereld voor mij openbaarde’, vertelt hij. ‘Wat veel mensen zich niet realiseren is dat er ’s nachts duizenden wormen op zo’n grasland rondkruipen. Overdag zie je ze niet.’
Nuttig
Wat ook niet iedereen zich realiseert is dat wormen nuttig zijn, zegt Onrust. ‘Ze zijn niet alleen voedsel voor verschillende dieren, zoals vogels, egels, dassen en zelfs mollen, maar bewerken ook de bodem.’
Naast de pendelworm is ook de strooiselworm essentieel. ‘Die gaat op zoek naar blaadjes en neemt die als plantenvoeding mee terug de bodem in.’
Onrust doet het belangrijkste deel van zijn onderzoek in het grasland, bij boeren. ‘Als je in dat boerenland puur naar de aantallen kijkt, dan denk je: het zit wel snor met de regenwormen’, zegt hij. ‘Maar als je let op welke soorten er voorkomen, dan krijg je een ander beeld. Je vindt namelijk vooral bodemwormen. Juist strooiselwormen en pendelwormen kom je nauwelijks tegen.’
Dat deze wormen verdwijnen, komt door bemesting van de bodem. ‘De boeren van tegenwoordig nemen eigenlijk de rol van de wormen over door te ploegen en kunstmest te gebruiken. En daar houden de wormen niet van.’
Maar hoe het in Nederland precies met de wormen gaat en welk type grond nou het beste voor ze is, dat weten we helemaal niet, vertelt Onrust. ‘En dat is raar, juist omdat wormen zulke ontzettend nuttige beestjes zijn.’
Succes
Het was voor hem aanleiding om de Nationale Wormentelling op te zetten, die twee weken geleden plaatsvond. Samen met CurioUs, een initiatief van Forum Groningen, Science LinX en de Aletta Jacobs School of Public Health, vroeg hij mensen om in hun eigen tuin een schop in de grond te steken en de aarde uit te pluizen. Deelnemers moesten de gevonden wormen niet alleen tellen, maar ook een korte vragenlijst invullen over de zoekplaats.
Het was een doorslaand succes, zegt hij. Ruim zeshonderd deelnemers door het hele land deden mee. Er kwamen zelfs metingen binnen uit plaatsen als Maastricht, Amsterdam en Doetinchem. ‘Dat had ik zeker niet verwacht’, zegt Onrust. ‘We hebben ons in de eerste plaats gericht op het noorden van het land.’
Ik heb misschien wel onderschat hoeveel werk dit zal zijn
Met de resultaten van de telling kunnen onderzoekers hopelijk iets zeggen over waar de pendelworm het vaakste voorkomt. ‘In wat voor omgeving of type bodem, onder welke planten en dergelijke. Uiteindelijk kunnen we dat gebruiken om plekken waar nu geen wormen voorkomen te verbeteren. Zo kunnen we het zoveel mogelijk wormen naar hun zin maken.’
Sowieso kunnen mensen makkelijk meer voor de worm doen, zegt Onrust. ‘In je eigen tuin, bijvoorbeeld. Afgevallen blaadjes kun je het beste op de bodem laten liggen, want daar houden de wormen van. En tegels uit je tuin halen helpt ook.’
Foto’s
Na de tellingen en media-aandacht van het wormenweekend is het aan Onrust zelf om – met de hand – alle wormenfoto’s te bekijken en de tellingen te controleren. ‘Ik ben lichtelijk verslaafd aan data, dus het begint mij nu al te kriebelen om de foto’s te gaan bekijken. Al heb ik misschien wel onderschat hoeveel werk dit zal zijn’, zegt hij. ‘Misschien heb ik wat hulp nodig. Maar het is een mooie taak om bij slecht weer lekker binnen wat foto’s te bekijken. En ik hoop natuurlijk we deze actie vaker kunnen organiseren, zodat we ook de verschillen tussen jaren zien.’
In het weiland bij het Naardermeer heeft een worm genoeg van het papiertje waar Onrust hem op plaatste, en probeert te ontsnappen. Onrust zet hem behendig terug, terwijl hij een torretje aan de kant legt. ‘Je moet wel snel zijn bij zo’n telling. Want vooral die pendelworm en de strooiselworm zijn hele drukke beestjes.’
Na een foto van het tabelletje – zodat Onrust later terug kan zien welke wormen er gevonden zijn – gaat de aarde terug het gat in. ‘En de wormen mogen er bovenop. Ze houden helemaal niet van zonlicht, dus die kruipen snel weer terug de bodem in.’