In kan me niet anders herinneren dan dat er wordt geklaagd over de kwaliteit van hoorcolleges. De klachten zijn daarbij al jarenlang hetzelfde: over eindeloze series slides, met een overdaad aan informatie, die er plichtmatig door gejaagd wordt, over het studieboek dat zo’n beetje integraal wordt voorgelezen, de monotone stem van de docent die zelf niet geïnteresseerd lijkt in zijn onderwerp of juist blijft hangen in zijn stokpaardjes, of over de besmettelijke desinteresse van de medestudenten, die met elkaar of – tegenwoordig – met hun mobiel in de weer zijn.
Ook in de UK mochten enkele klagers zich onlangs omstandig afvragen waarom je in Godsnaam toch naar een hoorcollege zou gaan. Tja, waarom eigenlijk. Zij gingen trouwens meestal wel, maar het was meer een straf dan een zegen. En dom ook, want er werd berekend dat je door niet te gaan, maar liefst 600 procent tijd kon besparen. Door niet te gaan krijg je er zo’n beetje een second life bij, daar kwam het op neer.
Een van de klagers bleek vijfdejaarsstudent en zit dus al ruim in blessuretijd. Komt dat dan omdat hij te vaak naar college is gegaan? Je zou het denken.
Ik geef toe, ik heb mij als student tijdens colleges ook regelmatig verveeld. Sommige docenten wisten je slechts van één ding te overtuigen: wegblijven. Aan alle studenten die zich in de loop der jaren mogelijkerwijs bij mij verveeld hebben, durf ik niet eens te denken.
Toch denk ik dat al het geklaag een karikaturaal beeld schetst van het hoorcollege. Tegenover de stamelaars staan heel wat docenten die goed lesgeven en die er alles aan doen om een interessant verhaal te vertellen, omdat ze van hun vak houden en vast ook omdat ze een beetje ijdel zijn.
Terugkijkend op mijn eigen studie bewaar ik goede herinneringen aan inspirerende docenten, die er in slaagden iets van een academisch zelfbewustzijn bij hun gehoor te bewerkstelligen. Daar hadden ze, op het oog heel saai, zelden de toeters en bellen van Powerpoint, Prezi of Youtube voor nodig. Het was er allemaal nog niet; een doortimmerd betoog was voldoende.
Soms vrees ik echter dat de universiteit het geklaag over het hoorcollege zelf aanwakkert. Niet zelden wordt het als een gemankeerde onderwijsvorm voorgesteld (we moeten wel omdat er zoveel studenten zijn). Liever zou de RUG onderwijs in kleine werkgroepjes aanbieden (daar heb ik nou slechte herinneringen aan). Onder druk van televisiegenieke professoren en TED-talks wordt bovendien gesuggereerd dat een college pas geslaagd is als het spektakel biedt.
Maar laten we ons zelf niet gek maken: TED-talks verhouden zich tot hoorcolleges als, pak hem beet, porno tot de huis-tuin-en-keukenseks die je in het echte leven hebt. Alles in porno is strakker, harder, groter en geiler, dan in het echtelijk bed, maar veel langer dan tien minuten houd je het er niet mee uit. Met je eigen lief is seks vaak een kwestie van eindeloos aanmodderen en toch houd je van haar. Zoals porno niets met ‘houden van’ te maken heeft, maar met geilheid, zo hebben TED-talks niets met onderwijzen te maken, maar met ijdelheid, wat niet zelden een vorm van geilheid is trouwens.
En dan, hoe spectaculair wil je het hebben?
In de NRC las ik onlangs een opvallend berichtje met de kop: ‘Instructeur Al-Qaeda blaast per ongeluk zelfmoordrekruten op.’ In het stukje lezen we dat de instructeur zijn klas de fijne kneepjes van het maken van autobommen en bomgordels had proberen uit te leggen. Je ziet hem gewichtig doen met zijn explosieve materiaal, indruk makend op zijn leergierige klasje, maar kennelijk stonden de bommen iets te scherp afgesteld en daar explodeerde het hele zootje.
Kijk, zo’n les vergeet je natuurlijk nooit weer, als je het overleeft tenminste, maar dan denk ik, geef mij maar gewoon een hoorcollege.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie
Foto Reyer Boxem