‘Het leven heeft echt wel zin’, kopte de NRC onlangs in een krantenberichtje en we moesten dit maar als goed nieuws opvatten. Dat stond er tenminste bij: Goed nieuws.
Het bericht stond op de wetenschapspagina en betrof een kort verslagje van een onderzoek dat in het blad American Psychologist was gepubliceerd. Ik heb het artikel er maar even bij gezocht, want je weet niet altijd wat ze er bij de krant van maken.
In het onderzoek werd mensen gevraagd of zij vonden dat het leven zin had: 84 tot 95 procent vond van wel (wetenschap hoeft niet moeilijk te zijn). Zelfs alcoholisten en drugsverslaafden zijn die mening toegedaan, schrijven de auteurs en kennelijk moesten wij ons daar over verbazen, maar ik keek er niet van op. Als er iemand een doel heeft in zijn leven, is het wel de alcoholist of verslaafde (terwijl ik dit schrijf, dwalen mijn gedachten onwillekeurig af naar de wijn die ik vanavond naar binnen mag gieten, maar dit terzijde).
De auteurs hadden verschillende condities bedacht waarmee ze het gevoel van betekenis konden manipuleren. Zo rapporteerden mensen die voorafgaand aan de vraag naar de zin van het leven foto’s hadden gezien die geordend waren naar de seizoenen, meer zin dan mensen die een ongeordend zootje foto’s hadden bekeken. Ik heb ongeveer hetzelfde met foto’s van naakte meisjes; een partij zin dat ik dan krijg. Mijn advies is dan ook: doe het niet op je werk (maar dit eveneens terzijde).
Verder bleken opgewekte mensen het leven betekenisvoller te vinden dan hun treurige soortgenoten. Kortom, mensen vinden dat het leven zin heeft.
Nu weet ik niet of u al van uw stoel bent gevallen, maar als u weer even gaat zitten, dan neem ik u mee naar 1990. Toen publiceerde psycholoog en filosoof Jaap van Heerden een kort essay met de opgewekte titel: Wees blij dat het leven geen zin heeft. De auteur heeft net iets meer dan drie pagina’s nodig om zijn stelling toe te lichten (zonder dat er een vragenlijstonderzoek of stapeltje foto’s aan te pas komt).
Hij laat zien dat zijn stelling niet alleen een existentiële waarheid als een koe is, maar dat het ook wel erg droevig met ons gesteld zou zijn als het leven wel zin zou hebben. Ten eerste, zegt hij, is er onder de naam van zingeving (godsdienst en ideologie) al heel wat leed berokkend, oorlog gevoerd en terreur uitgeoefend. Ten tweede denken mensen dat we zonder zin immorele wezens zouden worden, maar Van Heerden weerspreekt dat en vindt dat we er juist het beste van moeten maken als het leven geen zin heeft: we krijgen immers maar een keer de kans.
Ik vind het eerlijk gezegd niet zulke sterke argumenten. Gelukkig maakt hij dat goed met zijn derde, want, zegt hij, zou het leven wel zin hebben, dan zouden de gevolgen niet te overzien zijn. Omdat we nu eenmaal inconsequente, onvoorspelbare wezens zijn, zou de zin van het leven als een doem over ons hangen. Elke stap zou een afwijking kunnen zijn en dat zou ons totaal verlammen. Het leven zou, zo meent Van Heerden, volledig tot stilstand komen, bang als we zijn om van rechte pad af te dwalen. Juist omdat het leven geen zin heeft, liggen alle wegen open. ‘If you don’t know where you’re going, any road will take you there’, zong ex-Beatle George Harrison kort voor zijn dood in een mooi liedje en ingewikkelder is het niet.
Dat het leven geen zin heeft, dat lijkt mij het goede nieuws.
Het zal me benieuwen of er ooit een psycholoog op het idee komt om aan mensen te vragen of ze het ook voor mogelijk houden dat psychologie zin heeft. Eerlijk gezegd houd ik mijn hart vast voor het antwoord.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie
Foto Reyer Boxem