Van alle mensen die bij de huisarts komen, heeft zestien procent onbegrepen klachten. Van Beilen: ‘Dat betekent: hun symptomen voldoen niet aan de criteria om een bekende medischediagnose te kunnen stellen. Die klachten kunnen van alles zijn: hoofdpijn, buikpijn, problemen met de stoelgang, epilepsie, een verstoring in het gezichtsveld, of mensen met continue trillende handen of juist gedeeltelijke verlamming.’
Als het niet vanzelf over gaat, verwijst de huisarts zo iemand door naar een specialist. Vaak komt die er dan na allerlei onderzoeken achter wat er aan de hand is, maar soms valt er gewoon niks te vinden. ‘Elke afdeling heeft zulke patiënten, die artsen zitten vaak met hun handen in het haar. En dan komt altijd de vraag, is het misschien psychosomatisch?
Van Beilen: ‘Dat is een feitelijk een uitstekende term, het geeft de verbinding tussen geest en lichaam weer. Maar als je dat zegt, voelen sommige patiënten zich onbegrepen. Alsof je zegt: het is psychisch en dus je eigen schuld. Dat is natuurlijk onzin. Onze hersenen bestaan ook gewoon uit weefsel, met zenuwcellen, verbindingen, reacties, neurotransmitters. Het zijn cellen die op een ingewikkelde manier met elkaar samenwerken en zo je hele lichaam besturen. Als daar een stukje niet goed meer werkt, dan is dat net zo fysiek als een gebroken been. Maar “tussen de oren”, blijft een gevoelige term, daarom heet het officieel Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK).’
De mensen die het treft kun je grofweg in drie groepen verdelen, aldus Van Beilen. Een groep mensen met jeugdtrauma’s zoals incest. Een andere groep zijn mensen die gedurende langere tijd dagelijks veel stress hebben ervaren. Bij de derde groep is er geen bekende aanleiding.
Het lijkt erop dat mannen vooral bij de afdeling neurologie terechtkomen, en vrouwen bij psychiatrie. Of daar een verwijsbias bij huisartsen aan ten grondslag ligt is onduidelijk.
Dure patiënten
Van Beilen onderzoekt een speciale subgroep: mensen met onverklaarbare verlammingsverschijnselen aan hun hand of arm. ‘Dat is vooral een praktische keuze, want we doen MRI-onderzoek en daar moet je heel stil voor liggen, dus dat komt goed uit.’
Het is belangrijk om erachter te komen wat deze mensen mankeert. Los van het persoonlijke leed, zijn het heel dure patiënten. Ze hebben vaak veel hulp nodig, bijvoorbeeld met aankleden, koken, of als ze hun been niet meer kunnen bewegen, zitten ze zelfs in een rolstoel. Meestal kunnen ze hun werk niet meer doen.’
Van Beilen is er van overtuigd dat het merendeel van deze mensen niet simuleert, maar dat er echt iets anders is gaan werken/functioneren in hun hersenen. ‘Het probleem is natuurlijk dat er wel degelijk ook ‘veinzers’ zijn. Die doen het opzettelijk en bewust, soms uit psychische nood, soms voor financieel gewin, een WAO-uitkering bijvoorbeeld. Dat onderscheid kun je op basis van de symptomen niet maken. Dat kleine groepje verpest het voor de rest.’
Neurologen kunnen met neurologisch onderzoek dus wel de neurologische aandoeningen van de solk klachten scheiden, maar Solk klachten van simulatie scheiden is heel moeilijk. Van Beilen vertelt dat neurologen wel trucjes hebben om de simulanten er uit te halen. ‘Nee, daar kan ik geen voorbeeld van geven, dan krijg ik boze neurologen op mijn dak. We willen mensen niet op ideeën brengen.’
Nabootsen
Van Beilen onderzocht de hersenactiviteit van 14 patiënten met verlammingsverschijnselen met fMRI-scans. Die patiënten kregen de vraag of ze hun hand wilden bewegen. Een controlegroep werd gevraagd om opzettelijk een verlamming in de hand na te bootsen. ‘Die gaven daar allemaal eigen invulling aan, sommigen deden alsof ze nog een beetje konden bewegen, anderen helemaal niet. Zo vergelijk je dus patiënten met mensen die opzettelijk verlammingsklachten voorwenden.’
Ze vond bij de patiënten een duidelijk verschil in hersenactiviteit in twee gebieden. ‘Een van die gebieden houdt zich bezig met het voorbereiden van bewegingen in de 3D- ruimte, in dat gebied zie je bij patiënten minder activiteit. Het andere gebied waar je verschil ziet is de precuneus, een gebiedje dat rechtsachter in de slaapkwab ligt. Het is betrokken bij het geheugen voor het persoonlijke leven en zelfreflectie, en het heeft daarom wellicht ook iets te maken heeft met de wisselwerking tussen lichaam, geest en stress.’
Nieuwe techniek
Een stukje hersenen werkt dus niet zoals het zou moeten, daarmee wordt het tastbaar, er is echt iets aan de hand bij die patiënten. Maar wat gaat er dan precies mis? Om dat te onderzoeken behandelt Van Beilen de patiënten met een vrij nieuwe techniek – rTMS – waarbij vrij lokaal een bepaald hersengebied kan worden geremd of gestimuleerd. Het gaat met een klein apparaatje dat tegen de schedel wordt geplaatst en magneetvelden uitstraalt van een bepaalde sterkte. Van Beilen kijkt speciaal naar het hersengebied dat betrokken is bij het bewegen van de duim, dat is vrij groot en ligt mooi aan de oppervlakte, dus dat kunnen we goed lokaliseren.
Uit Duits onderzoek blijkt dat bij een bepaalde sterkte van het magneetveld de duim opeens gaat bewegen. Dat ging om een experiment waarbij vier patiënten gedurende tien dagen elke dag behandeld werden. En dat bleek te werken!
Dat is geweldig voor die patiënten natuurlijk, maar Van Beilen wil het mechanisme achter dit soort klachten ontrafelen. ‘Misschien komt het doordat mensen zelf zien en voelen dat hun duim beweegt, en daardoor leren dat ze het kennelijk wel kunnen. Alsof de hersenen de besturing kwijt waren, en zo weer konden terugvinden. Dan is dus vooral de feedback van de zintuigen belangrijk.’
Duimgrens
Om die hypothese te testen, behandelde Van Beilen haar patiënten met een minder sterk magneetveld, dat net onder de ‘duimgrens’ lag. Ook zonder visuele feedback naar de hersenen blijkt de activiteit in dat gebied hoger te zijn. En als bij die patiënten daarna de kracht in de hand werd gemeten met een knijpapparaat, bleek er een toename van 20 procent. Dat is een duidelijke objectieve verbetering, maar het gekke is: zo voelden de patiënten het zelf niet. Hun subjectieve beleving was nog precies hetzelfde.
Het echte probleem is dus kennelijk niet de kracht van de hand maar de ervaring dat je je hand kan gebruiken. Van Beilen: ‘Dat noemen we self agency: dat je het gevoel hebt dat je het zelf doet. Misschien moet je dit dus zien als ervaringsprobleem. Mensen kunnen die toegenomen kracht niet bewust inzetten. Dus nu zoeken we verder naar de hersengebieden die juist iets met die self agency te maken hebben.’ We willen begrijpen waarom mensen de eigen controle over hun lichaam kwijtraken.
26 maart 2013