Bijna twee maanden weet ze dat ze de nieuwe huisdichter van de universiteit wordt, zonder dat ze het mag rondbazuinen. Dat is een ware beproeving voor Jephta de Visser. ‘Ik ben een echte flapuit. Al mijn vrienden en vriendinnen weten dat ik heb gesolliciteerd en vragen nu steeds of ik al iets heb gehoord. Dan mompel ik maar: eh, nou nee, eh… Alleen mijn ouders weten het nu en die reageerden vet enthousiast.’
Ze komt uit een echte dichtersfamilie en woonde tot haar vijftiende op een boerderij in het Friese Warten, tot haar familie naar Goutum, bij Leeuwarden, verhuisde. ‘Mijn familie van vaderskant houdt erg van dichten, en nu ik huisdichter word, beweert mijn moeder dat het ook in haar familie zit, maar dat is nieuw voor mij…’
Met gepaste trots toont ze de bundel Weeromreis met de verzamelde gedichten van haar beppe, postuum uitgegeven door haar vader en tantes. Ook haar vader dicht regelmatig. Hij is afgestudeerd filosoof, was jarenlang boer en is nu PvdA-gemeenteraadslid in Leeuwarden. ‘We lazen elkaars werk. Mijn vader legde ’s avonds gedichten op mijn kussen en ik weer op het zijne. De volgende dag vertelde hij dan wat hij er van vond en kreeg ik tips. Dat was heel stimulerend.’
Ene prijs na de andere
Op haar middelbare school, het Piter Jelles !mpulse in Leeuwarden, voelde Jephta zich als een vis in het water. ‘Het was een kleine, creatieve school met enthousiaste leraren, die ons intensief begeleidden. We kregen er dichtworkshops en lazen elkaars gedichten.’
Al op haar veertiende stond ze in de finale van Doe Maar Dicht Maar, een jaar later viel ze in de prijzen bij de Slauerhoff Poëzieprijs, en op haar zeventiende won ze de eerste prijs voor 15-18-jarigen op Doe Maar Dicht Maar en mocht ze optreden op het festival Dichters in de Prinsentuin. ‘Dat optreden moest ik afzeggen, omdat ik die zomer in Frankrijk ging werken. Heel jammer. Want misschien was dat een nieuwe impuls geweest.’
Na haar vroege succes viel ze stil en schreef bijna vier jaar nauwelijks nog gedichten – ‘mijn sabbatical’, grapt ze. Ze ging Frans studeren en stapte na een jaar over naar kunstgeschiedenis. ‘Als student lees en schrijf je al veel. Na de studie deed ik dan liever andere dingen dan dichten, zoals sporten.’ Maar, erkent ze, na Doe Maar Dicht Maar ontbrak ook een stimulans. ‘Ik vind het heel leuk om te spelen met taal en mezelf uit te dagen, maar ik wil ook het gevoel hebben dat iemand mijn gedichten leest en waardeert. Een competitie is dan een stok achter de deur.’
‘Dit duwtje had ik nodig’
Bij toeval kwam ze erachter dat de universiteit ieder jaar een huisdichter aanstelt: ‘Ik sprak een vriendin die bij boekhandel Van der Velde werkt en maakte een geintje: “Ik word later stadsdichter.” Een van haar collega’s tipte me toen over het huisdichterschap.’
Bijna had ze de oproep voor een nieuwe huisdichter gemist. Een week voor de deadline zag ze een poster in het Harmoniegebouw en ging razendsnel aan het werk. Vijf nieuwe gedichten leverde ze op de valreep in: ‘Dit duwtje had ik net nodig.’
Haar plannen als huisdichter? Die heeft Jephta duidelijk voor ogen. Op de eerste plaats wil ze weer veel meer gaan schrijven, poëzie maar ook een eigen blog. Ten tweede wil ze graag contact met andere Groningse dichters, veel werk van anderen horen en zelf feedback krijgen. En verder hoopt ze dat de lezers van haar gedichten zullen genieten en dat ze hen kan verrassen met nieuwe inzichten en perspectieven. Want dat is volgens haar toch de kracht van poëzie. ‘Neem het overbekende gedicht van Tjitske Jansen “De stad is nog stil/ Tegen elkaar en een muur/slapen twee fietsen.” Door de manier waarop ze dit formuleert, kijk je ineens heel anders aan tegen fietsen in de stad.’
Winnende gedicht
In haar winnende gedicht over de universiteit beschrijft ze zelf heel beeldend het contrast tussen een lome start in de collegebanken op een maandagmorgen en de rijkdom aan nieuwe kennis die bijna net zo overweldigend is als de eerste filmvertoning van de gebroeders Lumière. Het zijn beelden die beklijven.
Jephta de Visser is er helemaal klaar voor. Ze heeft deze zomer een mooi reservoir van gedichten aangelegd en mijmert al over een project waarin muziek, theater en poëzie samenkomen, plus ter afsluiting van het huisdichterschap een bundel met mooie illustraties of misschien wel eigen tekeningen. Ideeën te over. Nu nog even wachten tot ze het eindelijk mag uitschreeuwen: ‘Ik ben universiteitsdichter!’
‘En’, vraagt ze als het gesprek erop zit. ‘Ga je nu een stuk maken in de trant van: het raam in haar studentenkamer staat open, Jephta de Visser zet koffie, in haar bescheiden boekenkast staan…’