Zo houden wetenschappers de moed erin
Eerste rang bij de vernietiging
Toen biologen Petra de Goeij en haar man Theunis Piersma twintig jaar geleden naar Friesland verhuisden, waar hij vandaan komt, lagen ze vaak in de velden rond hun huis te kijken hoe de leeuweriken zingend door de lucht dansten. Maar die tijd is voorbij.
Die velden, ooit vol bloemen en dierenleven, zag De Goeij veranderen in groene, agrarische woestijnen. ‘Het werd heel eng. Zo enorm donker, leeg en stil.’ Wetenschappers als De Goeij moeten toekijken hoe de natuur waar ze zo van houden, wegkwijnt. Hun onderzoek is een pijnlijke herinnering aan wat er om hen heen gebeurt.
Doodgemaaid
Jarenlang bestudeerde De Goeij de grutto’s terwijl ze hun nesten bouwden in de Friese weilanden en hun kuikens grootbrachten. Elke lente was ze blij wanneer ze de vogels terug zag komen uit Afrika. Maar haar onderzoek werd al snel deprimerend. Elk jaar overleefden er minder kuikens, vooral door moderne landbouwpraktijken.
Ik denk niet dat wij zo flexibel zijn als de vogels
Boeren krijgen overheidssubsidie als ze hun land niet voor juni maaien, om de vogelnesten te beschermen. Maar vaak gaan ze daarna zo snel mogelijk met hun machines het land op en omdat de kuikens dan nog niet kunnen vliegen, worden ze alsnog doodgemaaid. Een ander deel verhongert omdat er te weinig insecten zijn.
De Goeij werkte in haar vrije tijd samen met landbouworganisaties, milieuorganisaties, politieke partijen en individuele boeren om voor elkaar te krijgen dat er later wordt gemaaid. Sommige agrariërs werkten mee, maar de meesten niet. ‘Ze hadden de nesten beschermd en verder kon het ze niets schelen.’
Al snel maakte de situatie haar depressief. Elke lente keek ze toe hoe de weilanden gemaaid werden. Dan voelde ze zich wanhopig, omdat ze wist dat het leven van het land werd gerukt.
Veel zorgen
Ze is niet de enige onderzoeker die worstelt met dit soort gevoelens. ‘In onze gemeenschap leven enorm veel zorgen om de toekomst’, zegt Theunis Piersma, een internationaal gerenommeerd trekvogelecoloog.
Zelf is hij dan wel een optimist, maar ook hij knijpt hem. ‘We hebben te maken met verliezen, verliezen en nog meer verliezen.’ Hij ziet hoe het bergafwaarts gaat met veel vogelsoorten, maar toch schat hij hun overlevingskansen hoger in dan die van onszelf. ‘Ik denk niet dat wij zo flexibel zijn als de vogels.’
Na jaren van vechten en artikelen publiceren, kon De Goeij niet meer. Ze verschoof haar onderzoek naar een hoopvoller onderwerp: de lepelaars op de Waddeneilanden, die veelal in natuurreservaten wonen en minder gevaar lopen. Maar ze vindt het nog altijd lastig om thuis te komen in het leefgebied van de grutto. ‘Nog voor ik arriveer, ben ik al verdrietig.’
Thuis probeert ze niet na te denken over wat er om haar dorp gebeurt. ‘Ik kan niet leven met het idee dat het platteland verwoest wordt.’ Ze heeft overwogen om te verhuizen, zegt ze. ‘Maar waar zie je de achteruitgang van de natuur niet?’
Dunner ijs
Nergens wordt dit duidelijker dan in het poolgebied. ‘Klimaatverandering slaat daar nog harder toen dan hier’, zegt poolonderzoeker Maarten Loonen, die al dertig jaar elke zomer op Spitsbergen doorbrengt. ‘Wat dat betreft is het gebied de kanarie in de kolenmijn.’
Je kunt in elk geval zeggen dat je geprobeerd hebt iets te doen
De natuur is er nog altijd prachtig, vertelt hij, met ijsbeersokken aan in zijn kantoor, waar een walrushoofd van papier-maché aan de muur hangt. ‘Maar er is veel veranderd.’
Sinds hij voor het eerst naar Spitsbergen kwam, is het ijs veel dunner geworden. Naarmate hun leefgebied kleiner wordt, duiken er meer ijsberen op in het grasland. En elk jaar kan hij een nieuwe plek bereiken per boot omdat het ijs zich daar teruggetrokken heeft.
Kleinkinderen
Hij heeft zich erbij neergelegd, maar het grijpt hem nog steeds aan als hij nadenkt over wat dit betekent voor zijn dierbaren ‘zoals onze kleinkinderen.’ De zeespiegel stijgt en dat leidt tot enorme schade, massamigratie en een strijd om de hoger gelegen grond. Daar moeten nieuwe generaties mee zien te dealen.
‘Ik weet nog dat ik mijn vader vroeg wat hij tijdens de oorlog wist wat er met de Joden gebeurde. Hij zei: “Ik wist het niet.”’ Maar dat excuus hebben wij niet, vindt Loonen. ‘Je kunt de wereld in je eentje niet veranderen, maar je kunt je wel voorbereiden op de vragen van je kleinkinderen, zodat je in elk geval kunt zeggen dat je iets hebt geprobeerd.’
Frustratie
Loonen produceert nog altijd onderzoekartikelen, maar dat is niet voldoende, vindt hij. Die brengen het verhaal over klimaatverandering niet over. ‘Daarover ben ik wat teleurgesteld’, zegt hij.
Veel onderzoekers voelen die frustratie dat ze hun kennis tevergeefs via de wetenschap proberen te delen. ‘Veel wetenschap wordt op dit moment gewoon ontkend, op een hele vreemde en agressieve manier’, zegt Frits Steenhuisen, die bij het Arctisch Centrum onderzoek doet naar de wereldwijde uitstoot van kwik. ‘Het is niet eens zo dat mensen sceptisch zijn, maar ze krijgen informatie gevoerd die vaak niet klopt.’ En, zegt hij, het is voor hen lastig om te beoordelen wat wel en niet waar is.
Het enige wat je kunt doen om niet gek te worden, is rustig doorwerken
In het verleden werd de wetenschap serieus genomen. Toen het gat in de ozonlaag werd ontdekt, werkten landen samen om het probleem aan te pakken, zelfs met de Koude Oorlog op de achtergrond. Nu worden overal vraagtekens bij gezet en maakt de invloed van politieke groeperingen en lobbyisten met financiële belangen het lastiger om oplossingen te implementeren. En dat vindt Steenhuisen erg om te zien.
Maria van Leeuwe, die microalgen in het zuidpoolgebied bestudeert, herkent dit uit de tijd dat ze voor milieuorganisaties werkte. ‘Ik ben geïnteresseerd in de natuur. Nu moeten mensen nadenken over de economie en zo, en dat trok ik niet.’ Ze keerde terug naar de universiteit en is veel gelukkiger nu ze weer gewoon onderzoek kan doen.
Actie ondernemen
Geen van de wetenschappers had aan het begin van hun carrière verwacht dat de klimaatverandering zo snel zou gaan en zo veel impact zou hebben. Van Leeuwe wilde destijds antwoorden vinden op basale vragen, zoals: hoe werken dingen? Hoe gaat het met de natuur? ‘Klimaatverandering was nog niet zo’n issue.’
Steenhuisen herinnert zich toen hij in de jaren 90 naar de RUG kwam dat hij dacht dat het niet zo’n vaart zou lopen met het klimaat. Nu leest hij het ene slechte rapport na het andere, maar stoppen met zijn onderzoek vindt hij geen optie. ‘Het enige wat je kunt doen om niet gek te worden, is rustig doorwerken en zo een klein beetje te helpen om de zaken de goede kant op te duwen.’
Maar hoe doe je dat?
Loonen probeert zoveel mogelijk tijd te besteden aan het verkondigen van zijn verhaal. Hij maakt video’s in het noordpoolgebied, geeft college aan de universiteit en geeft voor het algemene publiek lezingen over klimaatverandering in begrijpelijke, menselijke termen. Door zulke dingen te doen, houdt hij fatalisme op afstand. ‘Het is uniek dat je de mogelijkheid hebt om mensen te inspireren’, zegt hij.
Piersma heeft samen met andere RUG-onderzoekers BirdEyes opgezet, een onderzoekscentrum dat wil inspireren en informeren door verhalen over onze wereld te vertellen vanuit het perspectief van vogels. ‘Zij lijken veel sneller en slimmer in het oplossen van hun problemen dan wij, en we kunnen zoveel van hen leren.’
Doordat ze met gelijkgestemde wetenschappers samenwerken, kunnen ze beter omgaan met de negatieve aspecten van hun onderzoek en als instituut bovendien hoop kweken, vertelt hij. Maar het is voor Piersma ook een persoonlijke missie om optimistisch te blijven. Dat is een mindset waar hij bewust aan werkt, door na te denken over dingen, inspiratie in de natuur te zoeken en zich te richten op positieve verhalen. ‘Er zijn altijd sprankjes hoop.’
Nieuwsgierigheid
Ook Van Leeuwe houdt haar positiviteit vast door vast te houden aan het idee dat veel mensen wel degelijk goed willen doen. Haar wetenschappelijke nieuwsgierigheid blijft haar motiveren.
Het is belangrijk om door te gaan met onderzoek, zegt ze. ‘Als er geen klimaatwetenschap zou zijn, als we er nu allemaal mee op zouden houden omdat we geen stem hebben en het geen nut heeft, zou dat ook niet werken. We moeten doorgaan.’ En hoewel er zoveel mooie dingen om ons heen verdwijnen, houdt ze zichzelf voor: ‘Wat er ook met ons gebeurt, de natuur blijft voortbestaan.’