Schaatscrack traint personeelsclub
Door de knieën voor Margot Boer
Kardinge, maandag tegen de avond. Op het kunstijs zoeven, schuiven en ploeteren mensen in gele hesjes, blauwe shirtjes of rode jassen. Een enkeling in spijkerbroek, de meesten strak in schaatspak. Heup naar binnen, afzetten op het juiste moment, druk op de bovenbenen. En nog een rondje.
De trainers pik je er zo uit; die schaatsen beter. Logisch, anders gaven ze geen les. Maar de vrouw in het zwart-blauw met de brede hoofdband, die daar tussen zes groene pakken schaatst, die heeft een wel heel soepele slag.
Het is sprintkampioen Margot Boer. Ze won tweemaal olympisch brons en nog eens 66 medailles op NK’s en WK’s, waarvan 19 gouden. En zij traint de schaatsclub van de personeelsvereniging van de RUG.
Margot Boer-effect
Met innemende glimlach en zachte stem spreekt ze haar leerlingen langs de zijkant van de baan toe. Ze vraagt hoe haar vorige aanwijzingen bevielen en doet af en toe een beweging voor. Keurig luisteren ze en geven de juf antwoord. Vervolgens stuurt ze hen de baan weer op: ‘Twee keer 600 meter, op 90 procent. Dus lekker doorrijden.’ Gehoorzaam gaan ze ervandoor. Als schooljongens, haast.
Er is een soort Margot Boer-effect, zegt Teye Marra, Kras-voorzitter en universitair docent. Sinds zij er is, zijn er meer Krassers op de baan, grijnst hij. ‘Het is ook fantastisch, natuurlijk, dat zij ons les geeft.’
Sinds Margot er is, zijn er meer Krassers op de baan
‘Ja’, zegt Kras-lid en letterenprofessor Wander Lowie. ‘Je merkt gewoon dat zij zoveel ervaring heeft met waar het om gaat: de techniek. De beweging is heel complex, dus als je van alles tegelijk gaat doen, dan wordt het hem niet. Maar zij weet precies die dingen naar boven te halen waardoor de rest vanzelf beter gaat.’
Techniek
Lowie laat zien wat hij net van Boer geleerd heeft. Hij kantelt zijn heup en buigt zijn knieën. ‘Als je de heup erin zet en je timing is goed, gaat de rest ook vanzelf goed. Dat probeert ze te forceren door ons een tempo te laten rijden met de armen op de rug. Dan kun je niet meer compenseren met je armen, dan móet je wel. Daarna reden we nog een rondje met de armen los, maar dan voel je gewoon dat het geholpen heeft.’
‘Ik richt me op de techniek’, beaamt Boer. ‘De valbeweging, hoe je de bochten ingaat; kleine aandachtspunten waardoor ze efficiënter kunnen rijden.’ Soms blijft ze aan de kant, maar meestal rijdt ze mee. ‘Dan kan ik het beter zien.’ Degene vlak voor haar gaat dan wel wat extra zijn best doen, merkt ze, ‘maar ik kijk ook naar voren, en dat hebben ze niet door’, lacht ze.
Lachen doet ze vaak. Vrijwel constant eigenlijk. ‘Ja, ik vind het ook mooi. Waarom zou ik boos worden? Het is mijn enthousiasme, denk ik. Mijn passie voor de sport.’
Marathonschaatsen
Naast de maandagtraining van Boer, krijgt Kras op donderdag les van Arjan Elferink. Hij is lang niet zo’n hot shot als zijn collega, maar deze winter werd hij toch maar mooi wereldkampioen marathonschaatsen voor 45-plussers. Ook geen groentje dus. ‘Da’s ook perfect’, benadrukt Lowie. ‘Die zit meer op duurwerk.’
‘Ik ben wel jaloers op jullie, hoor’, zegt Harrianne ter Meer. Ze zit in de ‘talentengroep’, die bestaat uit schaatsers die minder snel gaan dan de A-rijders. Deze groep krijgt les van ‘gewone’ trainers met een bescheidener achtergrond, zoals Stoffel van Dieten en Dirk Keekstra.
Ik heb heel goede schaatsers heel slecht les zien geven
‘Maar een goede schaatser is nog geen goede trainer’, nuanceert Van Dieten. Niet dat Boer en Elferink niet goed zijn, haast hij zich er met handgebaren achteraan te zeggen, ‘maar het zegt niet alles’.
Elferink kan dat wel beamen. ‘Ik heb heel goede schaatsers heel slecht les zien geven. Die misten toch de didactische vaardigheden.’ Naast zijn werk als gymleraar geeft hij sinds vorig seizoen les aan Kras. Eerst twee dagen. ‘Ze zijn toen al enorm vooruit gegaan.’ Maar dit seizoen werd dat te veel, mede vanwege zijn eigen trainingen voor het WK.
Bijzonder
Toevallig kwam Krasser Gerard Sierksma schaatskampioen Boer tegen op een congres. Ze kenden elkaar toen al. ‘Omdat hij prestatiematrixen maakte,’ vertelt Boer, ‘en omdat ik ooit een studie aan de RUG overwoog.’ Ze bleek al les te geven in Kardinge, het uur na Kras, en besloot deze groep erbij te nemen.
Dat is bijzonder, zegt Elferink. Zoveel kampioenen van weleer geven geen training, weet hij. ‘Klopt’, beaamt talentgroeptrainer Keekstra. ‘En als ze het doen, is het aan mensen met meer perspectief, om het zo maar te zeggen.’ Niet aan een groep als Kras dus, met mensen die, nou ja, wat ouder zijn.
Elfstedentocht
‘Ik ben ooit bij Kras begonnen om me beter voor te bereiden op de Elfstedentocht’, verzucht voorzitter Marra. ‘Maar ja…’
Voor wie dat al weinig meer zegt: de Friese Elfstedentocht werd vorige eeuw vijftien keer geschaatst, soms bij temperaturen van min 18. De laatste keer was in 1997, toen de meeste studenten van nu toen nog niet eens geboren waren. Je kunt hem nog wel suppen, fietsen, roeien, zwemmen of wandelen, maar of het ooit nog een schaatstocht wordt?
Doorgaans geven kampioenen les aan mensen met meer perspectief
‘Ja!’ zegt Marra koppig.
Voor de zekerheid gaan ze volgend jaar toch maar naar de Weissensee, net als zes jaar geleden. Daar is de ‘Alternatieve Elfstedentocht’. Geen tocht over vaarten door Friesland, maar zestien rondjes over een flink bergmeer in de Oostenrijkse Alpen. Ook mooi.
Scheuren
Zelfs op dat gebied kunnen de Krassers wat leren van Margot Boer. Zij reed de tocht twee jaar geleden. ‘Het ijs is anders. Er zitten scheuren in, er stuift sneeuw overheen en dan heb je nog de wind.’ Vooral het ontwijken van de scheuren is lastig, een probleem dat je niet hebt op kunstijs. ‘Met je schaatstechniek kun je een heleboel opvangen, maar als die al niet goed is, wordt het een heel zware tocht.’
Elferink, de marathonschaatser, heeft nog een praktische tip: drinken. ‘Elke 25 kilometer een fles sportdrank.’ Alleen aan het eind chocolademelk, want ‘daar gaat je mond enorm van slijmen. En zeker geen alcohol! Dat is funest voor je lichaam’.
Maar dat duurt nog even: tot 19 januari 2021. Eerst dit seizoen afmaken in Kardinge. En dan de zomer doorkomen. ‘Dat is wel een gat’, zegt Lowie. ‘Maar we slaan ons er wel doorheen, het is zo weer oktober’, lacht hij. En dan hopen dat Boer er weer bij is. ‘Dat zou mooi zijn.’